ECLI:NL:RBMNE:2024:6852

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
1611350621
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de tbs-maatregel voor de duur van één jaar met oog op de behandeling en veiligheid van betrokkene

Op 16 december 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de tbs-maatregel van betrokkene, die sinds 18 november 2022 ter beschikking is gesteld. Betrokkene verblijft momenteel als passant in een verblijfplaats en wacht al twee jaar op een plek in een kliniek. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de tbs met twee jaar te verlengen, afgewezen en in plaats daarvan de maatregel met één jaar verlengd. Dit besluit is genomen om de vinger aan de pols te houden, gezien de huidige situatie van betrokkene en de onduidelijkheid over zijn plaatsing in een kliniek.

De rechtbank heeft in haar overwegingen gekeken naar de ernst van de feiten waarvoor betrokkene is veroordeeld, waaronder mishandeling en diefstal met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog steeds sprake is van stoornissen bij betrokkene, met een hoog risico op recidive. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het advies van de forensisch psychiatrische kliniek, dat een verlenging van twee jaar adviseerde, maar heeft geconcludeerd dat een verlenging van één jaar meer passend is in het licht van de huidige omstandigheden.

De rechtbank benadrukt dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de tbs-maatregel eist. Door de termijn met één jaar te verlengen, kan de rechtbank over een jaar opnieuw de situatie van betrokkene beoordelen en kan er meer informatie worden verkregen over zijn behandeltraject en gezondheid. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters, waarbij mr. Van Breukelen niet in staat was om de beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/113506-21 (vordering verlenging tbs met dwangverpleging)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 16 december 2024.
In de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
op dit moment verblijvende in [verblijfplaats] in [plaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 november 2022, waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: tbs) omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling (meermalen gepleegd), diefstal met geweld en (meermalen) bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
  • stukken waaruit blijkt dat de tbs is ingegaan op 18 november 2022;
  • het voorlopig advies van [forensisch psychiatrisch centrum 1] van 30 september 2024, opgemaakt door mw. drs. [A] (algemeen directeur), mw. [B] (hoofd behandeling) en mw. drs. [C] (directeur behandelzaken), inhoudende het voornemen te adviseren de tbs met een termijn van twee jaar te verlengen;
  • de vordering van de officier van justitie van 15 oktober 2024, die strekt tot verlenging van de tbs met twee jaar;
  • het proces-verbaal van de op 5 november 2024 gehouden terechtzitting (met bijlagen), waarbij de rechtbank het onderzoek voor onbepaalde tijd heeft geschorst;
  • het verlengingsadvies van [forensisch psychiatrisch centrum 1] van 2 december 2024, opgemaakt door mw. drs. [C] (directeur behandelzaken) en mw. [B] (hoofd behandeling), inhoudend het advies om de tbs van betrokkene te verlengen met twee jaar;
  • de e-mails (met bijlagen) van de raadsman van betrokkene van 2 december 2024;
  • de e-mail van de officier van justitie van 2 december 2024.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft het onderzoek in de zaak hervat ter terechtzitting van 2 december 2024. Daarbij zijn gehoord:
  • de officier van justitie, mr. S. Mirshahi;
  • de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.R. Ytsma, advocaat te Amsterdam.

3.Het standpunt van de [forensisch psychiatrisch centrum 1]

Het standpunt van de kliniek blijkt uit het onder 1 genoemde verlengingsadvies en houdt
- kort gezegd in - de tbs voor de duur van twee jaar te verlengen. Op basis van de rapportages uit 2021 concludeert de kliniek voorlopig dat er bij betrokkene nog steeds sprake is van stoornissen en het risico op herhaling van soortgelijke feiten wordt als hoog ingeschat.
In het advies staat het volgende over de wijze van totstandkoming. Betrokkene verblijft op dit moment als passant in [verblijfplaats] . Hij is in afwachting op een plaatsing in een kliniek, maar een opnamedatum is niet bekend. Hoewel betrokkene nog niet in de kliniek verblijft, heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid de kliniek opgedragen om een verlengingsadvies uit te brengen omdat de titel van betrokkene afloopt. In het kader van het advies heeft mw. [B] (hoofd behandeling van de kliniek) met zowel betrokkene als het team van [verblijfplaats] gesproken.
Er is bij het schrijven van het advies grotendeels gebruik gemaakt van het Pro Justitia Onderzoek van psychiater [D] (30 juni 2021) en GZ-psycholoog [E] (15 juli 2021). Het advies bevat dus louter samengevatte informatie uit de aan de kliniek verstrekte informatie. Er is verder geen tot weinig aanvullende informatie verkregen vanuit andere bronnen. Het uiteindelijke advies om de maatregel te verlengen voor de duur van twee jaar, volgt uit het feit dat betrokkene nog niet is opgenomen in een FPC en er dientengevolge niet van kan worden uitgegaan dat binnen een jaar tot een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging zal worden overgegaan.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting haar vordering gewijzigd en heeft gevorderd om de tbs met een termijn van een jaar te verlengen.
Aanvankelijk stond betrokkene op de wachtlijst voor de [forensisch psychiatrisch centrum 1] en daarom is het verlengingsadvies door deze kliniek opgesteld. Het is onduidelijk wanneer voor betrokkene in de [forensisch psychiatrisch centrum 1] een behandelplek beschikbaar komt. Hij staat op de wachtlijst op plek 2. Ondertussen is hij ook aangemeld bij de [forensisch psychiatrisch centrum 2] . De wachtlijst bij de [forensisch psychiatrisch centrum 2] neemt af en zij behandelen mensen met dezelfde problematiek als bij betrokkene. Betrokkene heeft recent met de [forensisch psychiatrisch centrum 2] gesproken en naar aanleiding daarvan vindt op korte termijn een zogenaamd intakeberaad plaats. Dan wordt duidelijk of betrokkene in de [forensisch psychiatrisch centrum 2] kan worden opgenomen. Het Openbaar Ministerie heeft geen invloed op de plaatsing van betrokkene, maar de verwachting is dat nog enkele maanden gewacht zal moeten worden op zijn plaatsing.
Ondanks de plaatsingsproblemen gaat het in de kern om de vraag of de maatregel verlengd moet worden. Er is bij betrokkene nog steeds sprake van stoornissen en een hoog risico op recidive. Maar een verlenging van een jaar biedt de rechtbank in dit specifieke geval de mogelijkheid om de vinger aan de pols te houden. Naar verwachting zal betrokkene binnen het jaar zijn geplaatst en zal er meer informatie beschikbaar zijn over hoe het met hem gaat en kan de kliniek daarnaast een gedegen advies over het verlengen van de maatregel opstellen.

5.Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de termijn van de maatregel met een jaar te verlengen. Betrokkene verblijft inmiddels al twee jaar in [verblijfplaats] in afwachting van een behandelplek in een kliniek. De plek waar betrokkene nu verblijft doet hem geen goed; hij takelt af. Het verlengingsadvies van de kliniek van 2 december 2024 bevat te weinig informatie voor een verlenging van twee jaar en voldoet ook niet aan wat de rechtbank aan de officier van justitie op de vorige zitting had opgedragen. Zoals per e-mail was aangekondigd zal opnieuw een kort geding worden aangespannen om betrokkene geplaatst te krijgen in een kliniek. Dit kort geding zal worden gevoerd tegen DIZ, de dienst die gaat over plaatsing van tbs-gestelden. Ondanks de signalen dat het niet goed met betrokkene gaat en de omstandigheid dat het hof in zijn arrest heeft overwogen dat de behandeling van betrokkene snel dient aan te vangen, is hier door deze dienst niets mee gedaan, althans dit blijkt niet. Voor het kort geding heeft de verdediging zelf een deskundige ingeschakeld om onderzoek te doen naar de gesteldheid van betrokkene. Het rapport zal mede dienen om de voorzieningenrechter ervan te overtuigen dat het in het belang van betrokkene is dat hij snel wordt geplaatst. Gelet hierop bestaat er groot belang om de maatregel slechts met één jaar te verlengen.

6.Het oordeel van de rechtbank

Betrokkene is bij arrest van 3 november 2022 veroordeeld voor, onder meer, diefstal met geweld en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Daarbij heeft het hof overwogen dat het gaat om misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zodat de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege niet in duur is gemaximeerd.
Betrokkene wacht inmiddels al twee jaar in een penitentiair psychiatrisch centrum op een plek in een kliniek. De rechtbank dient, ondanks dat betrokkene nog niet in behandeling is, te beoordelen of de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de tbs maatregel van betrokkene eist.
Uit het advies van de [forensisch psychiatrisch centrum 1] blijkt dat voorafgaand aan het uitbrengen van het advies met zowel betrokkene als ook met de behandelcoördinator van betrokkene binnen het [verblijfplaats] is gesproken. Verder staat in het advies dat betrokkene zich op de crisisafdeling van het [verblijfplaats] bevindt. Volgens de behandelcoördinator heeft betrokkene veel stemmingswisselingen, waarvoor hij medicatie krijgt, maar desondanks zijn de wisselingen onvoorspelbaar. Zijn stemming kan, zonder een voor de omgeving bekende oorzaak, omslaan. Betrokkene is op die momenten oninvoelbaar, moeilijk leesbaar en bij oplopende spanning kan hij vijandigheid, verbale en/of instrumentele agressie laten zien. In gesprek is hij moeilijk te volgen. Er is momenteel sprake van dwangmedicatie, omdat hij op een andere afdeling medicatie weigerde waardoor hij langzaam afgleed, meer vijandig in gedrag werd en niet meer te sturen was.
Ondanks dat betrokkene feitelijk nog niet in behandeling bij de [forensisch psychiatrisch centrum 1] is leidt de rechtbank uit het advies af dat bij betrokkene nog steeds sprake is van stoornissen, te weten: schizofrenie, een stoornis in het gebruik van cannabis en stimulantium en mogelijk een ongespecificeerde neurocognitieve stoornis. Het recidiverisico wordt ingeschat als (onverminderd) hoog. Vast staat dat betrokkene op de plek waar hij momenteel verblijft niet die behandeling krijgt voor de bij hem vastgestelde stoornissen en waarmee de kans op herhaling wordt verkleind. Hoewel de kliniek haar advies heeft gebaseerd op rapporten uit 2021 en beperkt eigen onderzoek, geeft het op dit moment voldoende informatie om een conclusie te kunnen trekken over de aanwezigheid van stoornissen en inschatting van het gevaar voor de veiligheid van anderen.
De rechtbank is gelet op dit alles en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen dan ook van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de tbs van betrokkene eist.
Voldaan wordt aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
De rechtbank heeft als uitgangspunt dat wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en resocialisatie van betrokkene meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de tbs met een termijn van een jaar, de tbs – behoudens bijzondere omstandigheden – verlengd dient te worden met een termijn van twee jaar.
De rechtbank ziet in het geval van betrokkene aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. Betrokkene wacht inmiddels al meer dan twee jaar als passant in een [verblijfplaats] op plaatsing in een kliniek. Vooralsnog is niet duidelijk wanneer en waar betrokkene geplaatst kan worden. De rechtbank vindt deze gang van zaken volstrekt onwenselijk, te meer omdat het er op lijkt dat de plek waar hij nu verblijft zijn psychische gesteldheid geen goed doet en hij niet de behandeling krijgt die hij nodig heeft.
Gezien de recente ontwikkelingen, het intakegesprek bij de [forensisch psychiatrisch centrum 2] en plek twee op de wachtlijst bij de [forensisch psychiatrisch centrum 1] , acht de rechtbank het in zoverre aannemelijk dat betrokkene op korte termijn in één van de twee klinieken geplaatst zal worden en een begin kan worden gemaakt met zijn behandeling. Door de termijn met een jaar te verlengen kan de rechtbank de spreekwoordelijke vinger aan de pols houden en over een jaar vanuit de instelling deugdelijk geïnformeerd worden over het behandeltraject en de gezondheid van betrokkene, waarna op zitting gesproken kan worden over een passend vervolg.
De rechtbank zal daarom de maatregel met een jaar verlengen.

7.De beslissing

De rechtbank
verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [betrokkene] met een jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mr. I.G.C. Bij de Vaate en mr. S.R. van Breukelen, in tegenwoordigheid van mr. J. Troostheide als griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2024.
mr. Van Breukelen is buiten staat
om deze beslissing mede te ondertekenen