ECLI:NL:RBMNE:2024:6745

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
11307579 MC EXPL 24-5899
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van onredelijk bezwarende bedingen in een sportschoolovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 27 november 2024 een verstekvonnis gewezen in een geschil tussen een sportschool en een consument. De eisende partij, een sportschool, had de gedaagde partij, een consument, aangeklaagd wegens een betalingsachterstand op een afgesloten sportschoolabonnement. De gedaagde partij had op 20 maart 2023 een abonnement afgesloten voor € 52,00 per vier weken, maar had een betalingsachterstand laten ontstaan. De eisende partij vorderde betaling van openstaande facturen, vermeerderd met rente en proceskosten. De gedaagde partij was niet verschenen en had niet gereageerd op de dagvaarding, waardoor de kantonrechter verstek verleende.

De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of de overeenkomst en de algemene voorwaarden van de eisende partij onredelijk bezwarende bedingen bevatten, zoals bedoeld in artikel 6:233 BW. De kantonrechter constateerde dat de eisende partij bedingen had opgenomen die de consument benadeelden, zoals het recht om de toegang tot de sportschool te ontzeggen en het lidmaatschap te beëindigen bij betalingsachterstand, terwijl de betalingsverplichting bleef bestaan. Dit werd als onredelijk bezwarend beschouwd, en de kantonrechter heeft deze bedingen vernietigd.

De kantonrechter heeft vervolgens vastgesteld dat de eisende partij onvoldoende feiten en omstandigheden had gesteld om de vordering te onderbouwen. De vordering werd deels afgewezen, maar de kantonrechter oordeelde dat de eisende partij recht had op betaling van een deel van de achterstallige termijnen, tot een bedrag van € 156,00, vermeerderd met wettelijke rente. De gedaagde partij werd ook veroordeeld in de proceskosten, die op € 303,59 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 11307579 MC EXPL 24-5899
Verstekvonnis d.d. 27 november 2024
inzake
[eiseres] B.V. h.o.d.n. [handelsnaam]
gevestigd te [vestigingsplaats]
gemachtigde mr. O.J. Boeder, gerechtsdeurwaarder
eisende partij,
tegen
[gedaagde]
wonende [adres]
[woonplaats]
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft een dagvaarding uitgebracht. Zij heeft gevorderd dat de kantonrechter de gedaagde partij veroordeelt om een bedrag aan de eisende partij te betalen, vermeerderd met rente en een vergoeding voor gemaakte proceskosten, zoals in de dagvaarding is omschreven.
1.2.
De gedaagde partij heeft daar niet (op tijd) op gereageerd en niet gevraagd om op een later moment alsnog te mogen reageren. Daarom heeft de kantonrechter verstek verleend tegen de gedaagde partij.
1.3.
Daarop volgt nu dit vonnis.

2.De feiten

2.1.
De gedaagde partij heeft op 20 maart 2023 online een sportschoolabonnement afgesloten bij de eisende partij. Met dat abonnement kon de gedaagde partij een jaar lang sporten voor € 52,00 per vier weken. Op enig moment heeft de gedaagde partij een betalingsachterstand laten ontstaan. De eisende partij stelt dat ze de gedaagde partij herhaaldelijk betalingsherinneringen heeft gestuurd, maar dat die niet hebben geleid tot betaling.
2.2.
Zij vordert nu dat de gedaagde partij wordt veroordeeld om de openstaande facturen van 20 mei, 17 juni, 15 juli, 12 augustus, 9 september en 7 oktober 2023, van in totaal 6x € 52,00 = € 312,00 aan haar te betalen, vermeerderd met rente en een vergoeding voor gemaakte proceskosten.

3.De beoordeling

3.1.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een professionele partij, handelend in de uitoefening van haar beroep of bedrijf, en een consument. Op zo’n overeenkomst zijn consumentenbeschermende bepalingen van toepassing. Sommige van die bepalingen worden zo belangrijk gevonden dat de kantonrechter ambtshalve moet beoordelen of die zijn nageleefd. Zo niet, dan moet de kantonrechter daar, eveneens ambtshalve, consequenties aan verbinden.
3.2.
De kantonrechter moet allereerst ambtshalve beoordelen of de professionele partij (de eisende partij) de nodige informatie aan de consument (de gedaagde partij) heeft verstrekt. In dit geval, waarin de overeenkomst online is gesloten, zijn de informatieplichten van de artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing. De kantonrechter constateert dat de toepasselijke essentiële informatieplichten zijn nageleefd.
3.3.
De kantonrechter moet ook ambtshalve beoordelen of in de overeenkomst en de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden geen bedingen zijn opgenomen die onredelijk bezwarend zijn voor consumenten, als bedoeld in artikel 6:233 onder a BW. De kantonrechter kan zich daarbij beperken tot die bedingen die relevant zijn voor de beoordeling van de ingestelde vordering.
3.4.
De kantonrechter constateert dat de eisende partij in artikel 9.3 van de algemene voorwaarden heeft bedongen dat zij in geval van een betalingsachterstand het recht heeft om haar dienstverlening op te schorten en in artikel 4.5 dat zij het lidmaatschap in geval van een betalingsachterstand kan beëindigen, waarbij de betalingsverplichting blijft bestaan. In artikel 10.2 van de algemene voorwaarden heeft de eisende partij bedongen dat zij in geval van niet-nakoming het recht heeft om een lid de toegang te ontzeggen en het lidmaatschap per direct te ontbinden, zonder enig recht op restitutie. Daar heeft zij aan toegevoegd dat alle openstaande bedragen tot aan het eind van de looptijd van de overeenkomst moeten worden voldaan. Aldus heeft de eisende partij op verschillende manieren bedongen dat zij een consument met een betalingsachterstand de toegang kan ontzeggen en ook diens lidmaatschap voortijdig beëindigen. In beide gevallen kan de consument feitelijk geen gebruik meer maken van het lidmaatschap (hij mag niet meer sporten), terwijl hij wel moet blijven betalen.
3.5.
Hierdoor wordt het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoord. Dat is onredelijk bezwarend voor de consument als bedoeld in artikel 6:233 onder a BW. De betreffende bedingen moeten daarom worden vernietigd en de vordering moet worden afgewezen voor zover zij moet worden geacht te zijn gebaseerd op die bedingen.
3.6.
Het is echter niet helemaal duidelijk in hoeverre de vordering geacht moet worden op die bedingen te zijn gebaseerd. De eisende partij heeft zich daar namelijk niet over uitgelaten. Zij heeft in de dagvaarding slechts gesteld dat zij geen gebruik heeft gemaakt van haar wettelijke bevoegdheid tot opschorting. Dat laat echter de mogelijkheid onverlet dat zij gebruik heeft gemaakt van haar (verdergaande) contractuele bevoegdheden.
3.7.
Het had op de weg van de eisende partij gelegen om voldoende feiten en omstandigheden te stellen, om de kantonrechter in staat te stellen de vordering te beoordelen. Maar de eisende partij heeft niets gesteld over wat er feitelijk is gebeurd en zij heeft ook geen buitengerechtelijke correspondentie (zoals betalingsherinneringen of aanmaningen) in het geding gebracht. Dat moet de eisende partij gelet op de artikelen 21 en 111 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden tegengeworpen.
3.8.
Omdat het tegendeel niet kan worden vastgesteld, houdt de kantonrechter het ervoor dat de eisende partij de overeenkomst daadwerkelijk tussentijds zal hebben beëindigd, en wel nadat drie termijnen onbetaald waren verstreken. Die drie termijnen zijn verschuldigd op grond van de overeenkomst.
3.9.
De resterende gevorderde termijnen moeten worden beschouwd als termijnen die dateren van na de tussentijdse beëindiging. Die termijnen worden afgewezen, omdat zij geacht moeten worden te zijn gebaseerd op de vernietigde onredelijk bezwarende bedingen.
3.10.
De gevorderde wettelijke rente is deels toewijsbaar. De eisende partij heeft de tot aan de dagvaarding vervallen rente berekend over een te hoge (want deels afgewezen) hoofdsom. Alleen over de toewijsbare termijnen is rente verschuldigd.
3.11.
Al met al is dus € 156,00 toewijsbaar aan achterstallige termijnen, vermeerderd met de wettelijke rente over de toewijsbare vanaf de respectievelijke vervaldata van de termijnen.
3.12.
Hoewel een deel van de vordering wordt afgewezen, is de eisende partij wel terecht tot dagvaarden overgegaan. Gebleken is immers dat zij een vordering op de gedaagde partij heeft, die zonder gerechtelijke procedure niet werd betaald. Om die reden wordt de gedaagde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) veroordeeld. Het toewijsbare salaris voor de gemachtigde van de eisende partij wordt afgestemd op het toewijsbare deel van de vordering.
De proceskosten van de eisende partij worden begroot op:
- dagvaarding € 113,59
- griffierecht € 130,00
- salaris gemachtigde € 40,00 (1 punt(en) x tarief € 40,00)
- nakosten
€ 20,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 303,59.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt de gedaagde partij om aan de eisende partij tegen bewijs van kwijting te betalen € 156,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldag van de termijnen tot de voldoening;
4.2.
veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten van € 303,59, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de gedaagde partij niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de gedaagde partij ook de kosten van betekening betalen;
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 27 november 2024.
Grosse afgegeven aan de gemachtigde van de eisende partij
d.d. 27 november 2024