Beoordeling door de rechtbank
2. Tussen partijen is in geschil of het Uwv terecht heeft beslist dat eiseres op 22 mei 2023, nadat zij een jaar een ZW-uitkering had ontvangen, meer dan 65% kon verdienen van haar laatst verdiende loon. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden van eiseres of het Uwv dit besluit terecht heeft genomen. Volgens de rechtbank is dit het geval. De rechtbank zal dit hierna uitleggen.
3. De rechtbank stelt voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is.
Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, niet voldoende is voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
Is het medisch onderzoek zorgvuldig?
4. Eiseres voert op dit punt uitsluitend aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep nader onderzoek had moeten doen om haar psychische klachten en beperkingen duidelijk in beeld te brengen. De rechtbank zal deze beroepsgrond bespreken bij de vraag of de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep juist is, omdat bij twijfel over de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid er voor de verzekeringsarts bezwaar en beroep reden kan zijn om nader onderzoek te (laten) verrichten. De rechtbank ziet verder geen reden om het medisch onderzoek onzorgvuldig te achten.
Is de medische beoordeling juist?
5. De rechtbank stelt voorop dat het Uwv heeft erkend dat er medische problematiek speelt bij eiseres. De primaire verzekeringsarts heeft diagnoses gesteld en daarvoor beperkingen aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft, uitgaande van de diagnoses depressieve episode in remissie, overige aanpassingsstoornis met angstcomponent (en eczeem in milde mate), de door de primaire verzekeringsarts gestelde beperkingen in de bezwaarfase aangevuld. De vraag moet worden beantwoord of de verzekeringsarts bezwaar en beroep meer (of verdergaande) beperkingen had moeten aannemen. Het beoordelingsmoment – de ‘datum in geding’ – is 22 mei 2023.
6. Eiseres voert aan dat zij in 2017 is gediagnostiseerd met een complexe PTSS, dat zij daarnaast bekend is met een angststoornis en een depressie en dat de daarmee samenhangende psychische klachten ook op de datum in geding bestonden. Ter onderbouwing verwijst eiseres naar het rapport van 31 juli 2024 van haar psycholoog , bij wie ze in de periode juli 2017 - juni 2020 onder behandeling is geweest voor in 2014 en 2017 opgelopen trauma’s. Uit dit rapport blijkt dat de behandeling destijds niet aansloeg en dat zij om die reden is verwezen naar een intensiever behandeltraject. De ernst van haar psychische problematiek blijkt ook uit de overgelegde informatie van de huisarts, die op 25 december 2022 noteert dat eiseres mogelijk suïcidaal is. Verder heeft haar psychiater in Marokko, bij wie ze vanaf januari 2023 onder behandeling is met een maandelijks online consult, in een (eerste) verklaring van 31 juli 2024 de diagnose waanvoorstelling gesteld. Eiseres heeft kort voor de zitting een tweede, in het Frans opgestelde, verklaring van haar psychiater overgelegd en op de zitting aangeboden daarvan nog een (complete) vertaling over te leggen. Deze informatie over haar medisch beeld van kort voor de datum in geding, sluit volgens eiseres aan bij de medische informatie van de huisarts en van haar psycholoog uit de periode 2017-2020. Daarom moet worden geconcludeerd dat eiseres ook op de datum in geding ernstige psychische klachten had.
7. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 15 maart 2024 uiteengezet dat uit het dossier, de beschikbare medische informatie en de onderzoeksbevindingen geen ernstig invaliderend mentaal beeld op de datum in geding blijkt. Van een ernstige depressie, posttraumatische stressstoornis of angststoornis is geen sprake. Over behandeling op de datum in geding is geen medische informatie ingebracht en de huisarts heeft daarover geen correspondentie. De huisarts beschrijft op de datum in geding geen depressief beeld en geen depressieve episode. Ook de onderzoeksbevindingen geven daarvoor geen aanwijzingen. Het medisch beeld getuigt verder niet van een prangende hulpvraag of prangende behandelbehoefte, omdat eiseres de behandeling bij haar psycholoog on hold heeft gezet en vervolgbehandeling heeft afgehouden.
8. In haar rapport van 5 september 2024 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat de eerste verklaring van de psychiater en het rapport van de psycholoog geen aanleiding geven een ander standpunt in te nemen over de belastbaarheid van eiseres. Het Uwv is niet in de gelegenheid geweest te reageren op de aanvullende informatie van de huisarts en de Franstalige tweede verklaring van de psychiater. Op de zitting heeft het Uwv aangeboden deze stukken alsnog aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor reactie voor te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
9. De rechtbank kan het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen dat de eerste verklaring van de psychiater en het rapport van de psycholoog geen aanleiding geven om meer beperkingen aan te nemen op de datum in geding. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat de psycholoog eiseres voor het laatst heeft gezien in juni 2020 en dat met diens informatie geen medisch objectiveerbare uitspraak kan worden gedaan over de diagnose op de datum in geding.
Het door de psychiater beschreven toestandsbeeld (achtervolgingswaan) kan niet worden overgenomen op de datum in geding, omdat daarvoor geen aanwijzingen zijn vanuit de informatie over een langere periode van de huisarts, een behandelfrequentie van een maandelijks online consult niet bij deze diagnose past, de onderzoeksbevindingen uit de primaire en de bezwaarfase hier niet bij passen en ook het sociaal functioneren hiertegen pleit. De diagnoses angststoornis en depressie zijn op de datum in geding niet medisch objectiveerbaar uit de onderliggende medische gegevens.
10. De aantekening van de huisarts van 25 december 2022 over mogelijke suïcidaliteit geeft geen reden voor twijfel aan de juistheid van het belastbaarheidsoordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op de datum in geding. Uit de gedingstukken blijkt namelijk dat zich in de periode december 2022-januari 2023 veel privé-gebeurtenissen voordeden in het leven van eiseres. Haar thuissituatie was door relatieproblemen met haar echtgenoot en spanningen met haar schoonouders geëscaleerd, eiseres kon de situatie niet meer aan, is voor behandeling opgenomen in Portugal en heeft aansluitend in Marokko vier weken gesprekstherapie gevolgd. Daarbij weegt de rechtbank mee dat het huisartsenjournaal over 2023 – dus dichterbij de datum in geding – geen informatie bevat over ernstige psychische problematiek bij eiseres rond die datum.
11. De later ingebrachte Franstalige tweede verklaring van de psychiater uit Marokko doet de rechtbank ook niet twijfelen aan de medische beoordeling. In deze verklaring is, zo blijkt uit de gedeeltelijke vertaling die op de zitting is overgelegd, vermeld dat er een consult is geweest op 13 januari 2023, is een diagnose gesteld die deels overeenkomt met de diagnoses waar de verzekeringsarts bezwaar en beroep van uit is gegaan en is medicatie genoemd. In het stuk staan geen onderzoeksbevindingen van de psychiater en ontbreekt ook informatie over vervolgafspraken na het eerste consult. Het document wijkt op deze belangrijke punten af van de wijze waarop artsen die in Nederland hun praktijk bedrijven over het algemeen rapporteren over hun bevindingen ten aanzien van een patiënt. Hoewel het eiseres vrij staat een arts in Marokko te consulteren en van deze arts medische informatie in te brengen, heeft dit document om deze reden minder waarde voor de vaststelling van de beperkingen op de datum in geding. De rechtbank ziet daarom geen reden het onderzoek te heropenen om eiseres in de gelegenheid te stellen een volledige vertaling van de tweede verklaring van de psychiater over te leggen en de verzekeringsarts bezwaar en beroep daarop, en op de informatie van de huisarts van december 2022, te laten reageren.
12. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank geen twijfel heeft over de juistheid van het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de arbeidskundige beoordeling juist?
13. Eiseres voert aan dat de geselecteerde functies niet geduid hadden kunnen worden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op de belastingaspecten onder item 1.8 in de FML namelijk een toelichting gegeven die moet worden aangemerkt als een ‘verborgen beperking’. Die toelichting wordt door het Claimbeoordelings- en borgingssysteem (CBBS) niet erkend waardoor er geen signalering volgt die voor de arbeidsdeskundige normaliter aanleiding vormt de geschiktheid van een geselecteerde functie nader toe te lichten. Ook overschrijden de geduide functies volgens eiseres haar belastbaarheid op verschillende onderdelen van de FML.
14. Op de zitting heeft het Uwv toegelicht dat alleen sprake kan zijn van een verborgen beperking als op een onderdeel van de FML de normaalwaarde 0 wordt gescoord, maar de verzekeringsarts daarbij wel een toelichting geeft. Dat is in dit geval niet aan de orde. De rechtbank volgt dit en voegt daaraan toe dat in het CBBS over de beoordelingspunten die hier aan de orde zijn (1.8.2, 1.8.3, 1.8.4 en 1.8.5) expliciet als opdracht aan de verzekeringsarts staat altijd een toelichting te geven, zodat het voor de arbeidsdeskundige duidelijk is welke betekenis de beperking heeft in relatie tot de te duiden arbeid. De toelichting die de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gegeven op de belastingaspecten onder 1.8 kan dus niet worden aangemerkt als een verborgen beperking.
Uitgaande van de juiste vaststelling van de beperkingen van eiseres in de FML van 22 maart 2024, ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. Met het rapport van de arbeidskundige bezwaar en beroep van 26 maart 2024 en het aanvullend verweerschrift van 9 september 2024 is naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat de geduide functies in overeenstemming zijn met de belastbaarheid van eiseres. De beroepsgrond slaagt niet.