ECLI:NL:RBMNE:2024:6873

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
C/16/581480 / JE RK 24-1533
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en omgangsrecht tussen minderjarige en vader

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 26 november 2024, wordt de zorgregeling tussen een minderjarige en zijn vader gewijzigd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgregeling sinds 2020 niet meer wordt nageleefd en dat er sinds april 2023 geen omgang meer is tussen de minderjarige en de vader. De minderjarige heeft herhaaldelijk aangegeven geen contact meer te willen met zijn vader, zowel in gesprekken met zijn speltherapeut als tijdens de mondelinge behandeling. De kinderrechter heeft de wens van de minderjarige om geen contact te hebben met de vader serieus genomen en besloten dat er geen omgang meer zal zijn. De kinderrechter heeft ook overwogen dat de vader niet in staat is om de erkenning te geven die de minderjarige nodig heeft, en dat het in het belang van de minderjarige is om hem niet te belasten met de stress rondom de omgang. De kinderrechter heeft de eerdere zorgregeling, die in 2011 was vastgesteld, gewijzigd en verklaard dat de beschikking uitvoerbaar is bij voorraad. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoeker en andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/581480 / JE RK 24-1533
Datum uitspraak: 26 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een wijziging van de zorgregeling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd in Utrecht,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
en
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] .
Op grond van 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is betrokken:
de Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland,
gevestigd in Utrecht, hierna te noemen de Raad.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 23 september 2024;
  • de e-mail met bijlage van de moeder van 16 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft (gelijktijdig met de behandeling van het verzoek met zaaknummer C/16/581479 / JE RK 24/1532) plaatsgevonden op 14 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder;
  • de GI, vertegenwoordigd door [A] ;
  • de Raad, vertegenwoordigd door [B] .
1.3.
De vader heeft wel een uitnodiging van de rechtbank ontvangen, maar heeft de rechtbank laten weten dat hij niet bij de mondelinge behandeling aanwezig zou zijn.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren. [minderjarige] heeft aangegeven dat hij de beslissing via zijn moeder wil horen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
Bij beschikking van 23 november 2011 heeft de rechtbank een zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader vastgesteld waarbij [minderjarige] iedere donderdag van 08.00 uur tot 18.00 uur en om de week van zaterdag 08.00 uur tot zondag 18.30 uur bij de vader verblijft.
2.4.
Bij beschikking van 7 mei 2021 is [minderjarige] onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 7 mei 2025.

3.Het verzoek

De GI verzoekt de zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader te wijzigen in die zin dat:
  • [minderjarige] twee keer per jaar, te weten elke eerste zaterdag van juni en elke eerste zaterdag van november, van 19.00 tot 21.00 uur contact heeft met de vader tijdens een etentje in een door [minderjarige] gekozen restaurant;
  • de vader neemt een week voor de afgesproken dag contact op met [minderjarige] om af te stemmen over waar er wordt gegeten. Op deze manier weet [minderjarige] ook dat vader aan de afspraak heeft gedacht en dat de afspraak dus doorgaat;
  • de vader mag [minderjarige] schrijven, mailen of appen. Het is aan [minderjarige] zelf of hij hierop reageert;
  • de moeder houdt vader op de hoogte van de ontwikkeling van [minderjarige] middels een maandelijkse update per mail.

4.De beoordeling

De beslissing
4.1.
De kinderrechter wijzigt de zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader in die zin dat er geen omgang tussen [minderjarige] en de vader is. Het meer of anders verzochte wijst de kinderrechter af. De kinderrechter legt deze beslissing hierna uit.
Wijziging zorgregeling
4.2.
De kinderrechter kan de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
4.3.
Sinds 2020 wordt de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling niet meer nageleefd en sinds april 2023 is er helemaal geen omgang meer tussen [minderjarige] en de vader. [minderjarige] heeft bij zijn speltherapeut en tegen de GI gezegd dat hij geen contact meer wil met de vader. Ook in het gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige] verteld dat hij het liefst wil dat de kinderrechter beslist dat er geen zorgregeling is tussen hem en de vader. Volgens de speltherapeut heeft [minderjarige] erkenning van de vader nodig voor hetgeen [minderjarige] ’s heeft ervaren in het verleden. Tijdens het herstelgesprek op 8 maart 2024 heeft de vader [minderjarige] niet de erkenning kunnen geven die hij nodig heeft. Hier moet de vader nog de nodige stappen in zetten. Op de vraag van de GI of de vader hier individuele hulpverlening voor wil accepteren heeft de vader niet gereageerd. De kinderrechter verwacht daarom niet dat de vader [minderjarige] op korte termijn kan bieden wat [minderjarige] van hem nodig heeft.
4.4.
Met de GI is de kinderrechter van oordeel dat het tijd is om te luisteren naar de wens van [minderjarige] om geen contact te hebben met de vader en om hem niet meer te belasten met de stress die hij ervaart rondom het opbouwen van de omgang. Anders dan de GI vindt de kinderrechter het niet in het belang van [minderjarige] om daarbij te bepalen dat [minderjarige] twee keer per jaar contact moet hebben met de vader tijdens een etentje. De kinderrechter verwacht dat [minderjarige] hierdoor altijd nog stress zal ervaren rondom de omgang met de vader. Mocht [minderjarige] op een gegeven moment alsnog contact met de vader willen, dan kan het contact op initiatief van [minderjarige] weer worden hersteld.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
wijzigt de door de rechtbank op 23 november 2011 vastgestelde zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader in die zin dat er geen omgang is tussen [minderjarige] en de vader;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2024 door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. R. Jelicic als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.