ECLI:NL:RBMNE:2024:6783

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
UTR 23/3002
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffing parkeerbelasting en hoorrecht in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 4 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen een naheffingsaanslag van € 66,50 beoordeeld. De naheffingsaanslag werd opgelegd op 23 juli 2022, omdat de auto van eiser zonder betaling van parkeerbelasting was geparkeerd. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit, maar de heffingsambtenaar handhaafde de aanslag in de uitspraak op bezwaar van 1 juni 2023. Eiser stelde dat hij wel degelijk had betaald voor het parkeren en dat zijn hoorrecht was geschonden. De rechtbank oordeelt dat eiser geen verzoek heeft gedaan om te worden gehoord, waardoor er geen schending van het hoorrecht is. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de heffingsambtenaar te laat uitspraak heeft gedaan op het bezwaar, maar dit leidt niet tot vernietiging van de naheffingsaanslag. Eiser had geen andere argumenten aangevoerd om de aanslag aan te vechten. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser het griffierecht niet terugkrijgt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3002

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 december 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Almere, de heffingsambtenaar

(gemachtigde: A. Teunisse).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de naheffingsaanslag van € 66,50 die aan hem is opgelegd op 23 juli 2022 (het primaire besluit).
1.1.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar van 1 juni 2023 heeft de heffingsambtenaar het besluit gehandhaafd.
1.2.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
Het beroep is behandeld op de online zitting van 16 september 2024. Verschenen zijn: [eiser] als eiser en A. Teunisse als gemachtigde van de heffingsambtenaar.

Beoordeling door de rechtbank

2. De naheffingsaanslag is aan eiser opgelegd omdat zijn auto met kenteken
[kenteken] op 13 juli 2022 aan [locatie] te Almere geparkeerd stond zonder dat de verschuldigde parkeerbelasting was betaald. In de parkeerverordening is deze plaats aangewezen als een plaats waar alleen tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. De naheffingsaanslag is om 16:14 uur aan eiser opgelegd.
3. Eiser vindt dat de naheffingsaanslag moet worden vernietigd. Eiser geeft aan dat hij wel degelijk betaald heeft voor het parkeren. Dat eiser mogelijk minder heeft betaald ligt aan de digitale app Gaiyo. Eiser is daarnaast van mening dat het hoorrecht is geschonden, hij ten onrechte geen verdaging van de termijn toegezonden heeft gekregen en de beslistermijn voor de heffingsambtenaar ruim is verstreken.
4. Eiser heeft op 27 juli 2022 bezwaar gemaakt. Omdat eiser niets meer had vernomen, was hij in de veronderstelling dat zijn bezwaarschrift tot vernietiging van de naheffingsaanslag had geleid en hij niets meer hoefde te betalen. Met de uitspraak op bezwaar blijkt uiteindelijk dat hij toch moet betalen. Volgens eiser kan de aanslag niet in stand blijven door nalatigheid van de heffingsambtenaar.
5. Eiser krijgt geen gelijk in de zaak. De rechtbank legt hierna uit waarom.
Hoorrecht
6. Eiser voert aan dat hij ten onrechte niet is gehoord.
7. De rechtbank oordeelt als volgt. Op grond van artikel 25, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt – in afwijking van de Algemene wet bestuursrecht – de belanghebbende gehoord op zijn verzoek. Eiser heeft in dit geval geen verzoek gedaan om te worden gehoord, zodat het hoorrecht niet is geschonden.
Beslistermijn
8. De rechtbank stelt voorop dat eiser op zichzelf terecht stelt dat de heffingsambtenaar te laat uitspraak op bezwaar heeft gedaan. De heffingsambtenaar heeft voor parkeerbelastingzaken als deze, tot het einde van het kalenderjaar waarin het bezwaarschrift wordt ingediend, de tijd om te beslissen op een bezwaar. Dat was dus tot 31 december 2022. De termijn kan schriftelijk met maximaal zes weken worden verlengd door de heffingsambtenaar, maar dat heeft hij niet gedaan.
9. Anders dan eiser aanvoert betekent dit echter niet dat de naheffingsaanslag moet worden kwijtgescholden. Volgens de wet kan aan het uitblijven van een uitspraak op bezwaar onder bepaalde voorwaarden een consequentie vastzitten, zoals het verbeuren van een dwangsom als niet op tijd is beslist en het bestuursorgaan daarvoor tijdig in gebreke is gesteld. Er bestaat echter geen wettelijke bepaling waaruit volgt dat als een bestuursorgaan te laat uitspraak doet op het bezwaar, dit moet leiden tot vernietiging van de naheffingsaanslag, zoals eiser lijkt te veronderstellen. De beroepsgrond slaagt niet.
Betaling
10. Eiser stelt dat er wel degelijk betaald is voor het parkeren. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser afschriften van de parkeertransacties bijgevoegd.
10. De rechtbank merkt op dat uit het afschrift van de parkeertransactie van 13 juli 2022 volgt dat de parkeeractie is gestart om 17:13 uur. Dit is (ongeveer) één uur later dan het moment waarop de naheffingsaanslag aan eiser is opgelegd. Het standpunt van eiser dat hij wel degelijk heeft betaald voor de parkeeractie volgt de rechtbank niet. Dat eiser heeft betaald voor het parkeren na 17:13 uur doet er niet aan af dat eiser voor de tijdsperiode daarvoor niet heeft betaald. Hiervoor is de naheffingsaanslag dan ook terecht opgelegd. Daarnaast heeft eiser erop gewezen dat de applicatie Gaiyo wordt genoemd op de website van de gemeente en dat er weinig alternatieven zijn. De heffingsambtenaar heeft in reactie daarop aangegeven dat het de verantwoordelijkheid van eiser is om de parkeeractie te controleren en dat een storing in de applicatie voor rekening en risico van de parkeerder komt. De heffingsambtenaar heeft er ter zitting bovendien nog op gewezen dat er wel degelijk alternatieve betaalmogelijkheden aanwezig waren zoals andere betaalapplicaties en parkeerautomaten. De rechtbank kan dit volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
12. Eiser heeft in zijn beroepschrift geen andere argumenten aangevoerd waarom de naheffingsaanslag niet klopt.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W.A. Schimmel, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Stumpel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.