ECLI:NL:RBMNE:2024:6762

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
UTR 24/3735
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling arbeidsongeschiktheidspercentage WAO-uitkering en beroep tegen lagere vaststelling

In deze zaak gaat het om de herbeoordeling van het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres, die sinds 6 april 1995 een WAO-uitkering ontvangt. Eiseres was aanvankelijk volledig arbeidsongeschikt, maar na een herbeoordeling door het Uwv is haar uitkering per 15 januari 2023 beëindigd, omdat zij minder dan 15% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, wat leidde tot een herziening van het besluit. Het Uwv heeft het bezwaar gegrond verklaard, maar het arbeidsongeschiktheidspercentage is per 13 april 2024 vastgesteld op 35-45%. Eiseres is het niet eens met deze lagere vaststelling en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de zaak op 28 oktober 2024 behandeld. Eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, heeft betoogd dat haar medische situatie niet is verbeterd en dat de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspercentage onjuist is. De rechtbank heeft beoordeeld of het Uwv zijn besluiten op zorgvuldige wijze heeft genomen en of de rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereisten voldoen. Eiseres heeft geen medische onderbouwing kunnen overleggen die aantoont dat de beoordeling van het Uwv onjuist is.

De rechtbank concludeert dat het Uwv het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres op 13 april 2024 juist heeft vastgesteld op 37,57%. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor eiseres geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink en is openbaar uitgesproken op 26 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Lelystad
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3735

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.P. Harten),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Inleiding

Eiseres ontvangt sinds 6 april 1995 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Deze uitkering was gebaseerd op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100% op medische gronden. In oktober 2007 was er sprake van volledige arbeidsongeschiktheid op arbeidskundige gronden.
Naar aanleiding van een herbeoordeling is met het primaire besluit van 14 november 2022 deze WAO-uitkering per 15 januari 2023 beëindigd, omdat eiseres minder dan 15% arbeidsongeschikt is.
Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. Met het besluit van 3 april 2024 (het bestreden besluit) heeft het Uwv dat bezwaar gegrond verklaard en is daarbij teruggekomen op de beëindiging van de WAO-uitkering per 15 januari 2023. Het primaire besluit is herroepen en het Uwv heeft beslist dat eiseres vanaf deze datum ongewijzigd recht heeft op een WAO-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%. Wel wijzigt het arbeidsongeschiktheidspercentage per 13 april 2024 naar de klasse 35-45%. Verder heeft het Uwv de in bezwaar door eiseres gemaakte proceskosten aan haar vergoed.
Eiseres is het niet eens met de lagere vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspercentage per 13 april 2024 en heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 28 oktober 2024 op zitting behandeld. Eiseres was daarbij aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Waar gaat deze zaak over?

1. Deze zaak gaat over de lagere vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres per 13 april 2024. Volgens het Uwv is het arbeidsongeschiktheidspercentage per die datum juist vastgesteld op 37,57%. Eiseres vindt dat zij nog steeds volledig arbeidsongeschikt is, omdat haar medische situatie niet is verbeterd. Zij vindt dat de medische beoordeling inhoudelijk onjuist is en dat functies ten onrechte als geschikt zijn geselecteerd. Aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, zal de rechtbank beoordelen of het Uwv het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres juist heeft vastgesteld. Daarbij gaat het dus om de gezondheidssituatie van eiseres op 13 april 2024 (datum in geding).

Hoe toetst de rechtbank?

2. Het Uwv mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig. Bij de rechtbank werken namelijk geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts een onjuiste medische conclusie heeft getrokken. Dit betekent dat hoe iemand zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.

Wat vindt eiseres?

3. Eiseres vindt dat het Uwv de verlaging van het arbeidsongeschiktheidspercentage niet goed heeft gemotiveerd. Er is volgens haar geen rekening gehouden met haar huidige mentale gesteldheid. Volgens eiseres is er geen sprake van een verbetering van het ziektebeeld die een verlaging van de WAO-uitkering rechtvaardigt. Eiseres heeft nog steeds dezelfde aandoeningen en klachten waarvoor zij vóór 13 april 2024 al langdurig volledig afgekeurd is geweest voor de WAO. Op de zitting heeft eiseres ter onderbouwing van haar standpunten verwezen naar de in bezwaar overgelegde brief van de klinisch psycholoog bij Indigo van 13 oktober 2023 en het medicatieoverzicht. Daarnaast heeft zij toegelicht dat het inmiddels nog slechter met haar gaat en dat zij daarom nieuwe medicatie heeft gekregen en voor een ander medicijn een hogere dosering voorgeschreven heeft gekregen. Eiseres verwijst daarvoor naar het op 27 oktober 2024 ingebrachte actuele medicatieoverzicht. Daarnaast staat zij op de wachtlijst voor een opname.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

De medische beoordeling
4. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de medische beoordeling onjuist is. Uit de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat hij op de hoogte was van de door eiseres gestelde klachten en diagnoses. Daarbij is hij ingegaan op het medisch dossier, waaronder de door eiseres ingebrachte medische stukken. Op basis van de anamnestische gegevens, het dagverhaal, de aanwezige medische informatie, maar ook zijn eigen onderzoeksbevindingen, beschikte de verzekeringsarts bezwaar en beroep over voldoende gegevens om een goed beeld te kunnen krijgen van de medische situatie van eiseres. Het is duidelijk dat eiseres psychische klachten ondervindt. Hiervan heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een weging gemaakt en de klachten vertaald in objectieve beperkingen voor het verrichten van arbeid. Die vertaalslag in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 22 januari 2024 kan de rechtbank volgen. De rechtbank legt dat hierna verder uit.
5. De verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat uit van een depressie stoornis, angstklachten, DM type 2 en hypertensie. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er geen sprake van een situatie van geen benutbare mogelijkheden. Eiseres is niet opgenomen, is niet structureel bedlegerig en is lichamelijk zelfredzaam. Er is verder geen sprake van onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren op alle drie niveaus. Met de aangenomen beperkingen op zowel het mentale als het lichamelijke vlak en de urenbeperking van 6 uur per dag en 30 uur per week wordt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende rekening gehouden met de aanwezige medische problematiek.
6. Eiseres heeft geen medische informatie overgelegd van rond de datum in geding en ook niet op een andere wijze aannemelijk gemaakt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onjuist beeld heeft gehad van haar gezondheidstoestand. Eiseres wijst daarbij op de in bezwaar overgelegde brief van Indigo van 13 oktober 2023 waarin nieuwe omstandigheden worden genoemd zoals stemmen en angsten. Daarvan was geen sprake bij de eerdere beoordeling op basis waarvan zij wel volledig arbeidsongeschikt was geacht. Dit onderbouwt volgens eiseres dat er geen sprake kan zijn van een verbetering van haar medische situatie, maar juist van een verslechtering. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 22 maart 2024 voldoende toegelicht waarom de brief van Indigo geen aanleiding geeft om meer of andere beperkingen aan te nemen dan zijn aangenomen. Daarbij betrekt de rechtbank dat de klinisch psycholoog in de brief van Indigo de situatie van eiseres op dat moment beschrijft, maar daaruit kan niet worden opgemaakt dat er sprake is van een verslechterde medische situatie ten opzichte van de medische situatie daarvoor. Over het medicatiegebruik, waarvan een medicatieoverzicht met de brief van Indigo in bezwaar was overgelegd, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld dat alle vermelde medicatie al bekend was met uitzondering van Naproxen en Orap. Echter, deze medicatie heeft volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen gevolgen voor de belastbaarheid.
7. In de door eiseres overgelegde actuele medicatieoverzicht, waarvan de rechtbank pas op de zitting kennis heeft kunnen nemen, ziet de rechtbank geen aanleiding om het onderzoek te heropenen omdat dit overzicht van na de datum in geding is.
8. Hoewel de rechtbank beseft dat eiseres zich zieker voelt en dat dit een erg grote impact op haar leven heeft, ontbreekt een medische onderbouwing dat het Uwv de weging van haar medische situatie op de datum in geding niet op een juiste manier heeft gedaan. Van belang is namelijk niet alleen wat eiseres ervaart, maar ook wat medisch objectief als gevolg van ziekte of gebrek aan beperkingen is vast te stellen.
De arbeidskundige beoordeling
9. De arbeidsdeskundigen van het Uwv gaan bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid uit van de beperkingen en belastbaarheid die in de FML zijn vastgelegd. Zoals de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de juistheid daarvan te twijfelen. De rechtbank volgt eiseres dan ook niet in haar stelling dat de geselecteerde functies niet geschikt zijn, omdat de beperkingen onjuist zijn vastgesteld. Daarbij betrekt de rechtbank dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in de rapporten van 25 januari 2024 en 9 februari 2024 voldoende heeft gemotiveerd dat de geselecteerde voorbeeldfuncties de belastbaarheid van eiseres niet overschrijden en dus passend zijn. Het Uwv heeft deze functies aan de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag kunnen leggen. Hieruit volgt dat het Uwv het arbeidsongeschiktheidspercentage juist heeft vastgesteld op 37,57% per 13 april 2024.

Wat is de conclusie van de rechtbank?

10. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Azmi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.