ECLI:NL:RBMNE:2024:682

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
UTR 23/1677
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen legesheffing voor omgevingsvergunning

Op 5 september 2022 heeft eiser een omgevingsvergunning aangevraagd voor een nieuwbouwwoning in de gemeente Soest. De heffingsambtenaar heeft op 30 december 2022 een aanslag in de leges opgelegd, welke door eiser werd betwist. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van eiser op 27 januari 2023 ongegrond. Eiser ging in beroep bij de rechtbank, die de zaak op 8 februari 2024 behandelde. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar terecht leges heeft geheven, maar dat het bedrag te hoog was. De rechtbank vernietigde de uitspraak op bezwaar en herroept de aanslag, waarbij het bedrag aan leges werd vastgesteld op € 14.009,55. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en partijen werden gewezen op de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1677
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Soest

(gemachtigde: mr. B.W.B.M. van den Bosch).

Inleiding

1. Eiser heeft op 5 september 2022 een omgevingsvergunning aangevraagd voor een nieuwbouwwoning aan de [adres] in [plaats] . Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest (het college) heeft deze omgevingsvergunning verleend.
1.1.
Naar aanleiding van deze aanvraag heeft de heffingsambtenaar 30 december 2022 aan eiser een aanslag in de leges met kenmerk [nummer] opgelegd (de aanslag), in verband met het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning.
1.2.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van eiser op 27 januari 2023 (de uitspraak op bezwaar) ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de aanslag gehandhaafd.
1.3.
Eiser is in beroep gegaan. De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de heffingsambtenaar, vergezeld door [A] .
1.5.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar van 27 januari 2023;
- herroept de aanslag van 30 december 2022;
- bepaalt dat het bedrag aan verschuldigde leges op € 14.008,55 is en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de uitspraak op bezwaar;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden.

Beoordeling door de rechtbank

2. Leges worden geheven door de gemeente in verband met vergunningaanvragen of andere gemeentelijke diensten. Ten tijde van het opleggen van de aanslag was de ‘Verordening op de heffing en de invordering van leges 2022’ van de gemeente Soest (de legesverordening) van toepassing. In deze verordening heeft de gemeenteraad – kort gezegd – vastgesteld voor welke diensten van de gemeente leges worden geheven en de tarieven voor die leges. De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat eiser leges verschuldigd is, omdat het college de aanvraag in behandeling heeft genomen.
3. Eiser voert aan dat door de gemeente Soest nagenoeg geen inspanningen zijn verricht om te komen tot het verstrekken van de gevraagde omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning is van rechtswege verleend. Het college mag geen leges in rekening brengen, zo voert eiser aan. Bovendien gaat het niet alleen om het in behandeling nemen van de aanvraag, maar ook om de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen. Dat volgt volgens eiser uit artikel 2.3 van de tarieventabel bij de legesverordening. De heffingsambtenaar heeft dit niet goed toegepast.

Eiser moet leges betalen

4. Eiser krijgt voor een deel gelijk. De rechtbank is van oordeel dat terecht leges zijn geheven voor het in behandeling nemen van de aanvraag, maar dat de heffingsambtenaar een te hoog bedrag in rekening heeft gebracht. De heffingsambtenaar heeft namelijk op de zitting bevestigd dat het bedrag van € 508,- aan leges voor het vooroverleg van de totale leges van € 14.517,55 moet worden afgetrokken. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. Het staat niet ter discussie dat eiser een omgevingsvergunning van rechtswege heeft gekregen. Dat betekent alleen nog niet dat er geen leges verschuldigd zijn. Leges zijn verschuldigd voor het in behandeling nemen van de aanvraag. Dat is het belastbare feit. De rechtbank is het dus niet met eiser eens dat het gaat om de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel en gedeeltelijk bestaat. Dat gedeelte uit artikel 2.3 van de tarieventabel bij de legesverordening ziet op het tarief van de leges.
6. De rechtbank stelt vast dat het college de aanvraag in behandeling heeft genomen, voordat de omgevingsvergunning van rechtswege werd verleend. Het college heeft namelijk tussen september 2022 en december 2022 in ieder geval, zo is op de zitting besproken, de door eiser aangeleverde stukken over het riool beoordeeld. Ook heeft het college een toets constructieve veiligheid uitgevoerd. De rechtbank is van oordeel dat uit de bijlage bij het verweerschrift en de e-mails die de heffingsambtenaar op de zitting heeft genoemd voldoende duidelijk blijkt dat er een constructieve beoordeling heeft plaatsgevonden. Wat het college heeft gedaan zijn dus niet alleen administratieve handelingen. Het college heeft ook inhoudelijke werkzaamheden verricht. Dit oordeel sluit aan bij andere rechtspraak die hierover is. [1] Dit betekent dat het belastbare feit zich heeft voorgedaan en dat de heffingsambtenaar bevoegd was hiervoor leges te heffen. Eiser is dus leges verschuldigd.

De heffingsambtenaar heeft niet het juiste bedrag in rekening gebracht

7. Het bedrag aan leges die de heffingsambtenaar heeft geheven, is berekend op basis van de tarieventabel bij de legesverordening.
Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ bedraagt € 161,85, vermeerderd met een bedrag van € 30,60 voor elke € 1.000,- aan bouwkosten of een gedeelte daarvan, dus in dit geval totaal € 14.229,-. [2] Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit ‘uitweg/inrit’ bedraagt € 126,70. [3] Dit zijn ook de bedragen die de heffingsambtenaar aan eiser in rekening heeft gebracht.
8. Op de zitting heeft eiser aangevoerd dat de heffingsambtenaar de kosten die eiser heeft gemaakt voor het vooroverleg inzake de toetsing ruimtelijke kwaliteit had moeten aftrekken van de legesnota. Op de zitting heeft de heffingsambtenaar bevestigd dat de leges voor het vooroverleg van € 508,- van het totale bedrag aan leges van € 14.517,55 had moeten worden afgetrokken.
9. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er terecht leges zijn geheven, maar voor een te hoog bedrag. De heffingsambtenaar heeft dus niet het juiste bedrag aan leges in rekening gebracht.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond, omdat de heffingsambtenaar een te hoog bedrag aan leges in rekening heeft gebracht. Dit betekent dat eiser voor een deel gelijk krijgt. De rechtbank vernietigt daarom de uitspraak op bezwaar en herroept de aanslag.
10.1.
De rechtbank neemt nu zelf een beslissing en bepaalt de hoogte van de leges op € 14.009,55. [4]
10.2.
Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
11. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2024 door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M.M. Tijink, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van het Hof Amsterdam van 30 november 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:3570.
2.Artikel 2.3.1 van de legesverordening 2022 Soest.
3.Artikel 2.3.9 van de legesverordening 2022 Soest.
4.De rechtbank doet dit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.