In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 15 november 2024, is het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gegrond verklaard. Eiser had op 26 mei 2022 bezwaar gemaakt, maar de rechtbank had eerder al op 6 november 2023 de beslissing op dat bezwaar vernietigd en verweerder een termijn van 16 weken gegeven om een nieuw besluit te nemen. Eiser diende op 26 maart 2024 beroep in tegen het niet tijdig beslissen, waarna verweerder op 7 mei 2024 een deelbesluit nam. Eiser was van mening dat dit deelbesluit niet voldeed aan de eerdere uitspraak van de rechtbank, omdat het geen beslissing bevatte over de Ct-waarden die hij had aangevraagd. De rechtbank oordeelde dat verweerder een sterke prikkel nodig had om tot besluitvorming over te gaan en legde een dwangsom op van € 250,- per dag bij overschrijding van de beslistermijn, met een maximum van € 37.500,-. Eiser had ook om een immateriële schadevergoeding van € 1.000,- verzocht, maar dit verzoek werd afgewezen omdat het niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank bepaalde dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak een volledig besluit moest nemen over de Ct-waarden en dat de proceskosten van eiser door verweerder vergoed moesten worden. De rechtbank nodigde partijen niet uit voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht.