ECLI:NL:RBMNE:2024:6726

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
11286510 AC EXPL 24-2102
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding leaseovereenkomst en schadevergoeding na wanbetaling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 27 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen BMW Financial Services Nederland B.V., handelend onder de naam Alpha Financial Services, en verschillende gedaagden die betrokken waren bij een leaseovereenkomst voor een bestelbus. De eisende partij, BMW, heeft de leaseovereenkomst ontbonden omdat de maandelijkse betalingen door de gedaagde partij niet zijn voldaan. De gedaagden, waaronder vennoten van de leasehouder, zijn hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade die voortvloeit uit deze ontbinding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de schadevergoeding die BMW vordert, bestaat uit het krediet en de kredietvergoeding, verminderd met de al gedane betalingen en de verkoopopbrengst van de bestelbus. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verkoopopbrengst van € 6.512,97 in mindering moet worden gebracht op het openstaande bedrag, wat resulteert in een te betalen bedrag van € 2.257,28. De vordering van BMW tot betaling van een hoger bedrag werd afgewezen.

Daarnaast heeft de kantonrechter de wettelijke rente toegewezen vanaf de datum van verzuim, maar de gevorderde contractuele rente werd afgewezen omdat de overeenkomst inmiddels was ontbonden. Ook de buitengerechtelijke incassokosten werden toegewezen, maar slechts tot het bedrag dat volgens de wettelijke regeling is toegestaan. De totale kosten die de gedaagden moeten betalen, inclusief proceskosten, bedragen € 2.666,98. De gedaagden zijn hoofdelijk veroordeeld tot betaling van dit bedrag, met de mogelijkheid dat als één gedaagde betaalt, de anderen niet meer hoeven bij te dragen aan dat deel van de schuld.

Het vonnis is openbaar uitgesproken en de kantonrechter heeft bepaald dat het uitvoerbaar is bij voorraad, wat betekent dat BMW direct kan overgaan tot uitvoering van de veroordeling, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11286510 \ AC EXPL 24-2102
Vonnis van 27 november 2024
in de zaak van
BMW FINANCIAL SERVICES NEDERLAND B.V, H.O.D.N. ALPHERA FINANCIAL SERVICES, handelend onder de naam Alpha Financial Services,
te Breda,
eisende partij,
hierna te noemen: BMW,
gemachtigde: mr. J.M. Wisseborn,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 1] ,
2.
[gedaagde sub 2] , VENNOOT,
te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 2] ,
procederend in persoon,
3.
[gedaagde sub 3] , H.O.D.N. [handelsnaam] , IN HOEDANIGHEID VAN BEWINDVOERDER [onderbewindgestelde] , VENNOOT,
te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
niet verschenen,
gedaagde partijen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 2]
- de conclusie van repliek.
1.2.
[gedaagde sub 2] heeft, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, daarna niet voor dupliek geconcludeerd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde sub 1] leaste een bestelbus van BMW. Omdat de maandelijkse betaling niet werden voldaan ontbond BMW de overeenkomst. [gedaagde sub 1] en haar vennoten moeten de schadevergoeding betalen die BMW eist, verminderd met de verkoopopbrengst van € 6.512,97 van de bestelbus.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter verleent verstek aan de bewindvoerder.
De vennoten zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de schade
3.2.
BMW mocht de leaseovereenkomst met [gedaagde sub 1] ontbinden, want [gedaagde sub 1] stopte met de maandbetalingen. BMW heeft recht op een schadevergoeding van [gedaagde sub 1] . Elk van de vennoten van [gedaagde sub 1] is hoofdelijk verbonden voor de verbintenissen van de vennootschap onder firma. Zij zijn daarom ook hoofdelijk aansprakelijk voor deze schade.
3.3.
BMW stelt dat de schade bestaat uit het krediet (€ 11.523,86) en de kredietvergoeding (€ 957,55), dus € 12.481,41, verminderd met de al gedane betalingen van € 3.711,16. Dan resteert nog te betalen € 8.770,25. Hierop wordt de verkoopopbrengst van de bestelbus in mindering gebracht, dat is zo afgesproken in de overeenkomst. In de dagvaarding staat € 5.755,90 als opbrengst van de bestelbus waarna € 3.014,35 resteert te betalen. BMW vordert een hoofdelijke veroordeling tot betaling van € 3.014,35.
3.4.
De bewindvoerder, die de belangen behartigt van vennoot [onderbewindgestelde] , is niet in het geding verschenen. De kantonrechter verleent verstek. De vordering is rechtmatig maar deels ongegrond. De vordering tegen de bewindvoerder wordt daarom toch gedeeltelijk afgewezen. De ongegrondheid van een deel van de vordering blijkt uit het volgende.
De schade is € 2.257,28
3.5.
Volgens [gedaagde sub 2] is de verkoopopbrengst van de bestelbus te laag. Als hij vergelijkt met prijzen op markplaats, is de bestelbus volgens hem meer geld waard. BMW legt bij repliek uit dat eerst een taxatierapport is opgemaakt en dat de bestelbus uiteindelijk op een executieveiling is verkocht. Na aftrek van de verkoopkosten bleef € 6.512,97 over, zo blijkt uit het stuk dat BMW heeft overgelegd. [gedaagde sub 2] heeft daartegen verder niets aangevoerd.
3.6.
In de leaseovereenkomst is afgesproken dat de verkoopopbrengst bepalend is bij het vaststellen van de schade. Dat weerspreekt [gedaagde sub 2] niet. Het is echter niet duidelijk waarom in de dagvaarding een ander, lager bedrag staat als de opbrengst van de bestelbus. BMW benoemt dat verschil niet in haar conclusie van repliek en legt het verschil dus ook niet uit. De kantonrechter gaat uit van de netto verkoopopbrengst van € 6.512,97 waarvan ook een document is overgelegd. Die opbrengst wordt in mindering gebracht op het openstaande bedrag van € 8.770,25, zodat resteert te betalen € 2.257,28. Voor de hogere vordering van € 3.014,35 is geen grond. Voor alle gedaagden geldt daarom een hoofdelijk toe te wijzen hoofdsom van € 2.257,28.
Ook wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten worden toegewezen
3.7.
BMW vordert de rente zoals die in overeenkomst staat in artikel 6 voor het geval dat maandbetalingen te laat worden gedaan. Bij deze vordering gaat het echter niet meer om nakoming van de maandbetalingen. De overeenkomst is immers door BMW ontbonden en BMW eist schadevergoeding. De gevorderde contractuele rente mist een grondslag. Als onderdeel van de schadevergoeding zal wel de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW worden toegewezen vanaf de datum van verzuim.
3.8.
BMW vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 547,10. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding daarvan is voldaan. Echter, volgens het toepasselijke Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is de gevorderde vergoeding te hoog. Bij een hoofdsom van € 2.257,28 hoort volgens dat Besluit een tarief van € 409,70 en dat bedrag zal worden toegewezen. In totaal wordt € 2.666,98 toegewezen.
3.9.
De gedaagde partijen zijn grotendeels in het ongelijk gesteld en moeten daarom hoofdelijk de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat pas bij repliek de juiste verkoopwaarde van de bestelbus duidelijk is geworden, begroot de kantonrechter 1 punt aan salariskosten. De proceskosten van BMW worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
145,96
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
238,00
(1 punt × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
998,96
3.10.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt gedaagde partijen hoofdelijk om aan BMW te betalen een bedrag van € 2.666,98, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.257,28 vanaf de datum van verzuim tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt gedaagde partijen hoofdelijk in de proceskosten van € 998,96, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als gedaagde partijen niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. van Rens en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2024. 1006