In deze zaak heeft [eiser] op 15 september 2023 beroep ingesteld tegen een onbekend besluit van de gemeente [gemeente 1]. De zaak is behandeld op een digitale zitting op 4 november 2024, waarbij zowel [eiser] als de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank heeft onmiddellijk uitspraak gedaan en gewezen op de mogelijkheid tot hoger beroep. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk omdat het onduidelijk is tegen welk besluit het beroep is gericht en namens wie het beroep is ingesteld. Dit gebrek aan duidelijkheid is zowel voor de rechtbank als voor de heffingsambtenaar een probleem geweest, aangezien er geen eerdere schriftelijke correspondentie bekend is onder het zaaknummer.
De rechtbank heeft [eiser] meerdere keren in de gelegenheid gesteld om de benodigde stukken aan te leveren, maar de onduidelijkheid bleef bestaan. Tijdens de zitting heeft [eiser] verklaard dat het beroep is ingesteld namens [eiseres] B.V., maar heeft geen concrete stukken overgelegd die dit onderbouwen. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen wie beroep wenste in te stellen tegen welk besluit, wat leidde tot de conclusie dat het beroep niet voldoet aan de wettelijke eisen. Tevens heeft [eiser] verzocht om schadevergoeding wegens een onredelijk lange procedure, maar ook dit verzoek werd afgewezen omdat niet vastgesteld kon worden of er immateriële schade is geleden.
De uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Stumpel, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 4 november 2024. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.