ECLI:NL:RBMNE:2024:6854

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
UTR 23/4755
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen ingetrokken na besluit van verweerder

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 november 2024, in de zaak met zaaknummer UTR 23/4755, beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verzoekster heeft haar beroep ingetrokken tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar van 25 april 2022, nadat verweerder op 6 november 2023 alsnog op haar bezwaar heeft beslist. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op het verzoek om proceskostenveroordeling.

De rechtbank moet vaststellen of verweerder geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen en welk bedrag aan proceskosten moet worden vergoed. Verzoekster had op 28 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar. Aangezien verweerder op 6 november 2023 alsnog een besluit heeft genomen, is hij tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster.

De rechtbank kent verzoekster een vergoeding van haar proceskosten toe, vastgesteld op € 437,50. Dit bedrag is berekend op basis van 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor van 0,5. Daarnaast is verweerder verplicht het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De rechtbank legt uit dat een bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten als het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe en legt uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier, en is openbaar uitgesproken. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak, met inachtneming van de wettelijke termijnen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4755

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 november 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. M. Kartal),
en

Dienst Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar van 25 april 2022 tegen een besluit van verweerder van 21 april 2022 met kenmerk UHT CHR MGU. Zij heeft het beroep ingetrokken omdat verweerder op 6 november 2023 alsnog op haar bezwaar heeft beslist.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2] Is verweerder aan verzoekster tegemoetgekomen?
3. De rechtbank moet dus beoordelen of verweerder geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
4. Op 28 september 2023 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar. Verweerder heeft op 6 november 2023 dit besluit alsnog genomen. Hiermee is verweerder tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster.
Welk bedrag aan proceskosten moet verweerder aan verzoekster vergoeden?
5. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster vast op een bedrag van € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van
€ 875,-, waarbij anders dan voorheen een wegingsfactor wordt gehanteerd van 0,5).
Krijgt verzoekster een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. [3] Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot verweerder wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 november 2024.
griffier
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.