ECLI:NL:RBMNE:2024:6879

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
AWB - 22 _ 5655
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging termijn voor herstel van een besluit in bestuursrechtelijke procedure

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de gelegenheid gesteld om een eerder bestreden besluit te herstellen. De rechtbank had eerder, op 10 oktober 2024, een tussenuitspraak gedaan waarin eiseres, een B.V., werd gevraagd om haar beroepsgrond met betrekking tot de financiële gevolgen van het bestreden besluit aan te vullen. De minister kreeg de kans om binnen vier weken na ontvangst van deze aanvullende stukken het gebrek in het besluit te herstellen. Eiseres diende op 4 november 2024 haar aanvulling in, waarna de minister werd uitgenodigd om hierop te reageren. De termijn voor deze reactie verstreek op 3 december 2024, maar de minister verzocht op 9 december 2024 om een verlenging van twee weken. Eiseres stemde in met deze verlenging. De rechtbank overwoog dat de minister het verzoek om verlenging niet tijdig had ingediend, maar erkende de uitleg van het Uwv dat er meer tijd nodig was voor een gunstige wijzigingsbeslissing. De rechtbank besloot daarom de termijn voor herstel van het besluit te verlengen tot en met 23 december 2024. Verdere beslissingen worden aangehouden tot de einduitspraak in deze zaak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/713-T2
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigden: mr. W.J. de Vries, [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] ),
en

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, minister

(gemachtigde: L. Schreuders).

Inleiding

Bij tussenuitspraak van 10 oktober 2024 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank eiseres in de gelegenheid gesteld om haar beroepsgrond ten aanzien van de financiële gevolgen van het bestreden besluit met stukken aan te vullen. De minister is in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na toezending van deze aanvullende stukken door eiseres het gebrek in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in de tussenuitspraak. Voor het verdere procesverloop verwijst de rechtbank naar die tussenuitspraak.
Eiseres heeft op 4 november 2024 een aanvulling van haar beroepsgrond ingediend bij de rechtbank. Bij brief van 5 november 2024 heeft de rechtbank de minister in de gelegenheid gesteld om hier een reactie op te geven. Daarnaast is de minister in de gelegenheid gesteld om het gebrek te herstellen, zoals benoemd in de tussenuitspraak. De termijn voor het indienen van deze reactie is verstreken op 3 december 2024.
Bij brief van 9 december 2024 heeft het Uwv namens de minister de rechtbank verzocht de in de tussenuitspraak gestelde termijn met twee weken te verlengen.
Eiseres heeft op 9 december 2024 telefonisch contact gehad met de gemachtigde van eiseres over dit verzoek. Gemachtigde heeft verklaard akkoord te zijn met verlenging van de termijn voor de minister.

Wat vindt de rechtbank?

1. De rechtbank stelt vast dat de minister het verzoek om verlenging van de termijn om het gebrek te herstellen niet heeft gedaan binnen de oorspronkelijke termijn die de rechtbank hiervoor heeft gesteld in de tussenuitspraak. Het Uwv heeft namens de minister echter uitleg gegeven waarom deze termijn niet kon worden gehaald. Het Uwv heeft aangegeven dat de minister van plan te is om het standpunt te wijzigen en een voor eiseres gunstig wijzigingsbeslissing te nemen. Daarvoor is meer tijd nodig dan de in de tussenuitspraak bepaalde termijn van vier weken.
2. De rechtbank acht op grond van de door de minister gegeven toelichting daarom in dit geval een verlenging van de termijn gerechtvaardigd. Dit betekent dat de minister tot en met uiterlijk 23 december 2024 in de gelegenheid wordt gesteld om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak van 10 oktober 2024 is overwogen.
3. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt de minister in de gelegenheid om uiterlijk op 23 december 2024 het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in de eerste tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Spee, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.