ECLI:NL:RBMNE:2024:6806

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
UTR 24/3811
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschrift wegens termijnoverschrijding

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 18 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid van 20 februari 2024 behandeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit dat op 9 oktober 2023 was verzonden, maar het bezwaarschrift werd pas op 4 december 2023 ontvangen, wat te laat was volgens de wettelijke termijn van zes weken. De rechtbank oordeelt dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, ondanks de claim van eiser dat hij in detentie zat tijdens een deel van de bezwaarperiode. De rechtbank stelt vast dat eiser niet tijdig maatregelen heeft getroffen om zijn post te verzorgen, en dat hij niet heeft aangegeven dat hij gedetineerd was. Hierdoor is de rechtbank van mening dat de Minister terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van eiser af, inclusief de vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3811

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de Minister van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van
20 februari 2024. In deze uitspraak op bezwaar is het bezwaarschrift van eiser
niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat is ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 12 oktober 2023. Het bezwaarschrift had dus uiterlijk op 23 november 2023 door verweerder ontvangen moeten zijn. Verweerder heeft het bezwaarschrift ontvangen op
4 december 2023. Dat is dus te laat. Verweerder hoeft het bezwaar niet inhoudelijk te behandelen. Soms moet dat wel. In dat geval is er een geldige reden waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
3. Tussen partijen is niet in geschil dat het primaire besluit van 9 oktober 2023 is verzonden naar het (woon)adres waarop eiser in de gemeentelijke basisadministratie persoonsregistratie (GBA) staat geregistreerd. Ook is niet in geschil dat eiser het bezwaar tegen het besluit van 9 oktober 2023, verzonden op 12 oktober 2023, na afloop van de in artikel 6:7 van de Awb genoemde termijn van zes weken heeft ingediend. In geschil is of die termijnoverschrijding verschoonbaar is.
4. Op grond van artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vangt de in artikel 6:7 Awb vermelde termijn van zes weken voor het indienen van een bezwaar- of beroepsschrift aan met ingang van de dag na die waarop dat besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Ingevolge artikel 3:41 van de Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (uitspraak van 1 september 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ7888) heeft verweerder aan zijn bekendmakingsverplichting als bedoeld in artikel 3:41, eerste lid, van de Awb voldaan als het besluit wordt verzonden naar het laatst bekende adres van betrokkene, ook al is dit niet meer het woonadres van betrokkene, en betrokkene heeft nagelaten het bestuursorgaan van de adreswijziging op de hoogte te stellen.
5. Eiser voert in zijn bezwaar aan dat hij te laat was, omdat hij een deel van de bezwaarperiode in detentie heeft gezeten. Eiser heeft in de periode van 20 oktober 2023 tot en met 19 november 2023 in detentie gezeten. Hierdoor was eiser niet eerder op de hoogte van het besluit.
6. Als het college niet wordt geïnformeerd over een ander verblijfadres en niet is verzocht post naar dat adres of een ander adres, bijvoorbeeld van een gemachtigde of de PI, te sturen, kan de minister niet anders dan verzenden naar het laatst bekende adres dat correspondeert met het GBA-adres. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat verweerder ermee bekend was. Daarnaast ligt het in de rede dat de betrokkene bij langdurige afwezigheid maatregelen treft voor de verzorging van de post, waardoor hij of een door hem aangewezen persoon tijdig kennis neemt van relevante informatie, zoals een besluit als hier aan de orde. Niet gebleken is dat eiser niet in staat was om ervoor te zorgen dat de voor hem bestemde post op een tijdige en juiste wijze werd verzorgd.
7. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de situatie van eiser, vormt deze situatie geen geldige reden voor het te laat indienen van zijn bezwaarschrift. Het is de verantwoordelijkheid van eiser om tijdig bezwaar in te dienen of, indien hij er zelf niet toe in staat is, dat voor hem te laten doen. Bij langdurige afwezigheid, waaronder detentie, is het de verantwoordelijkheid van eiser zelf om passende maatregelen te treffen voor de verzorging van de post. Eiser heeft hiervoor geen maatregelen getroffen in de periode van detentie. Ook heeft eiser in deze periode niet aan verweerder doorgegeven dat hij gedetineerd was. Dit heeft hij pas achteraf doorgegeven. Uit de omstandigheden die eiser heeft aangevoerd blijkt niet dat hij er niets aan heeft kunnen doen dat hij niet tijdig bezwaar heeft gemaakt.
7.1.
Verder overweegt de rechtbank dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift een fatale termijn is. Dit betekent dat de duur van die termijn niet kan worden gewijzigd en dat het beroep zonder verschoonbare omstandigheden, zoals in dit geval, niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
8. Verweerder heeft dus terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond (artikel 8:54 van de Awb).
9. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van A.F Klomp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 november 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.