ECLI:NL:RBMNE:2024:6742

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
11320725 MC EXPL 24-6086
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing in consumentenrecht bij geannuleerde koopovereenkomst van meubels

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 27 november 2024 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure tussen een B.V. als eisende partij en een consument als gedaagde partij. De eisende partij had een dagvaarding uitgebracht waarin zij vorderde dat de gedaagde partij een bedrag zou betalen in verband met een geannuleerde koopovereenkomst voor meubels. De gedaagde partij had op 15 juli 2023 meubels gekocht voor een totaalbedrag van € 12.200,00, met een aanbetaling van € 1.000,00. De gedaagde had echter de aanvullende aanbetaling niet voldaan en had ook niet gereageerd op verzoeken van de eisende partij om de meubels af te nemen.

De kantonrechter heeft ambtshalve de consumentenbeschermende bepalingen beoordeeld, met name de informatieplichten en de algemene voorwaarden. De rechter constateerde dat de eisende partij haar schade niet aannemelijk had gemaakt en dat de gevorderde annuleringskostenvergoeding op de grijze lijst van artikel 6:237 onder i BW staat, wat betekent dat deze vermoedelijk onredelijk bezwarend is voor consumenten. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat het opslagkostenbeding onredelijk bezwarend is en heeft de volledige vordering afgewezen.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de eisende partij als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten wordt veroordeeld, die aan de zijde van de gedaagde partij op nihil zijn begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 11320725 MC EXPL 24-6086
Verstekvonnis d.d. 27 november 2024
inzake
[eiseres] B.V. tevens h.o.d.n. [handelsnaam]
gevestigd te [vestigingsplaats]
gemachtigde ARAG SE Rechtsbijstand, rechtskundige
eisende partij,
tegen
[gedaagde]
wonende in de gemeente [gemeente]
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft een dagvaarding uitgebracht. Zij heeft gevorderd dat de gedaagde partij wordt veroordeeld om een bedrag aan haar te betalen, vermeerderd met rente en een vergoeding voor gemaakte kosten, zoals in de dagvaarding is omschreven.
1.2.
De gedaagde partij heeft daar niet (op tijd) op gereageerd en niet gevraagd om op een later moment te mogen reageren. Daarom heeft de kantonrechter verstek verleend tegen de gedaagde partij.
1.3.
Daarop volgt nu dit vonnis.

2.De feiten

2.1.
De gedaagde partij heeft op 15 juli 2023 in de winkel van de eisende partij diverse meubels gekocht tot een totaalbedrag van € 12.200,00. Zij heeft bij het sluiten van de overeenkomst € 1.000,00 aanbetaald. Partijen hebben afgesproken dat in augustus een aanvullende aanbetaling zou volgen en dat het restant bij aflevering (ze zouden ongeveer twaalf weken na het sluiten van de koopovereenkomst leverbaar zijn) zou worden voldaan. Ook hebben partijen afgesproken dat de bestelde meubels de eerste drie weken gratis door de eisende partij konden worden opgeslagen. Daarna zou wekelijks € 150,00 aan opslagkosten in rekening worden gebracht.
2.2.
De gedaagde partij heeft de aanvullende aanbetaling niet betaald en ondanks herhaalde verzoeken van de eisende partij ook niet meegewerkt aan aflevering van de bestelde meubels. Op enig moment heeft de gedaagde partij laten weten de meubels nog wel af te willen nemen, maar niet in staat te zijn om het verschuldigde bedrag ineens te voldoen. Op voorstellen van de eisende partij om het verschuldigde bedrag in termijnen te betalen heeft de gedaagde partij niet gereageerd.
2.3.
De eisende partij heeft vervolgens aan de gedaagde partij laten weten dat zij zich genoodzaakt zag om de overeenkomst als geannuleerd te beschouwen als de gedaagde partij haar verplichtingen niet alsnog zou nakomen. Zij heeft erop gewezen dat de gedaagde partij dan op grond van de artikelen 9 en 12 van de toepasselijke CBW-voorwaarden opslagkosten en een annuleringskostenvergoeding van 50% van de koopsom zou moeten betalen. De gedaagde partij heeft niets meer betaald en de meubels ook niet afgenomen.
2.4.
De eisende partij vordert nu dat de gedaagde partij wordt veroordeeld om € 5.283,00 te betalen als annuleringskostenvergoeding (volgens haar zijn dit de inkoopkosten van de betreffende meubels minus de ontvangen aanbetaling) en € 4.200,00 aan opslagkosten, vermeerderd met een vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.

3.De beoordeling

3.1.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een professionele partij, handelend in de uitoefening van haar beroep of bedrijf, namelijk de eisende partij, en een consument, namelijk de gedaagde partij. Op zo’n overeenkomst zijn consumentenbeschermende bepalingen van toepassing. Sommige consumentenbeschermende bepalingen worden zo belangrijk gevonden dat de kantonrechter ambtshalve (dat wil zeggen uit zichzelf, ook als de consument daar niet om vraagt) moet beoordelen of die zijn nageleefd. Het gaat daarbij met name om bepalingen over informatieplichten en over algemene voorwaarden. Als die bepalingen niet zijn nageleefd, of als de kantonrechter over onvoldoende informatie beschikt om dat te kunnen beoordelen, moet de kantonrechter daar, eveneens ambtshalve, consequenties aan verbinden. In de regel zal dan (een deel van) de vordering moeten worden afgewezen.
3.2.
Op de overeenkomst zijn de informatieplichten van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing. De kantonrechter constateert dat aan de toepasselijke essentiële informatieplichten is voldaan. Voor een ambtshalve sanctie op dit punt bestaat daarom geen aanleiding.
3.3.
De eisende partij maakt in deze procedure aanspraak op een annuleringskostenvergoeding. Zij baseert deze vergoeding op artikel 12 van de toepasselijke CBW-voorwaarden (versie 01.11.2022) in samenhang met artikel 9 van diezelfde CBW-voorwaarden, waarin kort gezegd is vermeld dat bij annulering schade moet worden vergoed, bestaande uit de brutowinstmarge minus niet gemaakte variabele kosten. In artikel 12 lid 2 van de CBW-voorwaarden is met zo veel woorden bepaald dat de verkoper zijn schade aannemelijk moet maken.
3.4.
De kantonrechter constateert dat in de koopovereenkomst zelf ook een beding is opgenomen over annuleringskosten, namelijk: “30% van het aankoopbedrag na akkoord, 50% indien de artikelen al binnen zijn.” Ook dit beding is een algemene voorwaarde in de zin van artikel 6:231 onder a BW (een voorgedrukte tekst, bedoeld om in meer overeenkomsten te worden gebruikt en die niet de kern van de verplichtingen aangeeft), maar dit beding wijkt inhoudelijk af van wat in de CBW-voorwaarden is geregeld en gesteld noch gebleken is of partijen een rangorderegeling hebben afgesproken en zo ja, welke. Bij gebreke daarvan is voor een consument niet duidelijk waar hij in voorkomend geval contractueel aan kan worden gehouden. Dat is in dit geval ook gebleken: de eisende partij heeft in de buitengerechtelijke correspondentie aanspraak gemaakt op 50% van de koopsom, terwijl zij in de procedure stelt dat ze haar inkoopkosten vergoed wil zien. Het ontbreken van een voldoende duidelijke en begrijpelijke afspraak is in strijd met artikel 6:238 lid 2 BW. De kantonrechter gaat daar nu niet verder op in, omdat de gevorderde annuleringskostenvergoeding hoe dan ook om een andere reden volledig moet worden afgewezen.
3.5.
Daartoe overweegt de kantonrechter dat een annuleringskostenbeding op de grijze lijst van artikel 6:237 onder i BW staat. Dat betekent dat een bedongen annuleringskostenvergoeding op voorhand wordt vermoed onredelijk bezwarend te zijn voor consumenten (en vernietigd moet worden), behalve voor zover de bedongen vergoeding ziet op een redelijke vergoeding voor geleden verlies of gederfde winst. (De kantonrechter vermoedt dat daarom in artikel 12 lid 2 van de CBW-voorwaarden met zoveel woorden is bepaald dat de verkoper zijn schade aannemelijk moet maken).
3.6.
In dit geval heeft de eisende partij haar schade echter niet aannemelijk gemaakt. Zij heeft in alle correspondentie zonder enige motivering 50% van de koopsom vermeld. In de dagvaarding heeft de eisende partij dat standpunt aangepast en gesteld dat ze haar inkoopkosten vordert. Maar wat daar verder ook van zij, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan niet als vaststaand worden aangenomen dat de schade van de eisende partij gelijk zou moeten worden gesteld aan de helft van de koopsom of aan de inkoopkosten. In tegendeel, de betreffende meubels kunnen ook aan een derde zijn verkocht en geleverd, in welk geval de eisende partij minder schade lijdt, of misschien zelfs helemaal geen schade.
3.7.
Omdat de eisende partij haar schade als gevolg van de annulering niet aannemelijk heeft gemaakt en de gevorderde annuleringskostenvergoeding om die reden hoe dan ook moet worden afgewezen, kan een verdere beoordeling van de betreffende bedingen achterwege blijven.
3.8.
De eisende partij maakt ook aanspraak op een opslagkostenvergoeding. Zij baseert die vergoeding op artikel 9 van de toepasselijke CBW-voorwaarden. Daarin staan termen als ‘redelijke interne of externe opslagkosten’ en ‘in redelijkheid gemaakte opslagkosten’, maar over de precieze omvang van die kosten zegt het beding niets. Die omvang is onderaan de overeenkomst zelf bepaald, waar is vermeld dat goederen drie weken zonder kosten kunnen worden opgeslagen en dat daarna € 150,00 per week in rekening wordt gebracht. Ook dit beding is een algemene voorwaarde in de zin van artikel 6:231 onder a BW (een voorgedrukte tekst, bedoeld om in meer overeenkomsten te worden gebruikt en die niet de kern van de verplichtingen aangeeft). Het beding onderaan de overeenkomst vult het beding in artikel 9 van de CBW-voorwaarden nader aan. Van een onduidelijke situatie als bedoeld in artikel 6:238 lid 2 BW is in dit geval geen sprake.
3.9.
Toch kan de vordering niet worden toegewezen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan namelijk niet worden geoordeeld dat in dit geval slechts sprake is van de vergoeding van in redelijkheid gemaakte kosten, maar moet het ervoor worden gehouden dat de bedongen vergoeding in het geheel niet is gebaseerd op daadwerkelijke kosten, al was het maar omdat die geen rekening houdt met de omvang van de meubels die moeten worden opgeslagen en waar die opslag zou moeten plaatsvinden. Bij gebreke van de noodzakelijke toelichting is de kantonrechter van oordeel dat de bedongen – niet gemaximeerde – vergoeding onevenredig hoog is en dat daardoor het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk wordt verstoord. Aldus is het opslagkostenbeding in de overeenkomst, in samenhang met het opslagkostenkostenbeding in artikel 9 van de CBW-voorwaarden onredelijk bezwarend voor een consument als de gedaagde partij als bedoeld in artikel 6:233 onder a BW. Het beding moet worden vernietigd en de daarop gebaseerde vordering afgewezen.
3.10.
Aldus moet de volledige hoofdsom worden afgewezen. Als gevolg daarvan moeten ook de gevorderde vergoedingen voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente worden afgewezen.
3.11.
De eisende partij zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gedaagde partij worden begroot op nihil.

4.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de gedaagde partij, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 27 november 2024.
Afschrift afgegeven aan de gemachtigde van de eisende partij
d.d. 27 november 2024