ECLI:NL:RBMNE:2024:6755

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
UTR 24/569
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiseres, die als [functie] werkte, een WIA-uitkering aangevraagd na een langdurige ziekteperiode. Het UWV heeft haar aanvraag afgewezen op basis van medisch en arbeidskundig onderzoek, waaruit bleek dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar omdat het UWV niet tijdig op het bezwaar heeft beslist, heeft zij beroep ingesteld. Tijdens de procedure heeft het UWV alsnog een beslissing genomen op het bezwaar, maar deze werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van eiseres behandeld en geconcludeerd dat de medische beoordeling door het UWV juist was. Eiseres heeft geen overtuigende medische onderbouwing gepresenteerd die de conclusie van het UWV zou kunnen weerleggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts zorgvuldig te werk is gegaan en dat de aangenomen beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) adequaat waren. Eiseres heeft verzocht om de benoeming van een onafhankelijke deskundige, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen twijfel was over de medische beoordeling. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Eiseres heeft recht op vergoeding van proceskosten vanwege het niet tijdig beslissen door het UWV.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Lelystad
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/569

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. O.H.G. Daane Bolier),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Inleiding

Eiseres heeft gewerkt als [functie] voor 20 uur per week. Na meerdere ziekmeldingen heeft zij zich op 10 september 2021 voor het laatst ziek gemeld. Na twee jaar ziekte heeft eiseres een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd.
Met het primaire besluit van 10 juni 2023 heeft het Uwv de aanvraag afgewezen, omdat uit medisch en arbeidskundig onderzoek volgt dat eiseres per 10 juni 2023 minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Omdat een besluit op het bezwaar uitbleef, heeft eiseres beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen door het Uwv.
Hangende dit beroep heeft het college met het besluit van 16 april 2024 (het bestreden besluit) alsnog op het bezwaar van eiseres beslist en dat bezwaar ongegrond verklaard. Omdat het college niet tijdig heeft beslist, is de maximaal verbeurde dwangsom van € 1.442,- aan eiseres vergoed.
Het beroep van eiseres over het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar heeft van rechtswege ook betrekking op het daarna alsnog genomen bestreden besluit. [1]
De rechtbank heeft het beroep op 28 oktober 2024 op zitting behandeld. Eiseres was daarbij aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde en haar vader. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Het beroep tegen het niet tijdig beslissen
1. Omdat het Uwv met het bestreden besluit alsnog een beslissing heeft genomen op het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit, bestaat er geen aanleiding meer om te bepalen dat het Uwv alsnog een beslissing op dat bezwaar moet nemen. Daarnaast heeft het Uwv bij het bestreden besluit een dwangsom toegekend wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar. Eiseres heeft de vaststelling van die dwangsom niet betwist. Eiseres heeft dus geen belang meer bij de beoordeling van haar beroep tegen het niet tijdig beslissen. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen is daarom niet-ontvankelijk.
Het beroep tegen het bestreden besluit

Waar gaat deze zaak over?

2. Deze zaak gaat over de vraag of eiseres recht heeft op een WIA-uitkering. Het Uwv vindt van niet. Het Uwv heeft zich hierbij gebaseerd op medisch en arbeidskundig onderzoek. Eiseres is het er niet mee eens dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering. Zij vindt dat de medische beoordeling inhoudelijk onjuist is. Aan de hand van de beroepsgronden van eiseres moet de rechtbank beoordelen of de conclusie van het Uwv juist is. Daarbij gaat het om de medische toestand van eiseres op 10 juni 2023.

Hoe toetst de rechtbank?

3. Het Uwv mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig. Bij de rechtbank werken namelijk geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts een onjuiste medische conclusie heeft getrokken. Dit betekent dat hoe iemand zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.

Wat vindt eiseres?

4. Eiseres vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar beperkingen heeft onderschat. De aangenomen beperking voor afleiding door anderen moet worden aangescherpt. Daarbij wijst eiseres erop dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens de hoorzitting heeft waargenomen dat eiseres na circa een half uur ernstig werd afgeleid door het zoemgeluid van een in de ruimte aanwezige printer, terwijl het geluid voor de andere aanwezigen praktisch niet waarneembaar was. Het door de verzekeringsarts bezwaar en beroep genoemde voorbeeld in de toelichting in de FML van een drukke stationshal in de spits is niet te vergelijken met het relatief zachte geluid van de printer. Eiseres verwijst hiervoor naar de overgelegde brief van de klinisch psycholoog drs. C.P.E. van Helten van 1 september 2024. Ook vindt eiseres dat de aangenomen beperking op conflicthantering onvoldoende is en verwijst hiervoor naar voornoemde brief van Van Helten. Daaruit blijkt dat een bepaalde inhoud van een telefonisch en/of schriftelijk contact iets bij eiseres kan triggeren waardoor zij in een toestand van verhoogde arousal, paniek, dissociatie of agitatie terecht komt. Daarnaast stelt eiseres dat er ten onrechte geen beperking is aangenomen op samenwerken. Volgens de behandelaar Van Helten zal samenwerken altijd spanningen met zich meebrengen door het bestaan van hechtingsproblematiek. Verder voert eiseres aan dat de verzekeringsarts als gevolg van de ernstige handeczeem ook een beperking had moeten aannemen voor het kunnen dragen van handschoenen. Eiseres wijst daarbij op de bijsluiter van de medicatie die zij gebruikt. Tot slot vindt eiseres dat de aangenomen urenbeperking niet ver genoeg gaat, gezien de PTSS en de verminderde recuperatietijd als gevolg van de verstoorde slaap, het prikkelbare darmsyndroom en de ziekte van Crohn. De chronische vermoeidheid blijkt uit het schrijven van de huisarts en de psycholoog.
5. Eiseres verzoekt de rechtbank onder verwijzing naar het Korošec-arrest een onafhankelijke deskundige te benoemen.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

De medische beoordeling
6. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de medische beoordeling onjuist is. Uit de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat zij op de hoogte was van de door eiseres gestelde klachten en diagnoses. Daarbij is zij ingegaan op het medisch dossier, waaronder de door eiseres ingebrachte medische stukken. Het is duidelijk dat eiseres psychische en lichamelijke klachten ondervindt. Op basis van de verkregen medische informatie, maar ook haar eigen onderzoeksbevindingen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiervan een weging gemaakt en die klachten vertaald in objectieve beperkingen voor het verrichten van arbeid. Die vertaalslag in de FML van 9 april 2024 kan de rechtbank volgen. De rechtbank legt dat hierna verder uit.
7. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar aanvullend rapport van 9 oktober 20224 inzichtelijk heeft toegelicht waarom de brief van Van Helten van 1 september 2024 geen aanleiding geeft om meer of andere beperkingen aan te nemen dan al zijn aangenomen. Daarvoor ontbreekt een eenduidige medische argumentatie op de datum in geding en is ook niet medisch objectiveerbaar op basis van de aanwezige medische informatie. De reactie daarop van Van Helten van 18 oktober 2024, maakt dit niet anders. Er is al een proportionele beperking gegeven voor afleiding door activiteiten van anderen waarbij ook auditieve hectiek is meegenomen en waarbij eiseres gebruik kan maken van noise cancelling en gehoorbescherming. Daarbij stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er geen aanwijzingen zijn voor de in de brief van Van Helten gestelde voortdurende hypervigilantie en schrikachtigheid. Tijdens het onderzoek in bezwaar waren er geen aanwijzingen voor een ernstig invaliderend mentaal beeld. Eiseres heeft adequaat aan de gesprekken in de primaire fase en de bezwaarfase deelgenomen, haar aandacht was goed te trekken en te houden en er was sprake van een goede concentratie. Dat eiseres zwaarder beperkt had moeten worden voor conflicthantering, wordt verder niet ondersteund door de medische informatie in het dossier. Ook dat er vanuit een hechtingsproblematiek een beperking moet zijn voor samenwerken, is niet medisch objectiveerbaar. Daarbij geldt dat op dit punt een beperking wordt gegeven bij ernstige cluster B problematiek of ernstige autismespectrumstoornis. Daarvan is bij eiseres volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen sprake. Dat eiseres als gevolg van ADHD beperkt zou zijn op het samenwerken, zoals op de zitting is gesteld, is verder niet met medische informatie onderbouwd.
8. Voor de eczeemklachten zijn er in de FML op verschillende items beperkingen aangenomen, ook voor wat betreft het langdurig dragen van handschoenen. Daarbij heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende toegelicht dat eiseres geen medische informatie heeft ingebracht, waaruit een ernstiger medisch beeld blijkt op de datum in geding of dat eiseres in het geheel geen handschoenen kan dragen. De verwijzing naar de bijsluiter van het medicijn op de website van de apotheek betreft algemene informatie die niet specifiek op eiseres is gericht.
9. Over de urenbeperking heeft de primaire verzekeringsarts gesteld dat vanwege de verminderde beschikbaarheid door de behandeling en de benodigde reparatietijd een urenbeperking van 8 uur per dag en maximaal 30 uur per week is aangewezen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze urenbeperking aangescherpt naar 6 uur per dag en circa 30 uur per week, gezien de combinatie van de onderliggende mentale en lichamelijke problematiek (inclusief behandeling en recuperatietijd). Voor het aannemen van een verdergaande urenbeperking ontbreekt een aannemelijke medische onderbouwing.
Daarbij is toegelicht dat uit het door de primaire arts beschreven dagverhaal van eiseres geen medische reden blijkt voor een noodzakelijke extra recuperatietijd. Daarnaast past dit ook niet bij het onderliggend medisch feitencomplex. De ziekte van Crohn wordt in maart 2023 als klinisch en biochemisch rustig beschreven en verder heeft er geen medicatiewijziging of ziekenhuisopname plaatsgevonden voor zowel de ziekte van Crohn als het prikkelbare darmsyndroom. In de beschikbare medische informatie heeft de rechtbank geen aanknopingspunten gevonden dat de aangenomen urenbeperking niet ver genoeg gaat.
10. De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert dus geen reden voor het oordeel dat er te weinig beperkingen zijn aangenomen. Hiermee wil de rechtbank echter niet zeggen dat er niks met eiseres aan de hand is. Integendeel, het is de rechtbank duidelijk dat eiseres forsere klachten ervaart dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen. Daarbij heeft eiseres op de zitting goed duidelijk kunnen maken welke impact de klachten op haar hebben gehad en nog steeds hebben. De rechtbank neemt haar daar ook serieus in, maar het hebben van klachten betekent nog niet dat er ook (ernstigere of meer) beperkingen voor arbeid moeten worden aangenomen in de FML. Voor de vaststelling van arbeidsongeschiktheid is een diagnose of de beleving van klachten niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen bij eiseres zijn vast te stellen. Alleen de medisch te objectiveren klachten en de beperkingen die daaruit voortvloeien zijn daarbij van belang. Uit de beschikbare medische informatie kan niet worden vastgesteld dat het Uwv de weging van haar medische situatie op de datum in geding niet op de juiste manier heeft gedaan.
11. De rechtbank ziet daarom ook geen reden om een onafhankelijke deskundige te benoemen zoals is verzocht. Bij de vraag of de rechtbank daartoe moet overgaan, gaat het erom of eiseres met de door haar aangevoerde beroepsgronden en ingebrachte medische informatie twijfel heeft gezaaid over de juistheid van de medische beoordeling. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen heeft het Uwv zijn conclusies overtuigend gemotiveerd. Verder ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat eiseres belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van haar standpunt, waardoor sprake zou zijn van een oneerlijk proces. Eiseres heeft zich in beroep laten bijstaan door een professionele gemachtigde en heeft haar beroep onderbouwd met medische stukken. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres dan ook af.
De arbeidskundige beoordeling
12. Eiseres heeft geen arbeidskundige beroepsgronden aangevoerd. Uitgaande van de juistheid van de medische beoordeling, is de rechtbank van oordeel dat het Uwv met het arbeidskundig rapport van 11 april 2024 voldoende heeft gemotiveerd dat de geselecteerde voorbeeldfuncties de belastbaarheid van eiseres niet overschrijden en dus passend zijn. Het Uwv heeft deze functies aan de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag kunnen leggen. Hieruit volgt ook dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres minder is dan de vereiste 35% om voor een WIA-uitkering in aanmerking te komen. Het Uwv heeft de WIA-aanvraag van eiseres dus terecht afgewezen

Wat is de conclusie van de rechtbank?

13. Het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet-ontvankelijk. Het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond.
14. Eiseres heeft wel recht op vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt voor het instellen van het beroep tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaar. Het Uwv heeft namelijk niet tijdig op het bezwaar beslist. De rechtbank stelt de proceskosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift vanwege het niet tijdig beslissen met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank past de wegingsfactor ‘licht’ toe, omdat de proceskostenvergoeding alleen wordt toegekend voor het beroepschrift niet-tijdig beslissen waarin het enkel gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Ook moet het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50;
- draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Azmi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.