ECLI:NL:RBMNE:2024:6855

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
UTR 24/2107
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen gegrond wegens deelbesluit van verweerder

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 15 november 2024, is het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gegrond verklaard. Eiser had op 26 mei 2022 bezwaar gemaakt, maar de rechtbank had eerder al op 6 november 2023 de beslissing op dat bezwaar vernietigd en verweerder een termijn van 16 weken gegeven om een nieuw besluit te nemen. Eiser diende op 26 maart 2024 beroep in tegen het niet tijdig beslissen, waarna verweerder op 7 mei 2024 een deelbesluit nam. Eiser was van mening dat dit deelbesluit niet voldeed aan de eerdere uitspraak van de rechtbank, omdat het geen beslissing bevatte over de Ct-waarden die hij had aangevraagd. De rechtbank oordeelde dat verweerder een sterke prikkel nodig had om tot besluitvorming over te gaan en legde een dwangsom op van € 250,- per dag bij overschrijding van de beslistermijn, met een maximum van € 37.500,-. Eiser had ook om een immateriële schadevergoeding van € 1.000,- verzocht, maar dit verzoek werd afgewezen omdat het niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank bepaalde dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak een volledig besluit moest nemen over de Ct-waarden en dat de proceskosten van eiser door verweerder vergoed moesten worden. De rechtbank nodigde partijen niet uit voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/2107

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. K. van Driel),
en

de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder,

(gemachtigde: mr. M.S. Bogtstra).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar van 26 mei 2022, nadat deze rechtbank in een eerdere procedure (met zaaknummer UTR 22/4730) op 6 november 2023 uitspraak heeft gedaan en daarbij de beslissing op bezwaar van 16 augustus 2022 heeft vernietigd. De rechtbank heeft verweerder een termijn van 16 weken gegeven voor het nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar.
Op 26 maart 2024 heeft eiser het beroep tegen niet tijdig beslissen ingediend.
Op 12 april 2024 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Op 7 mei 2024 heeft verweerder een (deel)besluit genomen op het bezwaar. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Dit beroep is geregistreerd onder nummer UTR 24/7333.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Dat is wat eiser heeft gedaan. Inmiddels heeft verweerder een (deel)besluit genomen.
Eiser heeft aangegeven dat verweerder met dit besluit echter niet heeft voldaan aan de uitspraak van de rechtbank van 6 november 2023 omdat sprake is van een deelbesluit. Verweerder moest namelijk een nieuw besluit nemen, waarbij bepaalde rekenmodellen en datasets openbaar moeten worden gemaakt en waarbij beslist moet worden over het deel van het Woo-verzoek van eiser dat ziet op alle Ct-waarden in een bepaalde periode. Het nieuwe besluit ziet enkel op de rekenmodellen en datasets, maar niet op de Ct-waarden. Eiser stelt zich daarom op het standpunt dat van een omzetting van het beroep niet tijdig beslissen naar een inhoudelijk beroep om deze reden geen sprake kan zijn. Hij verzoekt de rechtbank verweerder op te dragen binnen twee weken een volledig besluit te nemen, onder oplegging van een rechterlijke dwangsom. Daarnaast vraagt hij om een immateriële schadevergoeding van € 1.000,-.
De rechtbank stelt vast dat verweerder, anders dan de rechtbank in haar uitspraak van 6 november 2023 had opgedragen, nog geen besluit heeft genomen ten aanzien van eisers verzoek om informatie over Ct-waarden. In het besluit van 7 mei 2024 heeft verweerder aangegeven dat die separate beslissing volgt, maar verweerder geeft niet aan op welke termijn eiser die kan verwachten. In het eerder ingediende verweerschrift heeft verweerder dat wel gedaan en noemt daarbij de datum van 30 juni 2024. Die datum is dus niet gehaald.
Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Het beroep is gegrond.
Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen over de Ct-waarden, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. [1] De rechtbank ziet in dat wat onder randnummer 4 is vermeld geen aanleiding om een andere termijn te bepalen.
7. De rechtbank overweegt dat verweerder een sterkte prikkel nodig heeft om tot besluitvorming over te gaan en bepaalt daarom dat verweerder een dwangsom van € 250,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde beslistermijn overschrijdt. Daarbij geldt een maximum van € 37.500,-.
8. Wat betreft eisers verzoek om immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank als volgt. De bestuursrechter is bevoegd op dit verzoek, gebaseerd op artikel 8:88 van de Awb te beslissen in het geval van het niet tijdig nemen van een besluit. Aangezien eiser enkel heeft verzocht om de toekenning van een immateriële schadevergoeding van € 1000,- zonder dit verzoek nader te onderbouwen, kan de rechtbank niet beoordelen of en in welke vorm eiser schade lijdt als gevolg van het niet tijdig beslissen. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
9. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de andere partij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)). Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,-), bij een wegingsfactor 0,5. In totaal dus € 437,50.
10. Verweerder moet ook het griffierecht aan eiser betalen (artikel 8:41 van de Awb).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet tijdig beslissen gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit over de Ct-waarden;
- draagt verweerder op om binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit op bezwaar over de Ct-waarden bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 250,- moet betalen voor elke dag waarmee hij die hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,-;
- wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 437,50 aan proceskosten;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 187,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 november 2024.
griffier
De rechter is verhinderd om deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.