ECLI:NL:RBMNE:2024:6757

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
C/16/574585/JE RK 24-730
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • G. van de Beek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling in een complexe echtscheiding met ouderonthechting

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 27 november 2024, is het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarige kinderen afgewezen. De kinderrechter oordeelt dat de verlenging niet in het belang van de kinderen is, ondanks de geconstateerde ontwikkelingsbedreiging en de zorgen van de gecertificeerde instelling (GI) over ouderonthechting. De kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], hebben geen contact met hun vader, wat schadelijk voor hen is. De kinderrechter benadrukt dat de ouders hun onderlinge conflicten moeten oplossen en dat de verantwoordelijkheid voor de situatie bij hen ligt. De kinderrechter heeft eerder in de procedure al een bijzondere curator benoemd, maar concludeert dat de huidige situatie niet leidt tot verbetering van de relatie tussen de kinderen en hun vader. De kinderrechter roept de ouders op om samen te werken aan herstel van het vertrouwen en communicatie, en stelt dat de kinderen nu rust en ruimte nodig hebben om zich te ontwikkelen. De bijzondere curator wordt ontslagen van haar functie, en de kinderrechter zal de kinderen een brief sturen om hen de beslissing uit te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/574585 / JE RK 24-730
Datum uitspraak: 27 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2013 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. M.R. Vossen,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. C.J.A. Snouckaert van Schauburg-Buchwaldt,
mr. C. LAMPHEN,
hierna te noemen de bijzondere curator,
gevestigd in Utrecht.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft eerder in deze zaak een tussenbeschikking gegeven op 6 juni 2024 en 22 oktober 2024. Bij beschikking van 6 juni 2024 heeft de kinderrechter een bijzondere curator benoemd. Voor het verloop van de procedure tot die datum verwijst de rechtbank naar de hiervoor genoemde beschikkingen. Hierna heeft de kinderrechter de volgende stukken ontvangen:
  • het verslag van de bijzondere curator van 14 oktober 2024;
  • de reactie van de vader op het verslag van de bijzondere curator, ontvangen op 28 oktober 2024;
  • de reactie van de moeder op het verslag van de bijzondere curator, ontvangen op 20 november 2024;
  • de brief van de GI, ontvangen op 21 november 2024;
  • de brief met producties 11-13 van de advocaat van de moeder, ontvangen op 25 november 2024;
  • de pleitnota van de advocaat van de vader, ontvangen op 25 november 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 26 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
  • [A] en [B] , vertegenwoordigers van de GI;
  • de bijzondere curator.
1.3.
Met de betrokken partijen is afgesproken dat zij op 27 november 2024 vanaf 15.00 uur het dictum telefonisch van de griffie van de rechtbank kunnen vernemen. Dit is de schriftelijke uitwerking van die beslissing.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.3.
Op 24 juni 2022 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 28 november 2024. De beslissing op het verzoek is bij beschikking van 6 juni 2024 en 22 oktober 2024 voor het overige aangehouden.
2.4.
Bij beschikking van 6 juni 2024 is mr. C. Lamphen benoemd als bijzondere curator om de minderjarige kinderen in en buiten rechte te vertegenwoordigen gedurende deze procedure. Op 14 oktober 2024 heeft de bijzondere curator verslag gedaan van haar bevindingen.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt ook het resterende deel van de gevraagde verlenging van de ondertoezichtstelling toe te wijzen, te weten tot 24 juni 2025. Daarover gaat deze beschikking.

4.De standpunten

4.1.
In het kort komt de zienswijze van de bijzondere curator erop neer dat de kinderen behoefte hebben aan rust en even geen bemoeienis meer van anderen. Het tempo van de kinderen moet leidend worden en daar is geduld voor nodig, met name van de vader. Het echte werk moet volgens de bijzondere curator worden verricht door de ouders. De ouders hebben een ingewikkelde voorgeschiedenis die tot de echtscheiding heeft geleid en daarover zullen zij alsnog goede gesprekken moeten voeren om hun posities als ouders in de nieuwe situatie in te kunnen nemen. Ook de meest beladen onderwerpen dienen daarbij aan bod te komen. De ouders moeten niet zoeken naar wat wel of niet is gebeurd en wat wel of niet waar is, maar moeten aansluiten bij wat er in de hoofden van de kinderen omgaat. De ouders zouden met een gezamenlijk verhaal moeten komen richting de kinderen en samen het gesprek met hen aangaan. De bijzondere curator roept de ouders op hiermee aan de slag te gaan en doet een aantal aanbevelingen voor begeleiding daarvan. Tot slot roept de bijzondere curator op de kinderen weer contact te laten hebben met [kinderpsycholoog] vanwege de therapie-vertrouwensrelatie.
4.2.
Bij brief van 24 november 2024 heeft de GI een reactie gegeven op het verslag van de bijzondere curator. In het kort komt de zienswijze van de GI erop neer dat sprake is van ouderonthechting. De GI maakt zich zorgen over de situatie van de kinderen bij de moeder thuis en dan vooral over haar belastbaarheid en emotionele beschikbaarheid. Ook maakt de GI zich zorgen over hoe de moeder met de hele situatie omgaat. De moeder betrekt de vader onvoldoende bij de opvoeding en verzorgen van de kinderen en lijkt de vader buiten schot te houden. Ook is de GI van mening dat de moeder de kinderen met volwassenzaken belast. De GI ziet voor de stelligheid van de afkeer van de kinderen richting de vader geen andere aanwijsbare redenen dan dat er sprake is van bewuste dan wel onbewuste beïnvloeding door de moeder. De GI is daarom van mening dat er meer zicht moet komen op het opvoedklimaat bij de moeder thuis. Het Psychotrauma Centrum Utrecht kan onderzoeken of de verwijten van de kinderen richting de vader waarachtig zijn of niet. De kinderen moeten volgens de GI gaan ervaren dat er ook een ander verhaal over de vader bestaat. Daarbij is het volgens de GI de vraag of dat haalbaar is binnen de huidige setting, waarin de kinderen hun volledige opvoeding bij de moeder hebben. De contactbreuk kan volgens de GI niet hersteld worden zolang de huidige situatie van de kinderen in het opvoedklimaat van de moeder zo doorgaat. De GI heeft te kennen gegeven dat zij zich niet kunnen vinden in de aanpak die de bijzondere curator voorstelt. De door de bijzondere curator geschetste lijn zou voor de GI niet uitvoerbaar zijn.
Zowel schriftelijk als mondeling ter zitting hebben de ouders gereageerd op de stukken van de bijzondere curator en de GI. De advocaat van de moeder stelt zich op het standpunt dat de GI onzorgvuldig te werk gaat omdat zij vooral focust op het bewijzen van ouderonthechting en ook de vervolgstappen baseert op het uitgangspunt dat daarvan sprake is, terwijl een goede onderbouwing ontbreekt. De GI gaat eraan voorbij dat eerst zou moeten worden onderzocht of sprake is van gegronde of ongegronde weerstand, zodat een kind niet onnodig van een ouder wordt verwijderd, maar ook niet zomaar wordt blootgesteld aan een situatie die voor het kind als onveilig wordt ervaren. De advocaat van de moeder wijst nog op een brief van kinderpsycholoog [kinderpsycholoog] waarin zij concludeert dat de onzekerheid waar de kinderen doorheen gaan zeer schadelijk voor ze is en dat dit eventuele schade als gevolg van ouderonthechting al ruimschoots overtreft.
4.3.
De advocaat van de vader heeft benadrukt dat de vader het gevoel heeft dat zijn kinderen hem worden ontnomen. De moeder versterkt de problematiek bij de kinderen en draagt bewust bij aan ouderonthechting. De vader sluit zich daarmee aan bij de zienswijze van de GI en is van oordeel dat de adviezen van de bijzondere curator onjuist en onuitvoerbaar zijn. De advocaat van de vader vraagt de kinderrechter om een duidelijke uitspraak over de houdbaarheid van de verblijfplaats van de kinderen bij de moeder en het scheppen van condities voor een gezonde ontwikkeling en contactopbouw met de vader.
5.
De beoordeling
5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat de ontwikkelingsbedreiging zoals geconstateerd bij beschikking van 24 juni 2022 nog aanwezig is. De kinderen ervaren nog steeds veel boosheid en weerstand jegens hun vader, het contact is niet hersteld en de verstandhouding tussen de ouders is niet verbeterd. Desondanks zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling niet verlengen omdat hij dat niet in het belang van de kinderen acht. De kinderrechter zal hieronder verder uitleggen hoe hij tot dit oordeel komt.
5.2.
In deze procedure is sprake van een complexe echtscheiding, waarbij het contact tussen de vader en de kinderen verloren is gegaan. De ondertoezichtstelling had als doel de kinderen goed en veilig contact te laten hebben met beide ouders en te investeren in ouders die de kinderen emotioneel ondersteunen en kunnen aansluiten bij de behoefte van de kinderen. Binnen de ondertoezichtstelling is vervolgens ingezet op hulpverlening en contactmomenten tussen de kinderen en de vader. Daarbij zijn veel verschillende benaderingen geprobeerd. Zowel de ouders als de GI en de kinderen hebben geprobeerd een stap vooruit te zetten, maar dit heeft helaas niet geleid tot groei in het contact of versterking van de emotionele band tussen de kinderen en de vader. Integendeel, de weerstand bij de kinderen lijkt ook gedurende de afgelopen periode te zijn gegroeid.
5.3.
De GI is van oordeel dat sprake is van ouderonthechting. De GI verbindt deze conclusie aan de signalen die zij bij de kinderen en de ouders heeft gezien. In haar brief van 24 november 2024 zet de GI dit uitvoerig uiteen. Onduidelijk blijft echter wat voor onderzoek aan deze conclusie ten grondslag ligt. Tijdens de zitting is besproken dat de GI zich heeft laten adviseren door een externe deskundige, maar desgevraagd wil zij de naam van deze deskundige niet delen. Ook is niet duidelijk op welke informatie deze deskundige zich heeft gebaseerd. Er zijn in dit dossier geen hulpverleners die eenduidig tot dezelfde conclusie zijn gekomen, wel is er sprake van een hoogoplopend inhoudelijk meningsverschil tussen de kinderpsycholoog [kinderpsycholoog] en de GI over onder andere dit onderwerp. De kinderrechter vindt dit een zorgelijke situatie, temeer omdat de GI haar vervolgbeleid wel baseert op de conclusie dat van ouderonthechting sprake is. De GI wil meer zicht op het opvoedklimaat bij de moeder thuis, maar heeft niet benoemd hoe dat te realiseren. Tijdens de zitting heeft de GI verklaard dat een uithuisplaatsing niet kan worden uitgesloten als de opvoedsituatie bij de moeder niet zou veranderen. Dit zou nodig kunnen zijn om de kinderen een ander beeld van de vader te kunnen laten ervaren, zo is in de brief van de GI te lezen. De advocaat van de vader sluit zich hierbij aan en sluit haar pleitnotitie af met onder meer de opmerking dat zij een duidelijke uitspraak van de rechter wil over de houdbaarheid van de verblijfplaats van de kinderen bij moeder.
5.4.
Los van de vraag of sprake is van ouderonthechting is het duidelijk dat de huidige situatie waarin de kinderen geen contact met hun vader hebben schadelijk voor hen is op de korte en lange termijn. De kinderen verder belasten met hulpverleningstrajecten of mogelijk zelfs een uithuisplaatsing zou naar het oordeel van de kinderrechter echter mogelijk nog ingrijpender zijn. In die zin is het kiezen tussen twee kwaden, waarbij de kinderrechter nu het meeste zwaarte toekent aan de stem van de kinderen. De kinderrechter kan niet vaststellen wat de boosheid van de kinderen voedt. Of het wordt veroorzaakt door het opvoedklimaat bij de moeder, door de dingen die de kinderen hun vader verwijten, door de wijze waarop en waarom de ouders uit elkaar zijn gegaan of een combinatie van dit alles is niet eenduidig te beantwoorden. Ook niet na een lange en intensieve betrokkenheid van hulpverlening, de rechtbank en de GI. Wel staat vast dat de kinderen zich consequent verzetten tegen gedwongen contact met hun vader. De kinderen geven daarmee hun grenzen aan, of dat in de visie van de volwassenen nou terecht is of niet. Nog langer druk uitoefenen op de kinderen om daar verandering in te brengen, is niet zinvol gebleken en zal naar het oordeel van de kinderrechter schadelijk zijn. De kans is bovendien groot dat het wantrouwen van de kinderen jegens hun vader daarmee juist verder zal worden gevoed. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat er iets anders zal moeten gebeuren voordat de kinderen in staat zijn hun vader weer te accepteren en te vertrouwen.
5.5.
De kinderrechter overweegt dat er een periode van rust en duidelijkheid moet komen voor de kinderen, zodat zij zich kunnen toeleggen op de andere belangrijke zaken in hun leven zoals hun persoonlijke ontwikkeling, school en sociale activiteiten zoals sport en vriendjes en vriendinnetjes. De sleutel van de oplossing ligt in handen van de ouders. Er is veel gebeurd en de ouders hebben zich steeds verder ingegraven in hun standpunten en verwijten aan het adres van de ander. Daarbij hebben zij zich gesterkt gevoeld door de hulpverleners en andere betrokkenen die hun standpunten ondersteunen. Willen zij het probleem echt oplossen, dan dienen zij hun stellingen te verlaten en zullen zij moeten werken aan het herstellen van het onderlinge vertrouwen en hoe weer in gesprek te komen met elkaar. Dit komt ook overeen met het advies van de Raad in haar rapport dat heeft geleid tot de initiële ondertoezichtstelling.
5.6.
De kinderrechter stelt vast dat de basale veiligheid van de kinderen bij de moeder niet in het geding is. De kinderen worden goed verzorgd, gaan naar school en doen het daar naar omstandigheden goed. Daarnaast ondernemen de kinderen activiteiten die passen bij hun leeftijdsfase. Hierin is dus geen taak voor de GI weggelegd. De GI heeft verder verklaard zich niet te kunnen vinden in de conclusies van de bijzondere curator en een aanpak in lijn met diens bevindingen niet uit te kunnen voeren. Deze stellige zienswijze, samen met de richting waarin de GI wel een oplossing zoekt, maakt dat de kinderrechter een verlenging van de ondertoezichtstelling niet in het belang van de kinderen acht. Om die reden zal de kinderrechter het resterende deel van het verzoek om verlenging van de ondertoezichtstelling afwijzen.
5.7.
Hiermee komt de verantwoordelijkheid weer te liggen waar deze hoort, namelijk bij de ouders. Van de vader zal dit geduld vragen. Op de korte termijn zal er geen contact met de kinderen zijn. De vader zal naar de kinderen moeten uitdragen dat de deur altijd open staat en dat hij hun opvattingen en gevoelens erkent, ook als hij daar andere gedachten over heeft. Voor beide ouders betekent dit dat zij zich opnieuw moeten open stellen voor de ander en dat zij zich andermaal inspannen lastige gesprekken met elkaar te voeren, waarbij ook de meest ingewikkelde onderwerpen niet uit de weg worden gegaan. Dat lijkt misschien een onmogelijke opgave, maar het is nooit te laat om de koers te veranderen. De ouders kunnen de concrete handreikingen van de bijzondere curator als vertrekpunt nemen.
5.8.
De kinderrechter zal de bijzondere curator ontslaan omdat haar benoeming beperkt is tot de reikwijdte van deze procedure. Omdat de procedure met deze beslissing eindigt, dient daarmee ook haar rol als door de rechtbank benoemde bijzondere curator te eindigen.
5.9.
De kinderrechter heeft meerdere keren met [minderjarige 1] gesproken en vindt het belangrijk dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] begrijpen waarom deze beslissing is genomen. De kinderrechter zal daarom [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een brief sturen, waarin hij zijn beslissing uitlegt. Tegelijk met deze beschikking stuurt de kinderrechter daarom een brief aan [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . In die brief is het volgende opgenomen:
“Op 26 november 2024 heb ik met jullie ouders en hun advocaten, [C] en [D] gesproken. Ik vind het belangrijk jullie uit te leggen wat ik heb beslist en waarom. Daarom stuur ik jullie deze brief.
Ik heb gezien dat jullie ouders allebei heel veel van jullie houden. Het is wel heel moeilijk voor ze om weer goed met elkaar om te gaan na de scheiding en wat daarna allemaal is gebeurd. Ik denk dat het belangrijk is dat jullie ouders daarover met elkaar gaan praten, zonder alle andere mensen die iets denken of vinden. De ondertoezichtstelling heb ik daarom gestopt.
Het is ook belangrijk dat jullie je vader goed leren kennen. Ik heb gezien dat dat op dit moment erg lastig is voor jullie. Daar zal iedereen rekening mee moeten houden. Ik hoop dat het jullie vader en moeder lukt om beter met elkaar om te gaan. Als dat lukt zal het voor jullie hopelijk ook makkelijker worden een betere band met allebei jullie ouders te kunnen hebben.
Ik heb gehoord en gezien dat jullie ontzettend jullie best hebben gedaan de afgelopen tijd. Ook voor jullie was het een lastige tijd. Het is nu belangrijk dat er wat meer rust voor jullie komt.”

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het resterende deel van het verzoek af;
6.2.
ontslaat de bijzondere curator van haar functie als bijzondere curator, met ingang van 28 november 2024, over
[minderjarige 1]geboren op [geboortedatum 1] 2010 te [geboorteplaats] en
[minderjarige 2]geboren op [geboortedatum 2] 2013 te [geboorteplaats] .
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2024 door mr. G. van de Beek, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Y. Janson als griffier, en op schrift gesteld op 10 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.