ECLI:NL:RBMNE:2024:6765

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
UTR 24/5796
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake plaatsing laadpaal in Baarn

Op 6 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn. Verzoeker had een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen tegen de plaatsing van een laadpaal aan de [adres] in [plaats]. Verweerder had eerder een verkeersbesluit genomen op 19 april 2024, waarin twee parkeerplaatsen werden aangewezen voor elektrisch laden. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college bleef bij zijn standpunt na het bestreden besluit van 20 augustus 2024.

De voorzieningenrechter beoordeelde of verzoeker een spoedeisend belang had bij de gevraagde voorlopige voorziening. Verweerder had aangegeven de plaatsing van de laadpaal uit te stellen totdat er een beslissing op het beroep was genomen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er op dat moment geen spoedeisend belang was, omdat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat er onomkeerbare omstandigheden waren die een onmiddellijke beslissing vereisten.

Daarnaast werd beoordeeld of het bestreden besluit evident onrechtmatig was. De voorzieningenrechter oordeelde dat op basis van de overgelegde stukken niet evident was dat het besluit niet in stand zou blijven in de bodemprocedure. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. I. Helmich, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, en is openbaar uitgesproken op 6 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5796

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 december 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn, verweerder

(gemachtigde: K. Windhouwer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het plaatsen van een laadpaal ter hoogte van de [adres] in [plaats] .
2. Verweerder heeft met het verkeersbesluit van 19 april 2024 twee parkeerplaatsen aangewezen ten behoeve van elektrisch laden aan [straat] ten hoogte van [adres] . Met het bestreden besluit van 20 augustus 2024 op het bezwaar van verzoeker is verweerder bij dit besluit gebleven. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld.
3. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
Spoedeisend belang
5. Voordat kan worden toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening moet worden beoordeeld of verzoeker een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening.
6. Verzoeker heeft een verzoek om voorlopige voorziening ingediend om te voorkomen dat een laadpaal ter hoogte van de [adres] in [plaats] wordt geplaatst. Verweerder heeft telefonisch en per e-mailbericht van 10 september 2024 de voorzieningenrechter laten weten dat de plaatsing van de laadpaal wordt uitgesteld in afwachting van de uitkomsten van het ingestelde beroep.
7. De voorzieningenrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat er op dit moment geen sprake is van spoedeisend belang. Op dit moment heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van onomkeerbare omstandigheden waardoor van verzoeker niet gevergd kan worden dat hij het beroep niet kan afwachten.
Evident onrechtmatig
8. Omdat verzoeker naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang heeft, kan de door hem gevraagde voorziening alleen nog worden getroffen als het bestreden besluit van verweerder evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bodemprocedure in stand zal blijven. De voorzieningenrechter is van oordeel dat op basis van de nu overgelegde stukken niet evident is dat het bestreden besluit geen stand zal kunnen houden.
Belangenafweging
9. Uit het voorgaande volgt dat geen sprake is van een spoedeisend belang en dat het bestreden besluit ook niet evident onrechtmatig is. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding de belangenafweging in het voordeel van verzoeker te laten uitvallen.
Conclusie
10. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is kennelijk ongegrond en wordt daarom afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 december 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.