ECLI:NL:RBMNE:2024:6798

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
UTR 24/7539, UTR 24/7540 en UTR 24/7670
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor huisvesting alleenstaande minderjarige asielzoekers in Leusden

Op 13 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak betreffende de huisvesting van alleenstaande minderjarige asielzoekers in Leusden. De zaak betreft de omgevingsvergunning die door het college van burgemeester en wethouders van Leusden is verleend voor het gebruik van een voormalig kantoorpand als opvanglocatie voor maximaal 60 alleenstaande minderjarige asielzoekers. Verzoekers, die in de directe omgeving van het pand wonen, hebben bezwaar aangetekend tegen deze vergunning en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat de vergunning geschorst zou worden in afwachting van de behandeling van hun beroepen.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen. Hij oordeelde dat het belang van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en de gemeente Leusden in het licht van de huidige opvangcrisis zwaarder weegt dan de belangen van de verzoekers. De voorzieningenrechter merkte op dat het COA de wettelijke taak heeft om asielzoekers een goede opvang te bieden en dat de gemeente, hoewel zij deze taak nog niet volledig kan vervullen, wel een maatschappelijke verantwoordelijkheid voelt om bij te dragen aan de opvang van asielzoekers.

De voorzieningenrechter heeft geen oordeel gegeven over de kans van slagen van de beroepen van de verzoekers, maar constateerde dat er geen evidente fouten in de besluitvorming waren. Hij weegt de zorgen van de verzoekers over geluidsoverlast en verkeersdrukte minder zwaar, gezien de tijdelijke aard van de opvang en het feit dat de omgevingsvergunning eenvoudig kan worden beëindigd als de rechtbank later in het voordeel van de verzoekers beslist. De uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, in aanwezigheid van griffier mr. I.C. de Zeeuw-‘t Lam, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 24/7539, UTR 24/7540 en UTR 24/7670
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 december 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] en [verzoekster 1] , uit [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. M.M. Breukers),

[verzoekster 2] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. M.M. Breukers),

[verzoekster 3] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. E. Erkamp)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leusden, verweerder

(gemachtigde: mr. J.H. Meijer).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Centraal Orgaan opvang asielzoekers
(gemachtigde: mr. A. Tardjopawiro).
Partijen worden hierna verzoekers, het college en het COA genoemd.

Zitting

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter een mondelinge uitspraak gedaan, direct nadat de zaak deels met behulp van een beeldverbinding is behandeld op de zitting van
13 december 2024. Dit proces-verbaal is de schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak.
Bij de zitting waren aanwezig:
 verzoekers [verzoeker] en [verzoekster 1] en via de beeldverbinding verzoekster [verzoekster 2] , bijgestaan door hun gemachtigde;
 als vervanger van de gemachtigde van verzoekster [verzoekster 3] : mr. M.L. Santokhi;
 namens het college de gemachtigde, vergezeld door [A] en [B] ;
 namens het COA de gemachtigde, vergezeld door [C] .
De voorzieningenrechter heeft hen erop gewezen dat er geen hoger beroep open staat.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.

Motivering van de beslissing

1. Deze zaak gaat over de huisvesting van maximaal 60 alleenstaande minderjarige asielzoekers in een voormalig kantoorpand aan de [adres] in Leusden. Het COA heeft dit pand aangekocht en het college heeft een omgevingsvergunning verleend om het pand maximaal 10 jaar te mogen gebruiken voor dit doel, in afwijking van de beheersverordening (inmiddels: het omgevingsplan). Verzoekers wonen in de directe omgeving. Zij hebben beroepen ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van
2 oktober 2024 waarbij de omgevingsvergunning in stand is gelaten. Zij hebben daarnaast aan de voorzieningenrechter gevraagd om de omgevingsvergunning te schorsen in afwachting van de behandeling van hun beroepen door de rechtbank.
2. Verzoekers hebben een spoedeisend belang bij een beoordeling van hun verzoeken. Het COA wil in januari al de eerste minderjarige asielzoekers in het pand opvangen en de rechtbank zal dan nog niet op de beroepen hebben beslist. Om deze reden is de zaak behandeld op de zitting van de voorzieningenrechter.
3. De voorzieningenrechter geeft geen oordeel over de kans van slagen van de beroepen. Verzoekers hebben beroepsgronden aangevoerd over het beleid dat het college hanteert bij de transformatie van kantoorlocaties en over de met het oog op het voorkomen van geluidsoverlast te hanteren afstand tussen hun woningen en de opvanglocatie. Deze beroepsgronden moeten later door de rechtbank worden beoordeeld, samen met het beroep van een andere omwonende. De voorzieningenrechter ziet nu geen evidente fouten in de besluitvorming en ziet op voorhand geen aanleiding voor de conclusie dat het college de omgevingsvergunning na afweging van alle betrokken belangen niet heeft kunnen verlenen.
4. De voorzieningenrechter vindt dat er ook anderszins geen sprake is van een zodanig spoedeisende situatie waarbij verzoekers er belang bij hebben dat de opvanglocatie nu niet in gebruik kan worden genomen. Daartoe overweegt hij het volgende.
5. Het is algemeen bekend dat het tekort aan opvanglocaties een groot maatschappelijk probleem is en het COA heeft dat op de zitting nog toegelicht. De situatie van minderjarigen is bovendien extra schrijnend. Het COA heeft de wettelijke taak om asielzoekers een goede opvangvoorziening te bieden. De gemeente heeft op grond van de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen (Spreidingswet) die wettelijke taak nu nog niet, maar heeft toegelicht het wel als haar maatschappelijke taak te zien om een bijdrage aan de opvang van asielzoekers te leveren. Het COA en de gemeente hebben in het licht van de huidige opvangcrisis een groot belang om dit kantoorpand nu in gebruik te kunnen nemen overeenkomstig de door het college verleende vergunning. Voor het COA is ook belangrijk dat de huidige opvang van alleenstaande minderjarige asielzoekers in Leusden moet worden beëindigd en dat zij de daar geplaatste minderjarigen graag in de gemeente wil blijven opvangen, zodat zij niet van school hoeven te wisselen.
6. Verzoekers hebben toegelicht dat zij bang zijn voor overlast in de vorm van geluid en verkeer en dat zij zich onveilig zullen voelen. Daarbij wijzen zij ook op het voor dit pand en in deze wijk grote aantal van 60 minderjarigen. De voorzieningenrechter heeft daar begrip voor, maar weegt de belangen van verzoekers minder zwaar. Daarbij speelt een rol dat deze overlast tijdelijk is: als de rechtbank verzoekers later gelijk geeft, dan kan de opvang in het kantoorpand ook weer beëindigd worden. Verzoekers wijzen erop dat dat lastig zal gaan gelet op het opvangtekort, maar dat speelt voor de voorzieningenrechter nu geen rol. Het gaat erom dat de omgevingsvergunning slechts het gebruik van het kantoorpand als opvang toestaat, en dat dat gebruik feitelijk bezien gemakkelijk weer is te beëindigen.
7. Omdat het verzoek wordt afgewezen, hoeft het college geen proceskosten of griffierecht te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. I.C. de Zeeuw-‘t Lam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.