ECLI:NL:RBMNE:2024:685

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
UTR_19_3709
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van het Uwv tot betaling van proceskosten aan verzoekster na intrekking beroep

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 februari 2024, wordt het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had haar beroep tegen een besluit van het Uwv van 22 augustus 2019 ingetrokken, waarna zij verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het Uwv in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, waarop het Uwv geen bezwaar maakte tegen de proceskostenvergoeding.

De rechtbank oordeelt dat het Uwv volledig tegemoet is gekomen aan verzoekster, aangezien het Uwv op 14 november 2023 een gewijzigd besluit heeft genomen, waarbij verzoekster recht heeft op een Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA-uitkering). Dit besluit houdt in dat de eerdere besluiten van 30 januari 2019 en 22 augustus 2022 zijn ingetrokken. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe, waarbij de vergoeding is berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Verzoekster ontvangt een totaalbedrag van € 1.750,- voor de gemaakte proceshandelingen.

Daarnaast wordt vermeld dat het Uwv verplicht is om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 47,- te vergoeden. De rechtbank heeft geen beslissing genomen over de vergoeding van de kosten in bezwaar, omdat verzoekster hier niet om heeft verzocht bij de intrekking van haar beroep. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3709

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 februari 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: J.E. Eshuis),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: E.F. de Roy van Zuydewijn).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het Uwv in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het besluit van het Uwv van 22 augustus 2019.
1.2.
De rechtbank heeft het Uwv in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het Uwv heeft de rechtbank meegedeeld er geen bezwaar tegen te hebben om de proceskosten van verzoekster te betalen.
1.3.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is het Uwv aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of het Uwv geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
5. In een besluit van 30 januari 2019 heeft het Uwv een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aan verzoekster toegekend op grond van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 60,94%. In een besluit van
22 augustus 2022 heeft het Uwv het bezwaar van verzoekster hiertegen gegrond verklaard, omdat verzoekster 78,62% werd geacht. Op 18 september 2019 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 22 augustus 2022. Het Uwv heeft op
14 november 2023 een gewijzigd besluit genomen en meegedeeld dat verzoekster per
4 februari 2019 recht heeft op een Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA-uitkering), omdat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Het Uwv heeft de besluiten van 30 januari 2019 en 22 augustus 2022 ingetrokken. Hiermee is het Uwv volledig tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster.
Welk bedrag aan proceskosten moet het Uwv aan verzoekster vergoeden?
6. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Het Uwv moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde van verzoekster heeft een nadere motivering van het beroepschrift van een eerdere gemachtigde ingediend. Verder heeft de gemachtigde van verzoekster aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De rechtbank kent aan beide proceshandelingen een punt toe. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,-.
7. Omdat het Uwv in zijn besluit van 22 augustus 2019 heeft aangegeven dat hij de gemaakte kosten in bezwaar zal vergoeden en verzoekster hierin bij de intrekking van het beroep niet heeft verzocht, zal de rechtbank daarover geen beslissing nemen.
Krijgt verzoekster een vergoeding van het griffierecht?
8. De rechtbank wijst erop dat het Uwv verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 47,- te vergoeden. [3] Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot het Uwv wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het Uwv tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
13 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.