4.2Onderzoek tachograaf
Ik zag dat de afstand tussen het begin van de rotonde en het kruispunt gevormd door de [straat 1] en het [straat 2] (de plaats van het verkeersongeval) ongeveer 433 meter was. Ik zag in de tachograafdata dat er op ongeveer 427 meter voor de registratie om 15:53:32 uur, om 15:53:01 uur een snelheid van 55 km/h werd geregistreerd.
Ik zag in de tachograafdata dat er in de drie seconden voor en de drie seconden na 15:53:01 uur een afstand van 47 meter en (92-47=) 45 meter waren afgelegd en snelheden tussen 59 km/h en 53 km/h werden geregistreerd. De plaats van het verkeersongeval valt in ieder geval binnen dit gebied van (427+47=) 474 meter en (427-45=) 382 meter voor de rotonde.
2. Getuige [C] heeft volgens een
proces-verbaal van verhoor getuigeop 15 december 20223 het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Vandaag 15 december 2023 om ongeveer 16:55 uur reed ik in mijn personenauto over de [straat 1] te [plaats] . Ik zag dat het verkeerslicht voor mij op rood ging. Ik stopte op dat moment als eerste personenauto voor het verkeerslicht. Ik zag aan de linkerkant van mij een mevrouw staan met kinderwagen en een jongetje. Voor deze personen moesten ik stoppen om ze voorrang te verlenen.
Ik zag dat er vanaf de andere kant een vrachtwagen aan kwam rijden. Volgens mij reed de vrachtwagen best hard ondanks dat het een 30 kilometer per uur gebied is. Ik zag dat de vrachtwagen geen vaart minderde voor de oversteekplaats ondanks dat hij ook een rood licht had. Ik zag dat de vrachtwagen door reed over de [straat 1] en dat hij over de oversteekplaats reed. Nadat hij de oversteekplaats gepasseerd had zag ik dat het jongetje wat eerder stond op de grond lag een stukje verderop. Ik dacht direct die vrachtwagen heeft het jongetje geraakt. Ik heb mijn auto geparkeerd en ben direct naar het jongetje toe gelopen.
3. Uit de
Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Flevolandvan 5 maart 2024 volgt het volgende, zakelijk weergegeven:
Relevante onderdelen Brief Dr. [D] , traumachirurg, [ziekenhuis] Afd. [afdeling] ( [.] ), 17-12-2023:
1. Breuk van de bovenarm waarvoor conservatief beleid middels sling (vooralsnog geen operatie). Standsafwijking linker bovenarm.
2. Hoofdwond voorhoofd (vanaf midline tot buitenzijde wenkbrauw) waarvoor hechtingen op SEH.
3. Licht traumatisch schedelhersenletsel waarvoor observatie op afdeling.
NB. later blijkt er een kleine breuk in de schedel en mogelijk een kleine bloeding in het hersenweefsel.
Verwachting blijvende schade: ja
Toelichting: Hier is ten tijde van dit onderzoek nog geen zekere uitspraak over te doen.
4. Verdachte heeft tijdens
de terechtzitting van 27 november 2024de volgende verklaring afgelegd, zakelijk weergegeven:
Ik dacht dat je 50 kilometer per uur mocht rijden over de [straat 1] . Ik rij al twee jaar met onder andere deze vrachtwagen. Ik rij in het seizoen elke dag op de vrachtwagen. Ik ben bekend met de situatie ter plaatse bij de oversteekplaats. Ik kom daar vaak langs en ben daar op 15 december 2023 rond 16.55 uur ook overheen gereden.
Toedracht
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen vast dat verdachte met zijn vrachtwagen op 15 december 2023 in [plaats] een aanrijding met [slachtoffer (voornaam)] heeft veroorzaakt op de oversteekplaats op de [straat 1] .
Verdachte reed met een snelheid van boven de 50 kilometer per uur over de oversteekplaats, hetgeen hoger is dan de daar toegestane snelheid van 30 kilometer per uur. Verdachte passeerde de stopstreep van het voor hem geldende verkeerslicht, terwijl het voor hem geldende verkeerslicht op het moment dat hij de oversteekplaats op reed minimaal 3,2 seconden op rood stond. Het voorgaande volgt uit de Verkeersongevalanalyse met daarbij de toelichting van de deskundige op zitting én de verklaring van getuige [C] . De verdediging heeft aangevoerd dat de Verkeersongevalanalyse onjuist is. Gelet op de toelichting van de deskundige ter terechtzitting komt de rechtbank tot de conclusie dat de bevindingen die in de Verkeersongevalanalyse zijn opgenomen wel degelijk juist zijn. Uit de Verkeersongevallenanalyse blijkt dat de systeemtijd van de verkeersregelinstallatie (VRI) ongeveer 15 seconden voor liep op de werkelijke tijd. De deskundige heeft ter terechtzitting toegelicht dat dit tijdsverschil van 15 seconden geen effect heeft op de uitkomst van de analyse, omdat de detectielussen en VRI zich in hetzelfde tijdsvak (dus met dezelfde afwijking van 15 seconden) bevinden. Het exacte tijdstip van het ongeval is daarbij niet relevant, aangezien met de Verkeersongevalanalyse uitsluitend onderzoek is gedaan naar de groen- en roodstand van de stoplichten en de plaats van de vrachtwagen op dat moment is bepaald aan de hand van de detectielussen. Daarbij staat vast dat verdachte degene is geweest die de aanrijding met [slachtoffer (voornaam)] heeft veroorzaakt, dat wordt door verdachte ook erkend.
De verdediging zet eveneens vraagtekens bij de verklaring van de getuige. Volgens de verdediging bevond er zich geen auto op de rijbaan in de andere rijrichting. De rechtbank stelt vast dat uit de Verkeersongevalanalyse blijkt dat er wel degelijk een auto voor het rode verkeerslicht stond in de tegengestelde rijrichting. Voorts bevestigen de verklaring van de getuige en de uitkomsten van de Verkeersongevalanalyse elkaar over en weer en acht de rechtbank de verklaring van getuige [C] betrouwbaar.
Uit de Verkeersongevallenanalyse blijkt verder dat het verkeerslicht waar [slachtoffer (voornaam)] met zijn moeder en zusje voor stond te wachten op groen stond op het moment dat verdachte met zijn vrachtwagen over de oversteekplaats reed. Verdachte heeft verklaard dat hij een oudere vrouw met een rollator zag staan waar hij oogcontact mee had. Dit bleek later de moeder van [slachtoffer (voornaam)] te zijn samen met zijn zusje in de kinderwagen. Verdachte heeft [slachtoffer (voornaam)] helemaal niet zien staan en ook geen oogcontact gehad met de moeder. Verdachte is zonder vaart te minderen door het voor hem geldende rode stoplicht gereden en heeft [slachtoffer (voornaam)] met zijn vrachtwagen aangereden.
Mate van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994
Voor de beantwoording van de vraag of verdachte schuld heeft gehad aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW moet gekeken worden naar het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Er moet sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, een lichte mate van schuld is onvoldoende.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast staat dat verdachte toen hij met zijn vrachtwagen over de oversteekplaats reed te hard heeft gereden en vervolgens door het rode verkeerslicht is gereden. Verdachte is het verkeerslicht gepasseerd, terwijl deze minimaal 3,2 seconden rood licht uitstraalde. In het verkeer heeft dit te gelden als een lange tijd. Verdachte heeft in deze seconden niet goed opgelet en is door rood gereden, terwijl hij bij het verkeerslicht voor voetgangers een vrouw zag staan. De rechtbank stelt daarmee ook vast dat het samenstel van gedragingen van verdachte afwijkt van het gedrag van een normale verkeersdeelnemer. Daarbij overweegt de rechtbank dat een bestuurder van een vrachtwagen nog een extra verhoogde zorgplicht in het verkeer heeft, onder andere gelet op het beperkte zicht en de zwaarte en omvang van zijn voertuig. Bovendien mag van een professionele verkeersdeelnemer een hogere mate van oplettendheid en zorg worden verwacht. De rechtbank is van oordeel dat verdachte kan worden aangemerkt als een beroepschauffeur. Hij reed in het seizoen immers elke dag op de vrachtwagen. Verdachte heeft door zijn handelen onaanvaardbare risico’s op ernstige gevolgen in het leven geroepen. Verdachte was bekend met de situatie ter plaatse, maar heeft zich er onvoldoende van vergewist welke snelheid hij mocht rijden, welke kleur het stoplicht had en dat er meerdere personen, waaronder kinderen, voor de oversteekplaats stonden. Verdachte heeft aldus niet goed opgelet en verkeerde beslissingen genomen, met ernstige gevolgen voor [slachtoffer (voornaam)] , zijn ouders en zusje.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, zodat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet zoals primair ten laste is gelegd.
Is sprake van zwaar lichamelijk letsel?
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat bij de beantwoording van de vraag of letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, dient te worden gekeken naar de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel. Een eenvoudige botbreuk en een (al dan niet zware) hersenschudding vallen niet per definitie onder zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer (voornaam)] als gevolg van de aanrijding lichamelijk letsel heeft opgelopen, waaronder licht traumatisch schedelhersenletsel bestaande uit een kleine breuk in de schedel en mogelijk een kleine bloeding in het hersenweefsel. Verder heeft hij een hoofdwond opgelopen en een breuk in zijn linker bovenarm. Een operatie was niet noodzakelijk. Tot op heden is onduidelijk of de klachten die [slachtoffer (voornaam)] ervaart voortvloeien uit de aanrijding of ook al voor de aanrijding (deels) aanwezig waren. [slachtoffer (voornaam)] zat voor de aanrijding al 1,5 jaar in een onderzoekstraject in verband met mogelijk autisme. Indien de klachten wel door de aanrijding zouden zijn veroorzaakt, is het ook onduidelijk of [slachtoffer (voornaam)] blijvende schade overhoudt van zijn verwondingen.
Gelet op het voorgaande kan de rechtbank niet vaststellen dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Wel is bij [slachtoffer (voornaam)] sprake van ‘zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat’. Gebleken is dat [slachtoffer (voornaam)] enige tijd niet naar school kon en nog altijd niet volledig naar school kan.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, zodat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW zoals primair ten laste is gelegd.