ECLI:NL:RBMNE:2024:6754

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
11338511 LC EXPL 24-2529
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenrechtelijke geschil over warmteleveringsovereenkomst met ambtshalve toetsing in verstek

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 november 2024 een verstekvonnis gewezen in een geschil tussen een professionele partij, [eiseres] B.V., en een consument, [gedaagde]. De eisende partij had een dagvaarding uitgebracht, maar de gedaagde partij is niet verschenen. De kantonrechter heeft ambtshalve de naleving van consumentenbeschermende bepalingen beoordeeld, aangezien de overeenkomst tussen partijen een duurovereenkomst betreft voor de levering van warmte. De eisende partij stelde dat er een overeenkomst bestond, ondanks het ontbreken van een ondertekende overeenkomst van de gedaagde partij, omdat de gedaagde partij warmte had afgenomen en daarvoor had betaald.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de consumentenbeschermende bepalingen van toepassing zijn, maar dat de overeenkomst al voor de inwerkingtreding van de huidige regels tot stand was gekomen. De rechter heeft ambtshalve getoetst of de algemene voorwaarden van toepassing waren, maar kon niet vaststellen dat deze daadwerkelijk van toepassing waren, omdat de gedaagde partij deze niet had aanvaard. De vorderingen van de eisende partij konden daardoor niet op die voorwaarden worden gebaseerd.

Desondanks heeft de kantonrechter geoordeeld dat de eisende partij recht heeft op betaling van de achterstand voor de geleverde warmte, evenals de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering tot ontbinding van de overeenkomst en afsluiting van de aansluiting op het warmtenet werd afgewezen, omdat de eisende partij niet aan de eisen van de Warmteregeling had voldaan. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 500,00, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten van € 365,99. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
zaaknummer: 11338511 LC EXPL 24-2529
Verstekvonnis d.d. 6 november 2024
inzake
[eiseres] B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats]
gemachtigde Flanderijn & Van Eck, gerechtsdeurwaarder
eisende partij,
tegen
[gedaagde]
wonende [adres]
[woonplaats]
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft een dagvaarding uitgebracht. De gedaagde partij heeft daar niet (op tijd) op gereageerd en niet gevraagd om op een later moment te mogen reageren. Daarom heeft de kantonrechter verstek verleend tegen de gedaagde partij.
1.2.
Daarop volgt nu dit vonnis.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij stelt zich op het standpunt dat zij, een professionele partij, handelend in de uitoefening van haar beroep of bedrijf, een overeenkomst heeft gesloten met de gedaagde partij, een consument. Het is een duurovereenkomst, op grond waarvan de eisende partij tegen betaling warmte en/of koude en/of warm tapwater (hierna kortweg: warmte) levert aan de gedaagde partij.
2.2.
De eisende partij beschikt naar eigen zeggen niet over een (papieren of digitale) door de gedaagde partij ingevulde, ondertekende en geretourneerde overeenkomst, maar dat hoeft ook niet. Dat tussen partijen een overeenkomst bestaat blijkt namelijk al uit de omstandigheid dat de gedaagde partij warmte heeft afgenomen en daar ook voor heeft betaald.
2.3.
Op een overeenkomst tussen een professionele partij en een consument zijn consumentenbeschermende bepalingen van toepassing. Sommige consumentenbeschermende bepalingen worden zo belangrijk gevonden dat de kantonrechter ambtshalve (dat wil zeggen uit zichzelf, ook als de consument daar niet om vraagt) moet beoordelen of die zijn nageleefd. Die bepalingen gaan met name over informatie die de professionele partij bij het sluiten van de overeenkomst aan de consument moet verstrekken. De overeenkomst tussen partijen is echter al lang geleden tot stand gekomen, vóór de totstandkoming en inwerkingtreding van de huidige strenge consumentenbeschermende bepalingen. De kantonrechter moet, voor zover dat nog mogelijk is, toetsen of bij het sluiten van de overeenkomst is voldaan aan eventuele destijds geldende consumentenbeschermende informatiebepalingen. Uit de omstandigheid dat de overeenkomst sindsdien vele jaren is blijven bestaan – naar de kantonrechter begrijpt tot tevredenheid van beide partijen – leidt de kantonrechter af dat dit het geval is.
2.4.
De kantonrechter moet ook ambtshalve toetsen of op de overeenkomst met de gedaagde partij algemene voorwaarden van toepassing zijn en zo ja, of daarin geen bedingen zijn opgenomen die onredelijk bezwarend zijn voor een consument (zie artikel 6:233 onder a BW).
2.5.
De eisende partij heeft bij de dagvaarding algemene voorwaarden gevoegd, maar omdat een (papieren of digitale) door de gedaagde partij ingevulde, ondertekende en geretourneerde overeenkomst ontbreekt en de eisende partij ook niets anders heeft gesteld waaruit blijkt dat, en zo ja hoe, de gedaagde partij de gelding van die algemene voorwaarden heeft aanvaard, kan de kantonrechter niet vaststellen dat de overgelegde voorwaarden daadwerkelijk van toepassing zijn op de tussen partijen gesloten overeenkomst (zie artikel 6:231 onder c BW). De vorderingen van de eisende partij kunnen daardoor niet op die voorwaarden worden gebaseerd (en als gevolg daarvan komt de kantonrechter niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van deze voorwaarden).
2.6.
Dat heeft geen consequenties voor de gevorderde veroordeling tot betaling van de ontstane betalingsachterstand. Dat moet worden betaald voor de geleverde warmte volgt namelijk rechtstreeks uit de overeenkomst (niet uit de algemene voorwaarden). De eisende partij heeft gemotiveerd en onderbouwd gesteld dat de gedaagde partij een betalingsachterstand heeft laten ontstaan. Daarom is dit deel van de vordering toewijsbaar, evenals de over de achterstand gevorderde rente.
2.7.
De eisende partij maakt voorts aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Ook die vordering kan worden toegewezen, omdat de eisende partij heeft voldaan aan de eisen van artikel 6:96 lid 5 en 6 BW en het daarop gebaseerde Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
2.8.
De eisende partij vordert voorts, kort gezegd, de ontbinding van de overeenkomst en toestemming om werkzaamheden te verrichten om de aansluiting van de gedaagde partij op het warmtenet af te sluiten. De betalingsachterstand is van dien aard dat op zich niet van de eisende partij kan worden gevergd dat zij warmte moet blijven leveren aan de gedaagde partij. Maar in artikel 5 van de toepasselijke Warmteregeling is met zoveel woorden bepaald dat de levering niet wordt beëindigd wegens wanbetaling, tenzij aan een aantal in dit artikel genoemde eisen is voldaan, waaronder de eis dat de leverancier zich tot het inspant om in persoonlijk contact te treden met de verbruiker, zo nodig herhaaldelijk en via diverse communicatiekanalen, en de eis dat de leverancier de verbruiker een redelijke en passende betalingsregeling aanbiedt, die in ieder geval afspraken omvat over de betaling en de afwikkeling van de openstaande vorderingen. Gesteld noch gebleken is dat de eisende partij aan alle genoemde eisen heeft voldaan. Om die reden kan de kantonrechter de daarop gebaseerde vorderingen niet toewijzen.
2.9.
De kantonrechter voegt hier voor de volledigheid aan toe dat de gedaagde partij gedurende de looptijd van de overeenkomst zal moeten blijven betalen voor de afgenomen warmte.
2.10.
Nu de eisende partij haar vordering heeft beperkt tot een bedrag van € 500,00, met uitdrukkelijke reservering van het overige, zal de kantonrechter de vordering als volgt toewijzen.
2.11.
De gedaagde partij is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de eisende partij worden begroot op:
- dagvaarding € 112,99
- griffierecht € 130,00
- salaris gemachtigde € 82,00 (1 punt(en) x tarief € 82,00)
- nakosten
€ 41,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 365,99.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij om aan de eisende partij tegen bewijs van kwijting te betalen € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2024 tot de voldoening;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten van € 365,99, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de gedaagde partij niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de gedaagde partij ook de kosten van betekening betalen;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 november 2024.
Grosse afgegeven aan de gemachtigde van de eisende partij d.d.
6 november 2024