ECLI:NL:RBMNE:2024:6756

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
C/16/582801 / KG ZA 24-531
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongerechtvaardigde inbreuk op persoonlijke levenssfeer door openbaarmaking van pandadres door gemeente

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en de Gemeente Utrecht. De kern van de zaak betreft de vraag of de gemeente een ongerechtvaardigde inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van de eiser door (raads)stukken te publiceren waarin het pandadres van de eiser en zijn buren zijn vermeld. De eiser stelt dat zijn persoonlijke levenssfeer wordt aangetast door deze openbaarmaking en vordert verwijdering van de stukken en rectificatie van onjuiste mededelingen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de gemeente geen ongerechtvaardigde inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de eiser en wijst de vorderingen tot verwijdering van de stukken af. Echter, de voorzieningenrechter oordeelt dat de gemeente een mededeling gedeeltelijk moet verwijderen, omdat deze inhoudelijk onjuist is. De uitspraak volgt op een langdurig conflict tussen de eiser en de gemeente over de staat van het pand van de eiser en de handhaving door de gemeente. De voorzieningenrechter concludeert dat de gemeente bevoegd is om het pandadres openbaar te maken, maar dat de mededeling over de naam van de eiser onjuist is en daarom gedeeltelijk moet worden verwijderd.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/582801 / KG ZA 24-531
Vonnis in kort geding van 13 december 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat: mr. D. de Jong,
tegen
DE GEMEENTE UTRECHT,
te Utrecht,
gedaagde,
advocaten: mr. J.C. Mosselman & mr. J. van Vulpen
Partijen worden hierna [eiser] en de Gemeente genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 november 2024 met producties, 1 tot en met 7;
  • de brief van 21 november 2024, met producties 8 en 9;
  • de akte vermeerdering van eis tevens akte overlegging producties van 27 november 2024, met producties 10 en 11;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 4;
  • de brief van 27 november 2024 van [eiser] , met productie 12;
  • de brief van 28 november 2024 van de Gemeente, met productie 5;
  • de mondelinge behandeling van 29 november 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
  • de pleitnota van [eiser] ;
  • de pleitnota van de Gemeente.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern

2.1.
[eiser] en de Gemeente zijn verwikkeld in een langdurig conflict, waarbij het pand van [eiser] betrokken is. De Gemeente heeft in het kader daarvan stukken openbaargemaakt waarin het pandadres is vermeld. Daarnaast heeft de Gemeente in de stukken de mededeling opgenomen dat zij op basis van een beslissing genomen door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gerechtigd is om de pandadressen en de naam van de eigenaar - oftewel [eiser] - openbaar te maken. [eiser] is het hier niet mee eens en stelt dat zijn persoonlijke levenssfeer wordt aangetast. Daar komt bij dat de opgenomen mededeling onjuist is. [eiser] vordert daarom verwijdering van de stukken en de mededeling of anders dat de adresgegevens en andere gegevens die te herleiden zijn tot het pandadres en/of de naam van [eiser] worden weggelakt. Bovendien wil [eiser] dat de Gemeente een rectificatie plaatst. De voorzieningenrechter oordeelt dat de Gemeente de mededeling gedeeltelijk moet verwijderen, maar wijst de andere vorderingen van [eiser] af.

3.De achtergrond van de zaak

3.1.
[eiser] is eigenaar van het pand aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: het pandadres). Het pand verkeert in een slechte staat, wat voor grote schade en overlast zorgt bij de buren. Naar aanleiding hiervan heeft de Gemeente handhavend opgetreden. [eiser] heeft bezwaar en beroep aangetekend tegen deze beslissing. Verder zijn door [eiser] of zijn gemachtigden (veel) handhavingsverzoeken ingediend tegen de eigenaren van de buurpanden en (veel) verzoeken gebaseerd op de Wob dan wel de Woo. De Gemeente heeft een fors bedrag aan dwangsommen verbeurd door niet steeds tijdig te beslissen.
3.2.
In 2022 heeft een journalist van het AD een Woo-verzoek ingediend bij de Gemeente. Dat is een verzoek om openbaarmaking van publieke informatie op grond van de Wet open overheid (hierna: Woo). Het verzoek zag op openbaarmaking van alle stukken vanaf 1 september 2017 over het bouwkundig conflict tussen [eiser] en de Gemeente. Bij deelbesluiten van 17 november 2022, 23 februari 2023 en 19 mei 2023 is de Gemeente overgegaan tot openbaarmaking van de verzochte gegevens. Daarmee is niet alleen openbaar geworden welke pandadressen betrokken zijn, maar ook dat de Gemeente hoge dwangsommen aan [eiser] is verschuldigd.
3.3.
[eiser] heeft de deelbesluiten aangevochten. Volgens [eiser] kan door openbaarmaking van de verzochte gegevens het verband worden gelegd dat hij degene is die recht heeft op de dwangsommen. Dit is dan een inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Raad van State), de hoogste algemene bestuursrechter, is in haar beslissing van 15 mei 2024 kort gezegd tot het oordeel gekomen dat de Gemeente het pandadres van [eiser] openbaar mag maken.

4.De beoordeling

De vorderingen van [eiser] en de grondslagen daarvan
4.1.
In deze zaak heeft de Gemeente uit eigen beweging, dus niet op grond van een Woo-verzoek, (raads)stukken over het nog lopende conflict tussen [eiser] en de Gemeente openbaar gemaakt. In deze stukken is het pandadres van [eiser] en zijn buren vermeld. Ook heeft de Gemeente naar aanleiding van de beslissing van 15 mei 2024 van de Raad van State in twee raadsstukken de mededeling opgenomen dat het adres en de naam van de eigenaar van het pand, aan wie de Gemeente hoge dwangsommen heeft verbeurd, openbaar mag worden gemaakt.
4.2.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat de openbaarmaking van deze (raads)stukken onrechtmatig is. Daarbij kan uit de beslissing van 15 mei 2024 van de Raad van State niet worden geconcludeerd dat de naam van [eiser] openbaar mag worden gemaakt. De mededeling die de Gemeente heeft gedaan in haar raadsstukken is dan ook feitelijk onjuist, aldus [eiser] .
4.3.
[eiser] vordert daarom – samengevat – primair de Gemeente te veroordelen om binnen vijf dagen na datum van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 1.250,00 per dag:
de
‘Raadsbrief Stand van zaken handhavingsdossier Binnenstad’van 5 juli 2024 en de
‘Beantwoording schriftelijke raadsvragen 2024, nr. [nummer] ’van dezelfde datum te verwijderen;
de mededeling uit de
‘Raadsbrief Stand van zaken handhavingsdossier Binnenstad’van 5 juli 2024 en de
‘Beantwoording schriftelijke raadsvragen 2024, nr. [nummer] ’van dezelfde datum te verwijderen en een rectificatie te plaatsen op de eerste bladzijde van eerdergenoemde stukken;
het door Berenschot opgestelde
‘EINDRAPPORT Evaluatie handhavingsdossier binnenstad’van 3 maart 2023 te verwijderen;
de uitspraak van 16 mei 2023 van de rechtbank Midden-Nederland te verwijderen;
de
‘Raadsbrief Stand van zaken handhavingsdossier Binnenstad’van 20 november 2024 te verwijderen.
Standpunt van de Gemeente
4.4.
De Gemeente voert in het kort aan dat zij op grond van de Woo gerechtigd is om de adresgegevens van [eiser] openbaar te maken. Dit geldt ook voor de naam van [eiser] en dit heeft de Gemeente uit de beslissing van de Raad van State mogen afleiden. Het belang van de Gemeente bij openbaarmaking weegt namelijk zwaarder dan het belang van [eiser] bij geheimhouding daarvan, aldus de Gemeente. Van een onrechtmatige openbaarmaking van stukken is dan ook geen sprake.
[eiser] heeft een spoedeisend belang
4.5.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser] een spoedeisend belang hierbij heeft. Op 5 december 2024 heeft de gemeenteraad het bouwkundig conflict opnieuw behandeld, zodat wenselijk is dat er duidelijkheid is over welke gegevens van [eiser] in dat kader openbaar mogen worden gemaakt.
Vorderingen 1, 3, 4 en 5 afgewezen: de Gemeente mag het pandadres van [eiser] openbaar maken in het kader van het conflict
4.6.
Volgens [eiser] is het openbaar maken van zijn pandadres en andere gegevens die te herleiden zijn tot het pandadres en/of de naam van [eiser] een inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer. Het is daarmee namelijk eenvoudig om een verband te leggen tussen de naam van [eiser] en de hoogte van de door de Gemeente verbeurde dwangsommen, met als gevolg dat inzicht wordt geboden in zijn financiële positie. [eiser] acht dit een bedreiging voor zijn veiligheid. Zo is [eiser] door derden lastig gevallen over deze kwestie en zijn er veel negatieve berichten te lezen op het internet. De Gemeente handelt dan ook onrechtmatig, aldus [eiser] .
4.7.
Het gaat dus om de vraag of de Gemeente, door openbaarmaking van de stukken waarin het pandadres van [eiser] is vermeld, een ongerechtvaardigde inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van [eiser] . De voorzieningenrechter oordeelt dat dit niet het geval is en licht dit hierna toe.
Het toetsingskader
4.8.
Uit artikel 86 van de AVG volgt dat persoonsgegevens in officiële documenten die voor de uitvoering van een taak van algemeen belang in het bezit zijn van een overheidsinstantie, een overheidsorgaan of een particulier orgaan, door de Gemeente mogen worden bekendgemaakt in overeenstemming met het Unierecht of het lidstatelijke recht. Dit lidstatelijke recht is de Woo. In de Woo is als uitzonderingsgrond opgenomen dat het openbaar maken van informatie achterwege kan blijven, als het belang daarvan niet opweegt tegen de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (artikel 5.1., tweede lid, onder e Woo).
Geen ander oordeel dan die van de Raad van State
4.9.
In de beslissing van 15 mei 2024 heeft de Raad van State geoordeeld dat de Gemeente de adresgegevens van het pand van [eiser] en van de aangrenzende panden openbaar mag maken. Deze informatie maakt onderdeel uit van het onderwerp waarover met het Woo-verzoek informatie werd gevraagd, namelijk het lopende bouwkundig conflict. Daarbij is door de Raad van State ook al een belangenafweging gemaakt. Overwogen is dat het algemeen belang van openbaarheid van publieke informatie voor de democratische samenleving zwaarder weegt dan het belang van [eiser] bij waarborging van zijn persoonlijke levenssfeer. Daartoe was van belang dat het pandadres van [eiser] al eerder was vermeld in openbare stukken. Verder heeft de Raad van State geoordeeld dat de omstandigheid dat daarmee een verband kan worden gemaakt tussen de naam van [eiser] en de hoge bedragen aan dwangsommen, op zichzelf geen inzicht geeft in de vermogenspositie van [eiser] . Daar komt bij dat alleen bedrijven zijn ingeschreven op het pandadres en [eiser] daar zelf niet woont. Tot slot heeft de Raad van State geoordeeld dat de verwijzing naar algemene negatieve reacties onvoldoende is om aan te nemen dat er ook een concreet en actueel risico voor (de veiligheid van) [eiser] bestaat.
4.10.
[eiser] heeft in deze procedure geen nieuwe omstandigheden naar voren gebracht, die maken dat er in dit geval een andere afweging moet worden gemaakt. Dat de Gemeente uit eigen beweging het pandadres van [eiser] openbaar heeft gemaakt in (raads)stukken in het kader van het lopende conflict, acht de voorzieningenrechter dan ook niet onrechtmatig. Op grond van artikel 86 AVG in samenhang met de Woo is zij namelijk daartoe bevoegd.
4.11.
De voorzieningenrechter zal daarom de vorderingen onder 1, 3, 4 en 5 (zie 4.3) integraal afwijzen.
Vordering 2 deels toegewezen: De Gemeente moet de mededeling gedeeltelijk verwijderen
4.12.
Dan rest nog de beoordeling van de vordering onder 2 (zie 4.3). [eiser] stelt zich op het standpunt dat mededeling opgenomen in de ‘Raadsbrief Stand van zaken handhavingsdossier Binnenstad’ en de ‘Beantwoording schriftelijke raadsvragen 2024, beide van 5 juli 2024, onjuist is. Het gaat om deze passage:
“Op 15 mei 2024 heeft de Raad van State geoordeeld dat de pandadressen en ook de naam van de eigenaar openbaar mogen worden gemaakt.”
De mededeling is onjuist en [eiser] heeft belang bij een gedeeltelijke verwijdering
4.13.
[eiser] krijgt hier gelijk in. In de beslissing van de Raad van State is géén overweging gewijd aan de afweging tussen het openbaar maken van de naam van [eiser] en de persoonlijke levenssfeer van [eiser] . Dat betekent dat de mededeling, anders dan de Gemeente betoogt, inhoudelijk niet (geheel) juist is.
4.14.
Voor het antwoord op de vraag of deze uitlating daarmee onrechtmatig is, moeten de wederzijdse belangen tegen elkaar worden afgewogen. Bij deze belangenafweging moeten alle relevante omstandigheden worden meegenomen.
4.15.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het belang van [eiser] bij waarborging van zijn privacy in dit geval zwaarder weegt dan de vrijheid van de Gemeente om een onjuiste mededeling te doen. [eiser] kan namelijk nadeel ondervinden van de mededeling, omdat op grond daarvan derden (onder wie de pers en raadsleden) zouden menen recht te hebben op openbaarmaking van de naam van de eigenaar, dan wel zij deze naam zelf openbaar zouden maken. [eiser] heeft er dan ook belang bij dat deze (niet onwaarschijnlijke) verkeerde indruk bij derden wordt weggenomen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wordt dit bereikt als de Gemeente het tekstgedeelte
‘en ook de naam van de eigenaar’ verwijdert uit de op de website van de Gemeente gepubliceerde
‘Raadsbrief Stand van zaken handhavingsdossier Binnenstad’van 5 juli 2024 en de
‘Beantwoording schriftelijke raadsvragen 2024, nr. [nummer] ’van dezelfde datum en opneemt dat deze wijziging op last van de voorzieningenrechter heeft plaatsgevonden. De voorzieningenrechter zal daarom de vordering tot verwijdering van de mededeling gedeeltelijk toewijzen op de manier zoals in de beslissing is opgenomen. De Gemeente heeft dan vijf dagen de tijd om aan deze veroordeling te voldoen.
Geen dwangsom opgelegd
4.16.
Er bestaat geen aanleiding voor het opleggen van een dwangsom. De Gemeente heeft aangegeven dat zij in geval van toewijzing vrijwillig aan de veroordeling zal voldoen. Een stimulans tot nakoming van de te geven beslissing is dan ook niet nodig, zodat de voorzieningenrechter de gevorderde dwangsom zal afwijzen.
Conclusie
4.17.
De conclusie is dat de Gemeente de pandadressen die betrokken zijn bij het conflict openbaar mag maken, zoals de Raad van State al in haar beslissing van 15 mei 2024 heeft geoordeeld. De mededeling dat de Raad van State ook heeft geoordeeld dat de Gemeente de naam van [eiser] openbaar mag maken, is onjuist. De Gemeente moet daarom deze mededeling gedeeltelijk verwijderen.
[eiser] moet de proceskosten betalen
4.18.
[eiser] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de Gemeente worden begroot op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.973,00
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.19.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zoals [eiser] en de Gemeente hebben gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de voorzieningenrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt de Gemeente om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de mededeling zoals bedoeld in 4.12 gedeeltelijk te verwijderen uit 1) de ‘Raadsbrief Stand van zaken handhavingsdossier Binnenstad’ van 5 juli 2024, met bijlage en 2) de ‘Beantwoording schriftelijke raadsvragen 2024, nr. [nummer] ’ van dezelfde datum, met bijlage, in die zin dat de mededeling op de eerste bladzijde van de eerdergenoemde stukken gaat luiden:
“Op 15 mei 2024 heeft de Raad van State geoordeeld dat de pandadressen openbaar mogen worden gemaakt.”, met vermelding van de aantekening “De tekst van deze passage is op last van de voorzieningenrechter gewijzigd”.
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2024.
5315