ECLI:NL:RBMNE:2024:6751

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
11300024 \ UC EXPL 24-6157
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over onredelijk bezwarende bedingen in consumentenovereenkomst met Q-Park

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 20 november 2024 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Q-Park Operations Netherlands B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. Q-Park vorderde schadevergoeding van de gedaagde partij wegens het niet betalen voor het gebruik van een parkeeraccommodatie, waarbij de gedaagde partij 'treintje heeft gereden'. De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of de algemene voorwaarden van Q-Park onredelijk bezwarend zijn voor consumenten. De kantonrechter constateert dat de overeenkomst tot stand is gekomen bij het binnenrijden van de parkeeraccommodatie en dat de gedaagde partij, als consument, onderhevig is aan consumentenbeschermende bepalingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bedingen in de algemene voorwaarden mogelijk onredelijk bezwarend zijn, wat zou leiden tot vernietiging van deze bedingen en afwijzing van de vordering van Q-Park. De kantonrechter heeft Q-Park de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de onredelijkheid van de bedingen voordat een definitieve beslissing wordt genomen. De procedure is aangehouden en zal op 18 december 2024 worden voortgezet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 11300024 UC EXPL 24-6157 CD/942
Verstekvonnis van 20 november 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap
Q-Park Operations Netherlands B.V.,
gevestigd in Maastricht,
hierna te noemen Q-Park,
eisende partij,
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel,
tegen:
[gedaagde],
wonend in de gemeente [.] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft een dagvaarding uitgebracht. Zij heeft gevorderd dat de gedaagde partij wordt veroordeeld om een bedrag aan haar te betalen, vermeerderd met rente en een vergoeding voor gemaakte kosten, zoals in de dagvaarding is omschreven.
1.2.
De gedaagde partij heeft daar niet (op tijd) op gereageerd en niet gevraagd om op een later moment te mogen reageren. Daarom heeft de kantonrechter verstek verleend tegen de gedaagde partij.
1.3.
Daarop volgt nu dit vonnis.

2.Waar gaat deze procedure over?

2.1.
De gedaagde partij (of een derde, gebruikmakend van een op naam van de gedaagde partij geregistreerd voertuig) heeft op 24 december 2023 gebruikgemaakt van een door Q-Park geëxploiteerde parkeeraccommodatie in [plaats] . Bij de ingang van de parkeeraccommodatie is een informatiebord geplaatst met daarop de geldende tarieven en de vermelding dat (kort gezegd) bij gebruik van de accommodatie algemene voorwaarden gelden. Verder is op dit bord vermeld dat een ‘tarief verloren kaart’, een boete en schadevergoeding in rekening wordt gebracht als niet voor het gebruik van de parkeeraccommodatie wordt betaald. De gedaagde partij, of de eerder bedoelde derde, heeft de parkeeraccommodatie na gebruik verlaten zonder te betalen, door direct achter een voorganger onder of langs de slagboom te rijden (‘treintje te rijden’).
2.2.
Q-Park heeft de gedaagde partij aangemaand om het geldende tarief voor een verloren kaart en de boete voor het treintje rijden aan haar te betalen. Dat heeft de gedaagde partij niet gedaan. Daarom is Q-Park overgegaan tot dagvaarding. Zij vordert dat de gedaagde partij wordt veroordeeld om € 571,49 aan haar te betalen (bestaande uit € 150,00 aan tarief verloren kaart, € 346,95 aan boete en € 74,54 aan vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met wettelijke rente.

3.De beoordeling

3.1.
Door het binnenrijden van de parkeeraccommodatie is een overeenkomst met Q-Park tot stand gekomen, waarop algemene voorwaarden van toepassing zijn (de ‘algemene voorwaarden parkeren’ van Q-Park, versie 12.2020). Op grond van deze overeenkomst kon tegen betaling op een parkeerplaats in de parkeeraccommodatie worden geparkeerd.
3.2.
De overeenkomst is gesloten tussen een professionele partij, handelend in de uitoefening van haar beroep of bedrijf, namelijk Q-Park, en een consument, namelijk de gedaagde partij (of de derde). Op zo’n overeenkomst zijn consumentenbeschermende bepalingen van toepassing. Sommige consumentenbeschermende bepalingen worden zo belangrijk gevonden dat de kantonrechter ambtshalve (dat wil zeggen uit zichzelf, ook als de consument daar niet om vraagt) moet beoordelen of die zijn nageleefd. Zo niet, dan moet de kantonrechter daar, eveneens ambtshalve, consequenties aan verbinden.
3.3.
De kantonrechter moet onder andere ambtshalve beoordelen of Q-Park bij het sluiten van de overeenkomst de nodige informatie heeft verstrekt, opdat de consument wist (of kon weten) waar hij aan toe was. In dit geval, waarin de overeenkomst is gesloten bij het binnenrijden van de parkeeraccommodatie, zijn de informatieplichten van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing. De kantonrechter constateert dat aan de toepasselijke essentiële informatieplichten is voldaan.
3.4.
De kantonrechter moet ook ambtshalve beoordelen of in de toepasselijke algemene voorwaarden bedingen zijn opgenomen die, op zichzelf of in onderlinge samenhang bezien, onredelijk bezwarend zijn voor consumenten als bedoeld in artikel 6:233 onder a BW. Als dat zo is, moet de kantonrechter die bedingen vernietigen. De kantonrechter kan zich daarbij beperken tot bedingen die relevant zijn voor de beoordeling van de ingestelde vordering.
3.5.
In deze procedure vordert Q-Park schadevergoeding (de boete, het ‘tarief verloren kaart’ en de vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten zijn vormen van schadevergoeding). Zij stelt in dit verband dat zij schade lijdt wanneer parkeerders treintje rijden, onder andere vanwege omzetderving, gemaakte kosten, uitgevoerde werkzaamheden, gedane en toekomstige investeringen en het inschakelen van derden. In veel gevallen is ook schade toegebracht aan de slagboom.
3.6.
De kantonrechter constateert dat in de artikelen 5.6, 5.8, 7.5, 8.1, 8.2 en 8.3 van de toepasselijke algemene voorwaarden (versie 12.2020) bedingen zijn opgenomen over de door een consument te vergoeden schade: in artikel 5 gaat het specifiek over bedragen en schade die moeten worden vergoed als treintje is gereden, in artikel 7 over aansprakelijkheid van de consument in het algemeen en in artikel 8 over de gevolgen als de consument de overeenkomst of de algemene voorwaarden niet nakomt.
3.7.
Q-Park kan in gevallen van treintje rijden een beroep doen op al deze bedingen. Zij kan dus zowel forfaitaire schadebedragen (zoals zij die ook in deze procedure vordert) op de treintje rijdende consument verhalen, als de daadwerkelijke (gevolg)schade. Verder kan Q-Park het werkelijke parkeergeld in rekening brengen naast het ‘tarief verloren kaart’. Ook zijn in de genoemde bedingen bepalingen opgenomen die regelen op welk moment eventuele schade aan de parkeeraccommodatie moet worden betaald, welke maatregelen Q-Park kan nemen tegen de consument en wie de kosten daarvoor moet dragen.
3.8.
De kantonrechter vermoedt dat het cumulatieve effect van deze bedingen is dat Q-Park op grond van de overeenkomst aanspraak kan maken op een schadevergoeding die haar werkelijk schade (ver) overstijgt en dat mede daardoor het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en plichten van partijen ten nadele van consumenten, zoals de gedaagde partij, aanzienlijk wordt verstoord. In dat geval zijn de bedingen in de artikelen 5.6, 5.8, 7.5, 8.1, 8.2 en 8.3 van de toepasselijke algemene voorwaarden, in hun onderlinge samenhang bezien, onredelijk bezwarend en moeten ze worden vernietigd. Als gevolg daarvan moet de vordering van Q-Park dan worden afgewezen.
3.9.
Vanwege dit verstrekkende gevolg stelt de kantonrechter Q-Park in de gelegenheid om zich, vóór de kantonrechter een beslissing hierover neemt, uit te laten over de vraag of de genoemde artikelen volgens haar al dan niet onredelijk bezwarend zijn.
3.10.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
verwijst de procedure naar de rolzitting van woensdag 18 december 2024 om 9.30 uur, waar Q-Park zich schriftelijk uit kan laten over wat is overwogen in 3.8. van dit vonnis;
4.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2024.