ECLI:NL:RBMNE:2024:6877

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
C/16/512695 / FO RK 20-1172
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contactherstel en omgangsregeling na beschuldigingen van seksueel misbruik en ouderverstoting

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 december 2024 een beschikking gewezen in een familiekwestie tussen de vader en de moeder van de minderjarige [minderjarige]. De rechtbank heeft eerder op 4 februari 2021 en 23 november 2021 beschikkingen gewezen, waarbij de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige werd uitgesteld in afwachting van advies van de Raad en het verloop van de ondertoezichtstelling. De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige], die bij de moeder woont. De vader heeft verzocht om een zorgregeling vast te stellen, terwijl de moeder dit verzet en een eigen verzoek indient voor een andere regeling.

Tijdens de mondelinge behandeling op 12 november 2024 zijn de standpunten van beide ouders besproken. De moeder beschuldigt de vader van seksueel misbruik, terwijl de vader stelt dat er sprake is van ouderverstoting door de moeder. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de minderjarige te horen, aangezien zij jonger is dan twaalf jaar. De rechtbank heeft besloten om de zorgregeling pro forma aan te houden tot 23 mei 2025, in afwachting van het verloop van de ondertoezichtstelling. De rechtbank heeft geconstateerd dat er geen contactherstel is en dat het gedrag van de minderjarige richting de vader verhardt. De moeder wordt verweten dat zij de minderjarige niet voldoende corrigeert in haar onbeschofte gedrag naar de vader en dat zij niet openstaat voor hulpverlening.

De rechtbank heeft de ouders en de GI verzocht om de rechtbank twee weken voor de pro forma datum te informeren over de stand van zaken. De beslissing is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de ouders en de GI verzocht om de rechtbank te informeren over de voortgang van de zorgregeling en de situatie van de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/512695 / FO RK 20-1172
Gezag en omgang
Beschikking van 13 december 2024
in de zaak van:
[vader],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. P. Wieringa,
tegen
[moeder],
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. E.M. Zeeuw van der Laan.

1.De procedure

1.1.
In deze procedure heeft de rechtbank eerder op 4 februari 2021 en op 23 november 2021 een beschikking gewezen. Voor het verloop van de procedure tot dat moment wordt naar die beschikking verwezen. De rechtbank heeft de beslissing op het verzoek op 4 februari 2021 eerst uitgesteld om advies te vragen aan de Raad en bij beschikking van 23 november 2021 heeft de rechtbank de beslissing uitgesteld in afwachting van het verloop van de ondertoezichtstelling.
1.2.
De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
  • het bericht (met bijlagen) van de GI van 5 mei 2022 over de stand van zaken betreft de omgangsregeling, binnengekomen op 6 mei 2022;
  • diverse berichten van zowel de vader als de moeder over het uitstellen van de pro forma datum en het langer aanhouden van de zaak.
1.3.
Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 12 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder bijgestaan door haar advocaat;
  • [A] en [B] , namens de GI;
  • [C] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
Aan mevrouw [D] , de grootmoeder moederszijde, is bijzondere toegang verleend tot de zitting als toehoorder.
1.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is ook het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden besproken. Dat verzoek is bij de rechtbank bekend onder zaaknummer: C/16/581178 / JE RK 24-1499.
1.5.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de minderjarige [minderjarige] , de dochter van de ouders, in de gelegenheid te stellen om aan de rechter te vertellen wat zij van het verzoek vindt. De rechtbank is daartoe alleen verplicht bij kinderen die twaalf jaar of ouder zijn. Als ze jonger zijn mág de rechtbank dat doen. [1]

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Zij zijn de ouders van
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2015 in [geboorteplaats] . [minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over haar nemen.
2.4.
Bij beschikking van 23 november 2021 heeft de rechtbank een voorlopige zorgregeling bepaald die inhoudt dat in de zes maanden na de beschikking een aantal stappen moeten worden gezet. Het gaat daarbij om de volgende stappen:
  • langere omgang tussen de vader en [minderjarige] onder begeleiding van het Leger des Heils (of een andere professional) bij het Leger des Heils (of op een andere locatie);
  • omgang tussen de vader en [minderjarige] bij de vader thuis, onder begeleiding van het Leger des Heils (of een andere professional);
  • omgang tussen de vader en [minderjarige] bij de vader thuis waarbij de omgang enkel onder begeleiding van het Leger des Heils (of een andere professional ) wordt gestart en afgesloten.
2.5.
Bij beschikking van 23 november 2021 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. Deze ondertoezichtstelling is daarna verlengd en loopt nu tot 23 november 2024.
2.6.
De rechtbank moet een beslissing nemen op het verzoek van de vader om te bepalen dat de moeder medewerking moet verlenen aan de uitvoering van de zorgregeling die is vastgelegd in de beschikking van 19 november 2018, met bepaling dat de moeder iedere keer dat ze in strijd daarmee handelt aan de vader een dwangsom moet betalen van
€ 200,- met een maximum van € 20.000,-. Deze zorgregeling hield kort gezegd in dat [minderjarige] en de vader omgang met elkaar hadden een weekend per veertien dagen van zaterdag tot zondag, waarvan een weekend per zes weken van vrijdag tot zondag, en elke woensdag en de helft van de feestdagen. De rechtbank moet ook een beslissing nemen op het verzoek van de vader aan de rechtbank om de moeder in de kosten van deze procedure te veroordelen.
2.7.
De moeder wil dat de verzoeken van de vader worden afgewezen. Bij wijze van zelfstandig verzoek, verzoekt de moeder de rechtbank om een zorgregeling vast te stellen waarbij de vader en [minderjarige] eens in de twee weken onder begeleiding van het Leger des Heils omgang met elkaar hebben. Tijdens de zitting heeft de moeder haar standpunt gewijzigd, in die zin dat zij het niet langer in het belang vindt van [minderjarige] om omgang met de vader te hebben.

3.De beoordeling

De beslissing
3.1.
De rechtbank zal opnieuw geen definitieve beslissing over de zorgregeling nemen en de zorgregeling pro forma aanhouden tot 23 mei 2025, in afwachting van het verloop van de ondertoezichtstelling.
De toelichting
3.2.
De afgelopen jaren is er in het kader van de ondertoezichtstelling gewerkt aan het opbouwen van de omgang tussen de vader en [minderjarige] . De afgelopen twee jaren hebben zij hier onder begeleiding van [instelling 1] aan gewerkt en daarvoor was het Leger des Heils betrokken om de begeleide omgang te faciliteren. Uit het evaluatieverslag van [instelling 1] van augustus 2024 blijkt dat [instelling 1] ziet dat de vader het afgelopen jaar meer initiatief is gaan nemen en meer vaardigheden als vader heeft geleerd en getoond. Hij heeft de opvoedtips opgepakt en ingezet tijdens de omgang. De vader neemt meer de regie en wanneer dat nodig en mogelijk is, begrenst hij [minderjarige] . Ondanks de inzet van de vader kan [instelling 1] niet stellen dat er sprake is van contactherstel en contactgroei. Het gedrag van [minderjarige] lijkt ondanks de inzet van de vader zelfs te verharden. [minderjarige] blijft afkeer tegen de vader tonen en tijdens de omgang laat zij grensoverschrijdend gedrag zien richting de vader en laat zij zich onvoldoende corrigeren.
3.3.
Volgens de moeder komt de afkeer van [minderjarige] richting het contact met de vader voort uit het seksueel misbruik en is er sprake van een onveilige opvoedsituatie bij de vader. Volgens de vader is dit niet waar en is er sprake van ouderverstoting door de moeder. Uit het psychodiagnostisch onderzoek van 17 oktober 2024 komt onder andere naar voren dat een mogelijke oorzaak van de situatie is dat [minderjarige] haar hele leven lang twee verschillende visies van een verhaal te horen krijgt, waar ouders geen overeenstemming in kunnen vinden. Mogelijk is dit een verklaring voor de reden waarom [minderjarige] het lastig lijkt te vinden om in te zien dat er zowel overeenkomsten als verschillen kunnen zijn in hoe mensen over dezelfde situatie kunnen denken en voelen. Ze lijkt het gevoel te hebben dat er maar één perspectief is op een situatie. Ze is hierdoor snel tot zwart-wit (goed of fout) denken geneigd. Verder blijkt uit het onderzoek dat het afwijzende gedrag van [minderjarige] richting haar vader sterk gerelateerd lijkt te zijn aan de overtuigingen die [minderjarige] heeft over haar vader met betrekking tot seksueel misbruik. Uit het psychodiagnostisch onderzoek volgt het advies om gezinstherapie te volgen bij [instelling 2] .
3.4.
Uit het gesprek op de zitting blijkt dat [minderjarige] geen enkele loyaliteit naar haar vader lijkt te voelen. Volgens de GI bestaat er in situaties waar er sprake is van seksueel misbruik door een ouder echter altijd nog enige vorm van loyaliteit van het kind naar de ouder toe. Het totale afwijzen van [minderjarige] van haar vader wijst daarom meer in richting van ouderverstoting dan van seksueel misbruik. De rechtbank heeft vooralsnog geen aanleiding om te veronderstellen dat er sprake is geweest van seksueel misbruik, waar de moeder wel van overtuigd is. De uitspraken die [minderjarige] daarover doet ‘dat ze kotsmisselijk wordt van haar vader omdat hij aan haar heeft gezeten toen ze drie of vier jaar oud was en dat ze zich dat herinnert’ zijn niet bepaald uitspraken van een achtjarig meisje dat daadwerkelijk slachtoffer is geworden van seksueel misbruik. Ook de wijze waarop ze haar vader steeds bewust schoffeert duidt daar niet op. De rechtbank heeft niet de indruk dat de moeder [minderjarige] voldoende corrigeert in haar onbeschofte gedrag naar de vader. Integendeel, de moeder heeft zeer sterk het gevoel dat ze [minderjarige] moet beschermen tegen de vader en straalt dit in alles uit. Zij vindt dat [minderjarige] wordt getergd doordat zij wordt gedwongen tot omgang met de vader. Hieruit blijkt dat de moeder [minderjarige] in ieder geval geen emotionele toestemming kan geven om onbelast contact met de vader te hebben. De rechtbank meent dat het tergen van [minderjarige] hierin zit en niet in de gedwongen omgang. Deze beschermende houding van de moeder is beknellend en beschadigend voor [minderjarige] . Daar komt bij dat de moeder heeft aangegeven niet open te staan voor de hulpverlening, die wordt geadviseerd in het verslag van het psychodiagnostisch onderzoek. De moeder schaadt hiermee het belang van [minderjarige] . De rechtbank acht dit geen verantwoord ouderschap.
Verloop ondertoezichtstelling afwachten
3.5.
De rechtbank acht het op dit moment niet in het belang van [minderjarige] om een definitieve beslissing te nemen over de zorgregeling. Hoewel er al veel hulpverlening is ingezet ziet de rechtbank gelet op het advies uit het psychodiagnostisch onderzoek nog mogelijkheden om binnen de ondertoezichtstelling te werken aan het contactherstel tussen de vader en [minderjarige] . Het is daarom van belang om het verloop van de ondertoezichtstelling af te wachten voordat er een definitieve beslissing kan worden genomen.
3.6.
Voorts zal de rechtbank de ouders en de GI verzoeken om de rechtbank twee weken voorafgaand aan de hierna te noemen pro forma datum te berichten over de stand van zaken en over hoe het met [minderjarige] gaat. Gelet op de samenhang van deze procedure en het doel van de ondertoezichtstelling zal de rechtbank de griffier verzoeken om een mogelijk verzoek om verlenging van de ondertoezichtstelling tegelijk met het aangehouden verzoek van de vader over de zorgregeling op zitting te plannen.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt hier de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
houdt iedere verdere beslissing over de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige]
pro formaaan tot
23 mei 2025,in afwachting van het verloop van de ondertoezichtstelling;
4.2.
verzoekt de GI en de ouders om de rechtbank uiterlijk
9 mei 2025te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de zorgregeling en over hoe het met [minderjarige] gaat.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. M.A.A.T. Engbers, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. M.C. Beens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!

Voetnoten

1.Artikel 809 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.