ECLI:NL:RBMNE:2024:6743

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
UTR 23/4589
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering en medische beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiseres, die zich op 4 januari 2021 ziekmeldde, een WIA-uitkering aangevraagd na twee jaar ziekte. Het Uwv heeft haar aanvraag afgewezen op basis van medisch en arbeidskundig onderzoek, waaruit bleek dat zij per 2 januari 2023 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar het Uwv handhaafde zijn besluit. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, die de zaak op 28 februari 2024 heeft behandeld. Tijdens de zitting is een ongedateerde eindrapportage van een revalidatieprogramma besproken, maar het Uwv had geen gelegenheid om hierop te reageren, wat leidde tot schorsing van het onderzoek. Eiseres heeft aanvullende stukken ingediend, waarop het Uwv weer heeft gereageerd. De rechtbank heeft uiteindelijk op 10 december 2024 uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelde dat het Uwv de WIA-aanvraag van eiseres terecht had afgewezen. De medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep was zorgvuldig en de rechtbank vond geen aanleiding om aan te nemen dat de medische beoordeling onjuist was. Eiseres had niet aangetoond dat zij geen benutbare mogelijkheden had en de rechtbank volgde de conclusies van de verzekeringsarts. Eiseres had ook geen recht op een deskundige, omdat er geen twijfel bestond over de medische beoordeling. De rechtbank concludeerde dat de geselecteerde functies voor eiseres geschikt waren en dat zij niet voldeed aan de vereiste 35% arbeidsongeschiktheid voor een WIA-uitkering. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en zij kreeg geen griffierecht terug.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4589

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Maachi),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: W.A. Postma).

Inleiding

Eiseres was voor haar werkloosheid werkzaam als [functie] voor gemiddeld 28,19 uur per week. Op 4 januari 2021 heeft zij zich ziekgemeld in verband met gezondheidsklachten. Na twee jaar ziekte heeft eiseres een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd.
Met het primaire besluit van 23 december 2022 heeft het Uwv de aanvraag afgewezen, omdat uit medisch en arbeidskundig onderzoek volgt dat eiseres per 2 januari 2023 minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Eiseres is het daar niet mee eens en heeft bezwaar gemaakt. Met het besluit van 28 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft het Uwv dat bezwaar ongegrond verklaard en de weigering van de WIA-uitkering in stand gelaten.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 28 februari 2024 op zitting behandeld. De gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv waren daarbij aanwezig.
Op de zitting is de door eiseres op 14 februari 2024 ingebrachte ongedateerde Eindrapportage revalidatieprogramma van OCA besproken (eindrapportage). Het is het Uwv niet gelukt om voorafgaand aan de zitting de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierop te laten reageren. De rechtbank heeft daarom het onderzoek geschorst. Daarbij is eiseres in de gelegenheid gesteld om een gedateerde versie van de eindrapportage aan de rechtbank toe te sturen met aanvullende informatie over de gevolgde behandelingen en de daarbij eventuele gestelde diagnoses. [1] Eiseres heeft op 22 maart 2024 aanvullende stukken ingebracht. In reactie daarop heeft het Uwv een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 22 april 2024 overgelegd. Hierop heeft eiseres op 24 mei 2024 gereageerd.
Nadat partijen daartoe in de gelegenheid zijn gesteld, hebben zij niet verzocht om een nadere zitting. De rechtbank heeft daarna op 29 oktober 2024 het onderzoek gesloten.

Waar gaat deze zaak over?

1. Deze zaak gaat over de vraag of eiseres recht heeft op een WIA-uitkering. Het Uwv vindt van niet, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het Uwv heeft zich hierbij gebaseerd op medisch en arbeidskundig onderzoek.
2. Eiseres is het er niet mee eens dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering. Zij vindt dat de medische beoordeling inhoudelijk onjuist is en dat functies ten onrechte als passend zijn geselecteerd.

Hoe toetst de rechtbank?

3. Aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, moet de rechtbank beoordelen of het Uwv de WIA-aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen. Daarbij gaat het om de gezondheidssituatie van eiseres op 2 januari 2023, dat is de beoordelingsdatum. Bij de beoordeling van het beroep stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Die rapporten moeten dan wel op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten, en voldoende begrijpelijk zijn.
4. Verder is het zo dat degene die het niet eens is met het medisch oordeel van een verzekeringsarts dat moet onderbouwen met medische stukken. Bij de rechtbank werken geen (verzekerings)artsen en de rechtbank kan daarom niet zelf tot het oordeel komen dat een verzekeringsarts een onjuiste medische conclusie heeft getrokken. Wel kunnen ingebrachte medische stukken ervoor zorgen dat de rechtbank tot de conclusie komt dat zij de beoordeling van de verzekeringsarts niet kan volgen, waardoor een nadere onderbouwing van het Uwv nodig is. Hoe iemand zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing voor is, is doorgaans niet genoeg om bij de rechtbank gelijk te krijgen.

Wat vindt eiseres?

5. Eiseres voert aan dat haar belastbaarheid niet juist is vastgesteld. Zij claimt geen benutbare mogelijkheden te hebben. Daarbij wijst eiseres erop dat uit de aanwezige medische informatie voldoende duidelijk is dat zij zeer wisselend en gering belastbaar is en dermate minimaal functioneert dat zij voor het uitvoeren van dagelijkse activiteiten afhankelijk is en dus lichamelijk niet zelfredzaam is. Als dat niet wordt aangenomen, is eiseres van mening dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende rekening heeft gehouden met haar lichamelijke en psychische klachten. Daarbij voert eiseres aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport heeft gesteld dat eiseres beperkt is bij het boven schouderhoogte actief zijn, maar dat hier in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) ten onrechte geen beperking is aangenomen. De aangenomen beperking voor emotioneel-intensief contact met klanten, patiënten of hulpbehoevenden geldt volgens eiseres ook voor contact met leidinggevenden. Tot slot vindt eiseres dat de aangenomen urenbeperking niet ver genoeg gaat. Volgens eiseres is, anders dan de primaire arts oordeelde, ten onrechte niet meer uitgegaan van actieve behandelingen voor haar psychische problemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had zowel op energetische als op preventieve gronden moeten komen tot een urenbeperking van 4 uur per dag, maximaal 20 uur per week. Ter onderbouwing van haar standpunten verwijst eiseres naar de in bezwaar en beroep overgelegde medische informatie.
6. Eiseres verzoekt de rechtbank verder om een psychiater als deskundige te benoemen.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

De medische beoordeling
7. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de medische beoordeling onjuist is. Uit de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat de door eiseres gestelde klachten en diagnoses zijn betrokken in de beoordeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft medische informatie opgevraagd bij de huisarts van eiseres waarbij medische informatie van diverse specialisten zat. Eiseres is onder andere bekend met fibromyalgie, morbes Graves, lichamelijke spanningsklachten en stemmingsklachten (met depressieve, angst- en surmenage component). Op basis van de verkregen medische informatie, maar ook haar eigen onderzoeksbevindingen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiervan een weging gemaakt en die klachten vertaald in objectieve beperkingen voor het verrichten van arbeid. Die vertaalslag in de FML van 22 augustus 2023 kan de rechtbank volgen. De rechtbank legt dat hierna verder uit.
Geen benutbare mogelijkheden
8. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport van 22 juli 2023 voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat er bij eiseres geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden. Daarbij zijn de gegevens betrokken uit de aanwezige medische stukken, de onderzoeksbevindingen tijdens de hoorzitting, de ondergane/huidige behandelingen en het sociaal functioneren van eiseres. Er zijn geen aanwijzingen waaruit blijkt dat zij voor het uitvoeren van activiteiten van het dagelijks leven dermate afhankelijk is dat zij lichamelijk niet zelfredzaam is. Uit het beschreven dagverhaal in het rapport van de primaire arts van 9 december 2022 blijkt dat eiseres vanuit de WMO huishoudelijk hulp krijgt in huishoudelijke taken, maar eiseres is zelfstandig in haar zelfzorg. Zij kookt, doet zelf boodschappen en kan zichzelf aankleden. De aanwezige medische gegevens bevatten verder geen informatie om aan te nemen dat sprake is van een zodanig wisselende belastbaarheid dat eiseres geen benutbare mogelijkheden heeft. Hieruit volgt dat terecht een FML is opgesteld waar de belastbaarheid van eiseres voor het verrichten van arbeid is vastgelegd.
Fysieke beperkingen
9. Voor het boven schouder actief zijn, is anders dan eiseres stelt geen beperking aangenomen. In de FML is onder item 5.7 de normaalwaarde aangenomen (de 0-norm). Volgens de Basisinformatie CBBS [2] vertegenwoordigt een normaalwaarde een niveau van functioneren waartoe gezonde personen in de leeftijd van 16 tot 65 jaar minimaal in staat zijn. Dit betekent dat iemand ten minste twee minuten achtereen boven schouderhoogte actief kan zijn. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep komen de door eiseres in bezwaar benoemde klachten van de linker schouder niet terug in het huisartsenjournaal en wordt dit in de diagnoselijst van de huisarts enkel beschreven als voorgeschiedenis waarvoor eiseres fysiotherapie heeft gehad. Eiseres is dus voor het boven schouder actief zijn volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep belastbaar tot deze normaalwaarde. Door daarbij in de FML als toelichting te geven ‘links niet bovennormaal en niet zwaar belast’, is sprake van een beperking op eventuele bovennormale belasting zoals op de zitting door het Uwv is toegelicht. De toelichting kan dus niet worden aangemerkt als een beperking van de normaalwaarde van twee minuten, maar als een beperking die betrekking heeft op een zwaardere belasting namelijk langer dan twee minuten achtereen boven schouderhoogte actief zijn van de linker schouder. Eiseres heeft verder niet met medische stukken aannemelijk gemaakt dat er wel een beperking op dit punt had moeten worden aangenomen.
Psychische beperkingen
10. Eiseres is volgens items 2.12.1 en 2.12.2 van de FML aangewezen op werk waarin doorgaans weinig of geen rechtstreeks contact met klanten, patiënten en hulpbehoevenden is vereist met de toelichting dat het hierbij gaat om emotioneel-intensief contact. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres gesteld dat bij eiseres ook sprake is van een angst- en paniekstoornis als gevolg waarvan zij ook beperkt is ten aanzien van contact met leidinggevenden. Eiseres heeft verder EMDR-therapie gevolgd waarbij de diagnose depressieve stoornis is gesteld. Verwezen wordt naar de eindrapportage. Volgens eiseres is met de klachten voortvloeiend uit deze stoornissen onvoldoende rekening gehouden.
11. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Daarbij betrekt de rechtbank dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar aanvullend rapport van 22 april 2024 duidelijk heeft toegelicht waarom de eindrapportage, en de op 22 maart 2024 ingebrachte aanvullingen daarop, geen aanleiding geven om meer of andere beperkingen op het psychische functioneren aan te nemen dan de beperkingen die al zijn aangenomen. Zo heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat het multidisciplinair traject bij OCA circa negen maanden na de beoordelingsdatum voor de aanvraag van de WIA-uitkering is aangevangen en hiermee om die reden geen rekening mee kan worden gehouden. Wat betreft de EMDR-therapie heeft er waarschijnlijk één sessie plaatsgevonden in de periode van 1 april 2021 tot en met 3 augustus 2021. Deze sessie dateert dus anderhalf jaar vóór de beoordelingsdatum en is medisch gezien niet relevant voor het psychisch functioneren van eiseres op de beoordelingsdatum. Temeer het een enkele sessie betrof en de psychologische behandeling begin augustus 2021 weer werd afgesloten. Ook betreffen de vermoedelijke angststoornis en mogelijke depressie die genoemd worden op pagina 8 van de eindrapportage uitslagen van een subjectieve vragenlijst, welke geruime tijd na de beoordelingsdatum is afgenomen. Daarbij is een vragenlijst een momentopname die niet zonder nader psychiatrisch onderzoek overgenomen kan worden als een aanwezige medische stoornis op de beoordelingsdatum. Daarvoor waren ten tijde van het onderzoek in de bezwaar volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook geen aanwijzingen. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over eiseres’ psychisch functioneren en de daarbij aangenomen beperkingen te twijfelen, ook niet naar aanleiding van de nader ingebrachte informatie.
Urenbeperking
12. De primaire arts had aanvankelijk een urenbeperking aangenomen van 8 uur per dag en 24 uur per week vanwege een verhoogde recuperatiebehoefte bij een verstoorde slaap en geplande therapie van twee ochtenden. Gezien de omvang en aard van de medische behandeling op de beoordelingsdatum, is er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep echter geen reden om een urenbeperking aan te nemen vanwege verminderde beschikbaarheid. Verder heeft op de beoordelingsdatum geen EMDR-therapie plaatsgevonden en ook geen multidisciplinair traject. Gelet hierop heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de belastbaarheid van 24 uur per week bijgesteld naar maximaal 30 uur per week. De belastbaarheid per dag is bijgesteld naar een urenbeperking van 6 uur op energetische gronden als gevolg van de morbus Graves, het ijzertekort en depressieve gevoelens. Ook is eiseres ongeschikt voor nachtwerk en sterk wisselende diensten. Samen met de lichamelijke beperkingen, wordt hiermee volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep voorzien in een voldoende lage energetische belasting. Verder is er geen reden voor een preventieve urenbeperking.
13. In de beschikbare medische informatie heeft de rechtbank geen aanknopingspunten gevonden dat een verdergaande urenbeperking moet worden aangenomen. Volgens eiseres is er wel sprake van verminderde beschikbaarheid, omdat zij vanwege de behandeling extra tijd nodig heeft voor zelfzorg en er sprake is van reistijd. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Volgens de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid kan sprake zijn van verminderde beschikbaarheid als extra tijd nodig is voor zelfzorg, sprake is van extra reistijd of als een langdurige poliklinische behandeling of dagbehandeling in een ziekenhuis of instelling of een andere behandeling op indicatie van een medisch of paramedisch beroepsbeoefenaar wordt ondergaan. Eiseres had op de beoordelingsdatum geen intensieve therapie of dagbehandelingsprogramma. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat eiseres op dat moment schematherapie volgde, bestaande uit groepstherapie eens per week en eens per drie weken een online evaluatiegesprek met de psycholoog. Daarbij is niet gebleken van noodzakelijk extra tijd voor zelfzorg of reistijd. Verder ontbreekt een aannemelijke medische onderbouwing voor het aannemen van een verdergaande urenbeperking wegens preventieve gronden.
Verzoek inschakelen deskundige
14. De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert dus geen reden voor het oordeel dat er te weinig beperkingen zijn aangenomen. Op de zitting is namens eiseres nog gesteld dat het medisch onderzoek in bezwaar slechts een momentopname is geweest. Echter, de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft niet uitsluitend op basis van haar eigen onderzoek conclusies getrokken over de belastbaarheid van eiseres. Zij heeft diverse medische gegevens opgevraagd en betrokken in haar beoordeling. De rechtbank ziet daarom ook geen reden om een onafhankelijke deskundige te benoemen zoals is verzocht. Eiseres heeft in verschillende fases van de procedure de gelegenheid gehad om zelf (medische) stukken over te leggen en heeft dit ook gedaan. Omdat er geen twijfel bestaat aan de juistheid van de medische beoordeling, wijst de rechtbank het verzoek van eiseres dan ook af.
De arbeidskundige beoordeling
15. Vervolgens bespreekt de rechtbank de beroepsgronden van eiseres die betrekking hebben op het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Eiseres stelt dat de geselecteerde functies niet geschikt zijn, gezien de forsere urenbeperking die aangenomen had moeten worden en aanvullende beperkingen op de FML. Maar ook als de FML gevolgd kan worden, overschrijden de functies de belastbaarheid van eiseres, althans kan dit niet uitgesloten worden. Eiseres somt in haar beroepschrift de beperkingen in de FML op die volgens haar maken dat de functies niet geschikt zijn.
16. De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert geen reden om te oordelen dat de geselecteerde functies voor haar niet geschikt zijn. Als uitgangspunt geldt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep moet uitgaan van de beperkingen die de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de FML heeft vastgesteld en daar niet zelf beperkingen aan kan toevoegen. Op basis van die FML heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het rapport van 24 augustus 2023 drie functies geselecteerd. Waar in de FML beperkingen zijn aangenomen, heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd dat de geselecteerde functies de aangenomen beperkingen niet overschrijden. Daarbij overweegt de rechtbank dat de functies zijn geselecteerd met behulp van het CBBS. Zoals blijkt uit de Resultaat functiebeoordeling heeft het CBBS voor de geselecteerde functies geen signaleringen gegeven op de door eiseres in haar beroepschrift opgesomde beperkingen in de FML.
17. Ook heeft eiseres een beroep gedaan op artikel 9, aanhef en onder c, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Daartoe voert zij aan dat van een werkgever redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat uitsluitend ten behoeve van eiseres rekening wordt gehouden met al haar beperkingen en preventieve voorzorgmaatregelen moet nemen. Deze beroepsgrond slaagt ook niet. Op grond van genoemd artikel blijft bij de vaststelling van wat een betrokkene nog met arbeid kan verdienen, arbeid buiten beschouwing die de betrokkene alleen kan verrichten na toepassing van zodanige voorzieningen dat het accepteren van die toepassing in redelijkheid niet van een werkgever kan worden verlangd. Eiseres heeft niet toegelicht om welke voorzieningen het gaat die een werkgever gezien haar beperkingen zou moeten treffen om haar in staat te stellen de geselecteerde functies te verrichten. Ook tijdens de zitting is die duidelijkheid niet gegeven.
18. De rechtbank komt tot de conclusie dat het Uwv de geselecteerde functies aan de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag heeft kunnen leggen. Hieruit volgt dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres minder is dan de vereiste 35% om voor een WIA-uitkering in aanmerking te komen.

Wat is de conclusie van de rechtbank?

19. Het Uwv heeft de WIA-aanvraag van eiseres terecht afgewezen. Eiseres krijgt dus geen gelijk. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug en het Uwv hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Spee, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Azmi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De gemaakte afspraken staan in het verkort proces-verbaal van de zitting.
2.Claimbeoordelings- en borgingssysteem.