ECLI:NL:RBMNE:2024:6707

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
11304967
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens disfunctioneren en verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak gaat het om een werknemer, [partij II], die op staande voet is ontslagen door zijn werkgever, [partij I], omdat hij volgens de werkgever disfunctioneert en zich niet aan de verlofregels heeft gehouden. De kantonrechter heeft het ontslag op staande voet vernietigd, omdat er geen dringende reden voor het ontslag aanwezig was. De arbeidsovereenkomst is echter ontbonden op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever [partij I] niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van disfunctioneren en dat er geen verbetertraject was aangeboden aan [partij II]. De kantonrechter heeft de werkgever ook veroordeeld tot betaling van het loon van [partij II] over een periode van drie maanden, gematigd tot het wettelijke minimum, en heeft de transitievergoeding toegewezen. De uitspraak is gedaan op 18 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummers: 11304967 UE VERZ 24-273 JH/1050
11347384 UE VERZ 24-308
Beschikking van 18 december 2024
in de zaken van
[partij I] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekende partij in de zaak met nummer 11304967 UE VERZ 24-273,
verwerende partij in de zaak met nummer 11347384 UE VERZ 24-308,
hierna te noemen: [partij I] ,
procederend bij haar directeur mevrouw [A] ,
tegen
[partij II],
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij in de zaak met nummer 11304967 UE VERZ 24-273,
verzoekende partij in de zaak met nummer 11347384 UE VERZ 24-308,
hierna te noemen: [partij II] ,
gemachtigde: mr. J.A. Spigt.

1.De zaak in het kort

In deze zaak gaat het om een werknemer die op staande voet is ontslagen omdat hij volgens de werkgever disfunctioneert en zich niet heeft gehouden aan verlofregels.
De kantonrechter vernietigt het ontslag op staande voet omdat een dringende reden daarvoor ontbreekt. De arbeidsovereenkomst wordt wel ontbonden op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. Het door de werkgever te betalen loon wordt gematigd tot drie maanden.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure in de zaak met nummer 11304967 UE VERZ 24-273
blijkt uit het verzoekschrift van [partij I] tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, bij de griffie binnengekomen op 12 september 2024, en het verweerschrift van [partij II] .
2.2.
Het verloop van de procedure in de zaak met nummer 11347384 UE VERZ 24-308 blijkt uit het verzoekschrift van [partij II] tot vernietiging van het ontslag op staande voet, bij de griffie binnengekomen op 9 oktober 2024, en het verweerschrift van [partij I] .
2.3.
De zaken zijn gelijktijdig mondeling behandeld op de zitting van 27 november 2024. Namens [partij I] waren aanwezig mevrouw [B] (manager), mevrouw [C] (juridisch medewerker), mevrouw [D] (stagiaire) en mevrouw [E] (stagiaire). Mevrouw [A] (directeur) heeft via Teams deelgenomen aan de zitting.
[partij II] was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Partijen hebben hun standpunten toegelicht. [partij I] heeft dit gedaan aan de hand van een pleitnota. Partijen hebben geantwoord op de door de kantonrechter gestelde vragen en hebben op elkaar kunnen reageren. De griffier heeft hiervan aantekeningen gemaakt.
2.4.
Hierna is uitspraak bepaald.

3.Het geschil en de achtergrond daarvan

3.1.
[partij II] , nu 21 jaar oud, is op 9 juli 2024 in dienst getreden bij [partij I] als adjunct-directeur voor 24 uur per week. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor de duur van een jaar. [partij II] was bij indiensttreding student [.] . Het loon van [partij II] bedroeg € 1.918,17 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantiegeld.
3.2.
Op 14 augustus 2024 heeft [partij I] [partij II] op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief worden als redenen voor het ontslag genoemd dat hij een gebrek heeft aan kennis, over onvoldoende daadkracht beschikt, regelmatig taken niet op tijd afrondt en zich niet heeft gehouden aan verlofregels.
3.3.
Volgens [partij II] is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig. Hij verzoekt de kantonrechter daarom het ontslag op staande voet te vernietigen en [partij I] te veroordelen tot doorbetaling van loon, te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente.
3.4.
[partij I] voert verweer tegen het verzoek van [partij II] . [partij I] heeft in haar verzoekschrift ontbinding van de arbeidsovereenkomst gevraagd. Op de zitting heeft mevrouw [A] namens [partij I] verklaard dat [partij I] alleen ontbinding verzoekt voor het geval het ontslag op staande voet wordt vernietigd. [partij II] heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze wijziging van het verzoek.
3.5.
[partij II] voert verweer tegen het voorwaardelijk ontbindingsverzoek. Er is volgens hem geen sprake van een situatie die ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt.

4.De beoordeling

4.1.
De verzoeken in beide zaken hangen zo nauw met elkaar samen, dat de kantonrechter ze gezamenlijk zal behandelen.
Ontslag op staande voet
4.2.
Het gaat in deze zaak in de eerste plaats om de vraag of het ontslag op staande voet moet worden vernietigd.
4.3.
In artikel 7:677 lid 1 BW is bepaald dat ieder van partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen op grond van een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Voor een werkgever kunnen als dringende redenen worden aangemerkt zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer die tot gevolg hebben dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een dringende reden moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen.
4.4.
[partij I] heeft [partij II] op staande voet ontslagen omdat hij volgens haar een gebrek heeft aan kennis, over onvoldoende daadkracht beschikt, regelmatig taken niet op tijd afrondt en zich niet heeft gehouden aan verlofregels, één en ander met financiële schade tot gevolg. Naar het oordeel van de kantonrechter rechtvaardigen de opgegeven redenen geen ontslag op staande voet. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.5.
De door [partij I] gestelde tekortkomingen in het functioneren van [partij II] kunnen niet als dringende reden voor ontslag op staande voet worden aangemerkt. Nog los van het feit dat de kantonrechter niet kan vaststellen dat [partij I] [partij II] eerder op de tekortkomingen in zijn functioneren heeft gewezen, geldt dat [partij I] aan [partij II] een verbetertraject had moeten aanbieden voordat zij een traject tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst had kunnen inzetten. Voor een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens disfunctioneren is geen plaats. [partij I] wist bij indienstneming van [partij II] als adjunct-directeur dat hij niet beschikte over de benodigde kwalificaties. [partij II] was (en is) student. [partij I] had er dus rekening mee moeten houden dat [partij II] meer begeleiding en tijd nodig zou hebben om zich de werkzaamheden eigen te maken.
4.6.
De kantonrechter begrijpt dat de directe aanleiding voor [partij I] om de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen was de verlofopname door [partij II] vanaf 12 augustus 2024. Volgens [partij I] had [partij II] geen toestemming voor het opnemen van verlof. De kantonrechter oordeelt anders. Uit de stukken blijkt namelijk dat [partij II] op 25 juni 2024, nog voordat hij werd aangenomen, zijn verlofperiodes heeft doorgegeven aan [partij I] . Hij heeft dat gedaan op verzoek van mevrouw [C] van [partij I] , die die gegevens nodig had voor de indeling. [partij II] mocht erop vertrouwen dat zij de verlofperiodes door zou geven aan de directeur van [partij I] . Dat [C] op dat moment nog stagiaire was, maakt dat niet anders. Niet gesteld of gebleken is dat [partij I] op enig moment heeft gereageerd op de verlofopgave van [partij II] . [partij II] mocht er daarom vanuit gaan dat zijn verlofopgave was goedgekeurd (7:638 lid 2 BW).
4.7.
Omdat een dringende reden ontbreekt, was [partij I] niet bevoegd om de arbeidsovereenkomst met [partij II] op 14 augustus 2024 met onmiddellijke ingang op te zeggen. Het ontslag op staande voet is niet rechtsgeldig en wordt vernietigd. Het verzoek van [partij I] om [partij II] te veroordelen tot vergoeding van schade wordt afgewezen.
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst
4.8.
De vernietiging van het ontslag op staande voet heeft tot gevolg dat de arbeidsovereenkomst na 14 augustus 2024 is blijven bestaan. Daarom zal ook het verzoek van [partij I] tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst worden beoordeeld.
Er is geen sprake van een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:670 BW of enig ander opzegverbod.
4.9.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In de wet is bepaald wat een redelijke grond is (artikel 7:669 lid 3 BW). Uit het verzoekschrift van [partij I] en de door haar als productie 9 overgelegde e-mail van 20 augustus 2024, begrijpt de kantonrechter dat [partij I] haar ontbindingsverzoek heeft gegrond op artikel 7:669 lid 3 sub e, d en g BW. Zij stelt namelijk dat [partij II] verwijtbaar handelt en disfunctioneert, en dat het vertrouwen in [partij II] onherstelbaar is beschadigd.
4.10.
De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst ontbinden op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. Op de zitting is duidelijk geworden dat [partij II] een relatie heeft met de nicht van [A] , en dat [A] [partij II] op verzoek van familie een baan heeft aangeboden. Ondanks de goede bedoelingen van partijen is er duidelijk sprake van een “mismatch”, waarvoor beide partijen verantwoordelijkheid dragen. [partij I] heeft de kennis en ervaring van [partij II] te hoog ingeschat en [partij II] heeft zich anders voorgedaan door in zijn sollicitatiebrief en ook tijdens zijn dienstverband gebruik te maken van AI. Anders dan [partij I] stelt, heeft [partij II] hiermee niet verwijtbaar gehandeld. Het gebruik van AI is binnen de onderneming niet verboden. Van misleiding door [partij II] is dan ook geen sprake. Het heeft het vertrouwen van [partij I] in [partij II] wel geschaad. Voor voortzetting van het dienstverband is het noodzakelijk dat de werkgever en de werknemer over en weer voldoende vertrouwen in elkaar hebben. Dat vertrouwen ontbreekt hier. De arbeidsverhouding tussen partijen is zodanig ernstig en duurzaam verstoord dat van [partij I] niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. [partij I] is een kleine onderneming. Herplaatsing ligt niet in de rede.
4.11.
Omdat de arbeidsovereenkomst een tussentijdse opzegmogelijkheid kent, zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 9, onderdeel a, BW ontbinden met ingang van 1 februari 2025. De kantonrechter ziet geen aanleiding om de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op een eerder tijdstip te bepalen, zoals door [partij I] is verzocht.
4.12.
Omdat het eindigen van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van [partij II] , is [partij I] op grond van artikel 7:673 BW bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst aan [partij II] de transitievergoeding verschuldigd. [partij II] heeft op de zitting aangegeven aanspraak te maken op deze vergoeding. De kantonrechter zal de vergoeding daarom toewijzen.
Loondoorbetaling
4.13.
Nu het ontslag op staande voet wordt vernietigd, duurt de loonbetalingsverplichting (in beginsel) voort tot het einde van het dienstverband. De kantonrechter is echter van oordeel dat toewijzing van het loon tot 1 februari 2025 in de gegeven omstandigheden tot onaanvaardbare gevolgen zal leiden. De door [partij II] gewerkte periode is namelijk uitzonderlijk kort geweest. [partij II] heeft maar enkele weken, en volgens [partij I] zelfs niet meer dan elf dagen, gewerkt. Op de zitting is bovendien gebleken dat [partij II] inmiddels ander werk heeft gevonden met dezelfde arbeidsomvang als bij [partij I] . De kantonrechter ziet hierin aanleiding de loonvordering op grond van art. 7:680a BW te matigen tot het wettelijke minimum van drie maanden loon en de wettelijke verhoging tot nihil. De wettelijke rente is wel toewijsbaar.
Proceskosten en uitvoerbaarheid bij voorraad
4.14.
Beide partijen worden op punten in het ongelijk gesteld. De proceskosten worden daarom gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.15.
De kantonrechter zal de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan. Anders dan [partij I] op de zitting heeft verzocht, is er geen grond om [partij II] te verbieden procedures te initiëren of voort te zetten over deze kwestie. Dat verzoek wordt dus afgewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter
in het verzoek van [partij II] met zaaknummer 11347384 UE VERZ 24-308
5.1.
vernietigt het ontslag op staande voet;
5.2.
veroordeelt [partij I] tot betaling van het loon van [partij II] over een periode van drie maanden, zijnde € 5.754,51 bruto, te vermeerderen met vakantiegeld en met de wettelijke rente vanaf de respectieve data van opeisbaarheid tot de voldoening;
in het verzoek van [partij I] met zaaknummer 11304967 UE VERZ 24-273
5.3.
ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 februari 2025;
5.4.
veroordeelt [partij I] tot betaling van de wettelijke transitievergoeding aan [partij II] ;
in beide verzoeken
5.5.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.7.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.A.M. Pinckaers en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024.