ECLI:NL:RBMNE:2024:6828

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
UTR 24/4319
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag voor het verwijderen van open haard en kachel op basis van niet-aannemelijke bewijsvoering

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 december 2024 uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn subsidieaanvraag voor het verwijderen van twee schoorstenen en een open haard en kachel in zijn woning. Eiser, die op 7 januari 2024 eigenaar werd van de woning, had op 3 maart 2024 een subsidieaanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De aanvraag werd afgewezen omdat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat er op het moment van de aanvraag nog een werkende houtgestookte verwarming aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de door eiser overgelegde foto’s, die dateren van 14 januari 2024, onvoldoende bewijs boden voor de aanwezigheid van een werkende houtkachel en open haard op het moment van de aanvraag. De rechtbank benadrukte dat de subsidieregeling vereist dat er op het moment van de aanvraag een werkende houtgestookte verwarming aanwezig moet zijn, en dat eiser niet aan deze voorwaarde voldeed. Bovendien bleek uit de stukken dat het om gashaarden ging, wat niet in lijn was met de doelstelling van de subsidieregeling. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht had op de subsidie en ook geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontving. Partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4319
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 december 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigden: mr. S. van Beest en mr. N. Verkerk).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen de afwijzing van de subsidieaanvraag voor het verwijderen van twee schoorstenen en de daarop aangesloten open haard en kachel in zijn woning op 10 december 2024 behandeld op zitting. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de vader van eiser, de gemachtigden van het college en [A] , werkzaam bij het subsidiebureau van de gemeente Utrecht.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Motivering

1. Waar gaat de zaak over? Eiser is op 7 januari 2024 eigenaar geworden van de woning [adres] in [plaats] . Voor het verwijderen van twee schoorstenen, de open haard op de begane grond en een kachel op de eerste verdieping heeft eiser bij het college subsidie aangevraagd. Het college heeft de subsidieaanvraag met het besluit van 22 maart 2024 afgewezen.
2. Met het besluit van 17 mei 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing gebleven. Het college stelt zich daarin op het standpunt dat niet is aannemelijk is gemaakt dat sprake was van een werkende houtkachel en open haard op het moment dat de aanvraag werd ingediend. De aanvraag is ingediend op 3 maart 2024 en de aangeleverde foto’s zijn van 14 januari 2024. Eiser is van mening dat hij recht heeft op de subsidie, omdat hij voldoende bewijs heeft geleverd dat de open haard en kachel nog in werking waren op het moment dat hij de woning kocht.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is de subsidie op goede gronden geweigerd. In overeenstemming met het doel van de subsidieregeling, het stimuleren van het stoppen van stoken met hout om de luchtkwaliteit te verbeteren, stelt de regeling als eis dat op het moment van de aanvraag, nog een werkende houtgestookte verwarming aanwezig moet zijn is. Dat was in eisers geval niet vast te stellen. Hij heeft de aanvraag op 3 maart 2024 ingediend en hij foto’s overgelegd van 14 januari 2024. Hiermee was niet vast te stellen dat die kachel en open haard op 3 maart 2024 nog functioneerden. Uiteraard zeggen foto’s niet alles, maar eiser heeft helemaal geen foto’s van de situatie ten tijde van de aanvraag. Daarmee heeft hij geen toereikende onderbouwing van zijn aanvraag gegeven. Het college mocht de subsidieaanvraag dus weigeren omdat eiser niet aan de voorwaarden voldeed.
4. Er was ook geen reden voor tegemoetkoming in de wel gemaakte kosten. Uit de stukken blijkt dat het om gashaarden ging, waarvan 1 in de vorm van een gas gestookte open haard. In die zin heeft eiser ook niet expliciet in de geest van de regeling gehandeld. Ook al waren de haarden bij de aankoop nog in werking, het ging om gashaarden en niet om houtgestookte haarden. Het college bevestigde nog ter zitting dat voor het verwijderen van (werkende) gashaarden geen subsidie kan worden gekregen.
5. Ook overigens is geen reden gebleken om het besluit niet in stand te laten. De regeling is duidelijk en het is aan eiser om de juiste voorwaarden te kennen en hieraan te voldoen. Dat hij van iemand heeft gehoord dat hij subsidie kon krijgen, is te vaag om tot een ander oordeel te komen.
6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen subsidie krijgt. Eiser krijgt het griffierecht niet terug en hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
7. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 december 2024 door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J. van der Hoorn, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.