ECLI:NL:RBMNE:2024:6695

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
16.185591.24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersongeval met lichamelijk letsel aan een minderjarige

Op 11 december 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 december 2023 in Emmeloord met zijn vrachtwagen een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte reed met een te hoge snelheid en negeerde een rood verkeerslicht, waardoor hij een 5-jarig jongetje, dat op de oversteekplaats stond, aanreed. Het jongetje liep hierbij lichamelijk letsel op, waaronder een breuk in de bovenarm en licht traumatisch schedelhersenletsel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het verlaten van de plaats van het ongeval, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij zich bewust was van het letsel dat hij had veroorzaakt. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 160 uren, waarvan 100 uren voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaren. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de vader van het slachtoffer aangaf dat de verzekering de financiële afhandeling regelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend had gehandeld, wat leidde tot de aanrijding en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer en zijn gezin.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.185591.24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1947 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M. Rademaker en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.M.M. Pater, advocaat te Emmeloord, alsmede de vader, [A] , namens de minderjarige benadeelde partij [slachtoffer] , naar voren hebben gebracht.
Namens benadeelde partij [slachtoffer] heeft moeder, [B] , gebruik gemaakt van het spreekrecht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de deskundige [verbalisant] , werkzaam als Senior Forensische Opsporing, ter zitting naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
primair
op 15 december 2023, te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, als bestuurder van een vrachtwagen, zich op de [straat 1] zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, ten gevolge waarvan bij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel is ontstaan;
subsidiair
op 15 december 2023, te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, als bestuurder van een vrachtwagen, gevaar en/of hinder op de (voetgangers)oversteekplaats op de [straat 1] heeft veroorzaakt.
feit 2op 15 december 2023 in Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, op de [straat 1] , de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat een ander, te weten [slachtoffer] , aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK – feit 2

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Direct nadat [slachtoffer] op de [straat 1] was aangereden, is een verbalisant op onderzoek gegaan. Op basis van getuigenverklaringen kwam de verbalisant uit bij verdachte. De rechtbank stelt vast dat verdachte in eerste instantie tegenover de verbalisant heeft verklaard dat hij die dag niet over de [straat 1] in [plaats] had gereden. Op het moment dat er schade aan de rechterzijde van de vrachtwagen van verdachte werd geconstateerd, gaf verdachte aan dat hij deze schade op de snelweg in Duitsland had opgelopen. Uiteindelijk gaf verdachte toe dat hij wel over de [straat 1] had gereden rondom het tijdstip van de aanrijding.
De rechtbank is van oordeel dat deze verklaringen van verdachte weliswaar vraagtekens oproepen, maar dat uit het procesdossier niet kan worden afgeleid dat verdachte (direct) na de aanrijding heeft gemerkt of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij [slachtoffer (voornaam)] had geraakt. De rechtbank betrekt hierbij de omvang van zijn vrachtwagen en het gegeven dat forensisch niet vast te stellen is in hoeverre verdachte de aanrijding moet hebben opgemerkt. Zijn aanvankelijke leugen tegenover de politie kan ook zijn ingegeven doordat de politie hem confronteerde met het feit dat er op de [straat 1] een aanrijding was geweest. Er kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en de rechtbank spreekt verdachte hiervan vrij.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS – feit 1

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie is van mening dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair onder 1 ten laste gelegde. De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de conclusies die in het Verkeersongevalanalyse zijn opgenomen onjuist zijn en verdachte door oranje heeft gereden in plaats van door rood. Daarbij zijn de verklaringen van de getuigen volgens de verdediging niet in overeenstemming met wat zich in de praktijk heeft afgespeeld.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
1. Uit een
proces-verbaal Verkeersongevalanalysevan 16 januari 2024 volgt het volgende, zakelijk weergegeven:
2.1
Wegsituatie
Het verkeersongeval vond gezien de rijrichting van de vrachtauto plaats op een recht weggedeelte van de [straat 1] . Haaks over de rijbaan liep het [straat 2] , welke bestond uit een oversteek bestemd voor fietsers en een oversteek bestemd
voor voetgangers.
2.2
Verkeersmaatregelen ter plaatse
Ter plaatse waren de volgende verkeerstekens van toepassing.
· Ingevolge artikel 62 jo bord A1 van bijlage 1 van het RW 1990 bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid voor weggebruikers 30 km/h.
· Ingevolge artikel 64 van het RW 1990 gaan verkeerslichten boven verkeerstekens die de voorrang regelen [2] .
Wij zagen ongeveer 30 meter voor het kruispunt met witte cijfers "30" op de rijbaan afgebeeld. [3]
4.1
Onderzoekverkeersregelinstallatie
Op de plaats van het verkeersongeval hebben wij onderzoek gedaan naar de werking van de
verkeersregelinstallatie (VRI). Tijdens dit onderzoek hadden wij geen storingen of bijzonderheden aan de VRI vastgesteld welke van invloed konden zijn op het verkeersongeval. Wij stelden vast dat de richting die de bestuurder van de vrachtauto volgde in de VRI was opgenomen als richting 02 en de looprichting van de voetganger was opgenomen als richting 31. [4]
Uit de algemene mutatie van het ongeval in Basisvoorziening Handhaving (BVH) bleek dat de melding van het verkeersongeval door het Operationeel Centrum Flevoland was geregistreerd om 16:54:56 uur.
Het verkeersongeval moest logischerwijs voor dit tijdstip hebben plaatsgevonden.
In het faselog ben ik op zoek gegaan naar een verstoring in het normale verkeersbeeld voor dit tijdstip.
Ik zag vanaf 16:53:20.9 uur (VR l-systeemtijd) dat de detectielus van richting 08, voor minimaal 250 seconden geactiveerd bleef, ook zag ik meerdere langdurige bezettingen van de detectielus van richting 08 tijdens groenfases.
Een dergelijke verstoring van het verkeersbeeld, duidt in de regel op een belemmering van de doorstroming, zoals in het geval van een verkeersongeval. [5]
Ik zag een activatie van de detectielus op richting 02 om 16:53:09.1 uur (VRl-systeemtijd) en een deactivatie van deze detectielus om 16:53:11.1 uur. Ik zag dat er vanaf 16:53:06.9 uur (VR l-systeemtijd) een actieve roodfase was op richting 02 en dat deze 12,5 seconden duurde [6] .
Ik, verbalisant [verbalisant] , zag een activatie van de drukknop van richting 31 om 16:53:00.5 uur (VR l-systeemtijd).
Ik zag dat om 16:53:00.8 uur (VR l-systeemtijd) de wachttijdvoorspeller van richting 31 geactiveerd werd. Ik zag dat om 16:53:07.8 uur (VR l-systeemtijd) de wachttijdvoorspeller gedeactiveerd bleef en dat op datzelfde moment (om 16:53:07.8 uur) er een groenfase actief werd voor richting 31 (en voor de richtingen 21, 22 en 32, dus alle richtingen van de oversteek). [7]
Door mij, verbalisant [verbalisant] , kan worden vastgesteld dat de registratie van de detectielus op richting 02 om 16:53:09.1 uur was veroorzaakt door de vrachtauto en dat de registratie van de drukknop op richting 31 om 16:53:00.5 uur was veroorzaakt door een van de voetgangers.
Conclusie
Uit de analyse van het faselog bleek dat de bestuurder van de vrachtauto, op vrijdag 15 december 2023, omstreeks 16:53:09.1 uur (VRl-systeemtijd) de stopstreep passeerde terwijl de voor hem geldende verkeerslichten minimaal 2,2 seconden rood licht uitstraalden.
De verkeerslichten voor de voetganger straalden op vrijdag 15 december 2023 vanaf 16:53:07.8 uur (VR l- systeemtijd) groen licht uit. [8]
Opmerking detectielus
Ik, verbalisant [verbalisant] , zag tijdens het onderzoek op de plaats van de aanrijding dat er één detectielus op richting 02 aanwezig was. Ik zag dat deze detectielus in het wegdek zichtbaar was. Ik heb de detectielus, de stopstreep en de plaats van de oversteekplaats met landmeetapparatuur ingemeten. Daarnaast hebben wij de punten van activatie en deactivatie van de detectielus met ons dienstvoertuig, een Mercedes Sprinter, ingemeten. Wij zagen dat de afstand tussen het punt van detectie en het begin van de detectielus ongeveer 0,6 meter was, wat aangaande deze berekeningen een te verwaarlozen afstand is.
Ik, verbalisant [verbalisant] , zag dat het begin van de detectielus ongeveer 17 meter van de stopstreep en ongeveer 22 meter van de voetgangersoversteek lag.
Dit betekent dat de vrachtauto zich om 16:53:09.1 uur (VRl-systeemtijd) ongeveer 17 meter voor de stopstreep en ongeveer 22 meter voor de voetgangersoversteek bevond. De afstand tot de stopstreep afstand zou de bestuurder van de vrachtauto redelijkerwijs in meer dan één seconde moeten afleggen (als 17 meter in 1 seconde wordt afgelegd dan is de gemiddelde snelheid 17 x 3,6 = 61,2 km/h). Omdat de snelheid van de vrachtauto tijdens het verkeersongeval in de volgende paragraaf bekend wordt (deze is niet sneller dan 59 km/h) is het tijdstip van 16:53:10.1 uur aangenomen als tijdstip roodlichtnegatie. In werkelijkheid stonden de verkeerslichten dus minimaal één seconde langer op rood, de conclusie is dan
ook dat er sprake was van minimaal 3,2 seconden rood licht op het moment van passeren stopstreep. [9]
4.2
Onderzoek tachograaf
Ik zag dat de afstand tussen het begin van de rotonde en het kruispunt gevormd door de [straat 1] en het [straat 2] (de plaats van het verkeersongeval) ongeveer 433 meter was. Ik zag in de tachograafdata dat er op ongeveer 427 meter voor de registratie om 15:53:32 uur, om 15:53:01 uur een snelheid van 55 km/h werd geregistreerd. [10]
Ik zag in de tachograafdata dat er in de drie seconden voor en de drie seconden na 15:53:01 uur een afstand van 47 meter en (92-47=) 45 meter waren afgelegd en snelheden tussen 59 km/h en 53 km/h werden geregistreerd. De plaats van het verkeersongeval valt in ieder geval binnen dit gebied van (427+47=) 474 meter en (427-45=) 382 meter voor de rotonde. [11]
2. Getuige [C] heeft volgens een
proces-verbaal van verhoor getuigeop 15 december 20223 het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Vandaag 15 december 2023 om ongeveer 16:55 uur reed ik in mijn personenauto over de [straat 1] te [plaats] . Ik zag dat het verkeerslicht voor mij op rood ging. Ik stopte op dat moment als eerste personenauto voor het verkeerslicht. Ik zag aan de linkerkant van mij een mevrouw staan met kinderwagen en een jongetje. Voor deze personen moesten ik stoppen om ze voorrang te verlenen.
Ik zag dat er vanaf de andere kant een vrachtwagen aan kwam rijden. Volgens mij reed de vrachtwagen best hard ondanks dat het een 30 kilometer per uur gebied is. Ik zag dat de vrachtwagen geen vaart minderde voor de oversteekplaats ondanks dat hij ook een rood licht had. Ik zag dat de vrachtwagen door reed over de [straat 1] en dat hij over de oversteekplaats reed. Nadat hij de oversteekplaats gepasseerd had zag ik dat het jongetje wat eerder stond op de grond lag een stukje verderop. Ik dacht direct die vrachtwagen heeft het jongetje geraakt. Ik heb mijn auto geparkeerd en ben direct naar het jongetje toe gelopen. [12]
3. Uit de
Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Flevolandvan 5 maart 2024 volgt het volgende, zakelijk weergegeven:
Relevante onderdelen Brief Dr. [D] , traumachirurg, [ziekenhuis] Afd. [afdeling] ( [.] ), 17-12-2023:
1. Breuk van de bovenarm waarvoor conservatief beleid middels sling (vooralsnog geen operatie). Standsafwijking linker bovenarm.
2. Hoofdwond voorhoofd (vanaf midline tot buitenzijde wenkbrauw) waarvoor hechtingen op SEH.
3. Licht traumatisch schedelhersenletsel waarvoor observatie op afdeling.
NB. later blijkt er een kleine breuk in de schedel en mogelijk een kleine bloeding in het hersenweefsel. [13]
Verwachting blijvende schade: ja
Toelichting: Hier is ten tijde van dit onderzoek nog geen zekere uitspraak over te doen. [14]
4. Verdachte heeft tijdens
de terechtzitting van 27 november 2024de volgende verklaring afgelegd, zakelijk weergegeven:
Ik dacht dat je 50 kilometer per uur mocht rijden over de [straat 1] . Ik rij al twee jaar met onder andere deze vrachtwagen. Ik rij in het seizoen elke dag op de vrachtwagen. Ik ben bekend met de situatie ter plaatse bij de oversteekplaats. Ik kom daar vaak langs en ben daar op 15 december 2023 rond 16.55 uur ook overheen gereden.
Bewijsoverwegingen
Toedracht
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen vast dat verdachte met zijn vrachtwagen op 15 december 2023 in [plaats] een aanrijding met [slachtoffer (voornaam)] heeft veroorzaakt op de oversteekplaats op de [straat 1] .
Verdachte reed met een snelheid van boven de 50 kilometer per uur over de oversteekplaats, hetgeen hoger is dan de daar toegestane snelheid van 30 kilometer per uur. Verdachte passeerde de stopstreep van het voor hem geldende verkeerslicht, terwijl het voor hem geldende verkeerslicht op het moment dat hij de oversteekplaats op reed minimaal 3,2 seconden op rood stond. Het voorgaande volgt uit de Verkeersongevalanalyse met daarbij de toelichting van de deskundige op zitting én de verklaring van getuige [C] . De verdediging heeft aangevoerd dat de Verkeersongevalanalyse onjuist is. Gelet op de toelichting van de deskundige ter terechtzitting komt de rechtbank tot de conclusie dat de bevindingen die in de Verkeersongevalanalyse zijn opgenomen wel degelijk juist zijn. Uit de Verkeersongevallenanalyse blijkt dat de systeemtijd van de verkeersregelinstallatie (VRI) ongeveer 15 seconden voor liep op de werkelijke tijd. De deskundige heeft ter terechtzitting toegelicht dat dit tijdsverschil van 15 seconden geen effect heeft op de uitkomst van de analyse, omdat de detectielussen en VRI zich in hetzelfde tijdsvak (dus met dezelfde afwijking van 15 seconden) bevinden. Het exacte tijdstip van het ongeval is daarbij niet relevant, aangezien met de Verkeersongevalanalyse uitsluitend onderzoek is gedaan naar de groen- en roodstand van de stoplichten en de plaats van de vrachtwagen op dat moment is bepaald aan de hand van de detectielussen. Daarbij staat vast dat verdachte degene is geweest die de aanrijding met [slachtoffer (voornaam)] heeft veroorzaakt, dat wordt door verdachte ook erkend.
De verdediging zet eveneens vraagtekens bij de verklaring van de getuige. Volgens de verdediging bevond er zich geen auto op de rijbaan in de andere rijrichting. De rechtbank stelt vast dat uit de Verkeersongevalanalyse blijkt dat er wel degelijk een auto voor het rode verkeerslicht stond in de tegengestelde rijrichting. Voorts bevestigen de verklaring van de getuige en de uitkomsten van de Verkeersongevalanalyse elkaar over en weer en acht de rechtbank de verklaring van getuige [C] betrouwbaar.
Uit de Verkeersongevallenanalyse blijkt verder dat het verkeerslicht waar [slachtoffer (voornaam)] met zijn moeder en zusje voor stond te wachten op groen stond op het moment dat verdachte met zijn vrachtwagen over de oversteekplaats reed. Verdachte heeft verklaard dat hij een oudere vrouw met een rollator zag staan waar hij oogcontact mee had. Dit bleek later de moeder van [slachtoffer (voornaam)] te zijn samen met zijn zusje in de kinderwagen. Verdachte heeft [slachtoffer (voornaam)] helemaal niet zien staan en ook geen oogcontact gehad met de moeder. Verdachte is zonder vaart te minderen door het voor hem geldende rode stoplicht gereden en heeft [slachtoffer (voornaam)] met zijn vrachtwagen aangereden.
Mate van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994
Voor de beantwoording van de vraag of verdachte schuld heeft gehad aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW moet gekeken worden naar het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Er moet sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, een lichte mate van schuld is onvoldoende.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast staat dat verdachte toen hij met zijn vrachtwagen over de oversteekplaats reed te hard heeft gereden en vervolgens door het rode verkeerslicht is gereden. Verdachte is het verkeerslicht gepasseerd, terwijl deze minimaal 3,2 seconden rood licht uitstraalde. In het verkeer heeft dit te gelden als een lange tijd. Verdachte heeft in deze seconden niet goed opgelet en is door rood gereden, terwijl hij bij het verkeerslicht voor voetgangers een vrouw zag staan. De rechtbank stelt daarmee ook vast dat het samenstel van gedragingen van verdachte afwijkt van het gedrag van een normale verkeersdeelnemer. Daarbij overweegt de rechtbank dat een bestuurder van een vrachtwagen nog een extra verhoogde zorgplicht in het verkeer heeft, onder andere gelet op het beperkte zicht en de zwaarte en omvang van zijn voertuig. Bovendien mag van een professionele verkeersdeelnemer een hogere mate van oplettendheid en zorg worden verwacht. De rechtbank is van oordeel dat verdachte kan worden aangemerkt als een beroepschauffeur. Hij reed in het seizoen immers elke dag op de vrachtwagen. Verdachte heeft door zijn handelen onaanvaardbare risico’s op ernstige gevolgen in het leven geroepen. Verdachte was bekend met de situatie ter plaatse, maar heeft zich er onvoldoende van vergewist welke snelheid hij mocht rijden, welke kleur het stoplicht had en dat er meerdere personen, waaronder kinderen, voor de oversteekplaats stonden. Verdachte heeft aldus niet goed opgelet en verkeerde beslissingen genomen, met ernstige gevolgen voor [slachtoffer (voornaam)] , zijn ouders en zusje.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, zodat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet zoals primair ten laste is gelegd.
Is sprake van zwaar lichamelijk letsel?
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat bij de beantwoording van de vraag of letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, dient te worden gekeken naar de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel. Een eenvoudige botbreuk en een (al dan niet zware) hersenschudding vallen niet per definitie onder zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer (voornaam)] als gevolg van de aanrijding lichamelijk letsel heeft opgelopen, waaronder licht traumatisch schedelhersenletsel bestaande uit een kleine breuk in de schedel en mogelijk een kleine bloeding in het hersenweefsel. Verder heeft hij een hoofdwond opgelopen en een breuk in zijn linker bovenarm. Een operatie was niet noodzakelijk. Tot op heden is onduidelijk of de klachten die [slachtoffer (voornaam)] ervaart voortvloeien uit de aanrijding of ook al voor de aanrijding (deels) aanwezig waren. [slachtoffer (voornaam)] zat voor de aanrijding al 1,5 jaar in een onderzoekstraject in verband met mogelijk autisme. Indien de klachten wel door de aanrijding zouden zijn veroorzaakt, is het ook onduidelijk of [slachtoffer (voornaam)] blijvende schade overhoudt van zijn verwondingen.
Gelet op het voorgaande kan de rechtbank niet vaststellen dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Wel is bij [slachtoffer (voornaam)] sprake van ‘zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat’. Gebleken is dat [slachtoffer (voornaam)] enige tijd niet naar school kon en nog altijd niet volledig naar school kan.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, zodat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW zoals primair ten laste is gelegd.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 15 december 2023, te [plaats] , gemeente Noordoostpolder, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een vrachtwagen, daarmede rijdende over de [straat 1] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend,
- terwijl hij, verdachte, een voetgangersoversteekplaats naderde en
- met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 30
kilometer per uur en gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was te rijden en
- niet te stoppen voor een in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd verkeerslicht dat reeds (minimaal 3,2 seconden) rood licht uitstraalde en
- bij het naderen en oprijden van voornoemde voetgangersoversteekplaats zich er daarbij niet, althans in onvoldoende mate, van te vergewissen en is blijven vergewissen dat een voetganger doende was voornoemde [straat 1] – gezien verdachtes rijrichting van rechts naar links – over te steken, en
- daarbij geen voorrang te verlenen aan voornoemde voetganger, terwijl het verkeerslicht voor die voetganger op dat moment groen licht uitstraalde en
- vervolgens niet af te remmen, althans niet tijdig en/of voldoende uit te wijken voor voornoemde voetganger, waardoor hij, verdachte, tegen voornoemde voetganger is gebotst, althans in aanrijding is gekomen met voornoemde voetganger, waardoor [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke
ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen primair onder 1 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feit op:
feit 1 primair
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel heeft opgelopen.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 160 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 80 dagen hechtenis, waarvan een gedeelte van 100 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
- een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is zeer geschrokken van hetgeen waar hij van wordt verdacht. Hij heeft dan ook gelijk contact gezocht met de ouders van het slachtoffer en financiële hulp aangeboden. Verdachte heeft uitgezaaide botkanker en is uitbehandeld. Verder heeft hij een gehandicapte dochter van 47 jaar die in een instelling verblijft, maar eens in de veertien dagen bij verdachte en zijn vrouw thuis verblijft. Hij heeft zijn rijbewijs nodig om naar het ziekenhuis te kunnen gaan, zijn dochter te kunnen ophalen en boodschappen te kunnen doen voor anderen ter afleiding.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich zeer onvoorzichtig en onoplettend gedragen door met zijn vrachtwagen met een te hoge snelheid te rijden over de [straat 1] en bovendien door rood licht te rijden. Verdachte heeft door zijn handelen een jongetje van 5 jaar oud, [slachtoffer (voornaam)] , dat op de oversteekplaats stond volledig over het hoofd gezien. Op het moment dat [slachtoffer (voornaam)] wilde oversteken heeft verdachte hem aangereden zonder dat verdachte het door had. [slachtoffer (voornaam)] heeft als gevolg van de aanrijding een breuk opgelopen in zijn bovenarm, een hoofdwond en licht traumatisch schedelhersenletsel, bestaande uit een kleine breuk in de schedel en mogelijk een kleine bloeding. Eén van de grootste nachtmerries van een ouders is dat je kind iets overkomt. Voor de ouders van [slachtoffer (voornaam)] is deze nachtmerrie werkelijkheid geworden.
Ter terechtzitting is gebleken dat [slachtoffer (voornaam)] nog altijd gehinderd is in zijn dagelijkse bezigheden. Hij gaat nog altijd halve dagen naar school. Uit de slachtofferverklaring die door de moeder van [slachtoffer (voornaam)] is voorgedragen, volgt verder dat het gehele gezin nog altijd de consequenties ervaart van het handelen van verdachte. Zijn zusje is bij iedere sirene die zij hoort bang dat deze voor [slachtoffer (voornaam)] is en zowel moeder als het zusje hebben traumatherapie ondergaan. Aangezien het gezin in de buurt woont van de oversteekplaats en er dagelijks langs moeten, worden zij ook dagelijks geconfronteerd met de aanrijding.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 17 oktober 2024. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een misdrijf of overtreding.
De op te leggen straf
De rechtbank is zich ervan bewust dat geen enkele straf het leed van [slachtoffer (voornaam)] en zijn gezin kan verzachten. De rechtbank is van oordeel dat het kwalijk is dat verdachte in eerste instantie een leugenachtige verklaring heeft afgelegd bij de politie en heeft ontkent over de [straat 1] te hebben gereden op 15 december 2023. Verdachte neemt ook ter terechtzitting geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen. Bovendien is het zeer kwalijk dat verdachte de verantwoordelijkheid voor het ongeval in de schoenen van moeder probeert te schuiven.
De rechtbank acht het van groot belang dat verkeersdeelnemers met hun volle aandacht bij het verkeer zijn. Uit de verklaringen van verdachte volgt dat hij dit niet was. Verdachte heeft niet gezien dat hij maar 30 kilometer per uur mocht rijden op de [straat 1] in plaats van 50 kilometer per uur. Daarbij heeft hij met zijn vrachtwagen, waardoor hij beperkt zicht had, door een rood stoplicht gereden en was in de veronderstelling een oude vrouw met rollator bij het stoplicht van de oversteekplaats te hebben gezien, in plaats van [slachtoffer (voornaam)] met zijn moeder en zusje in de kinderwagen. Tevens heeft verdachte de auto die in tegengestelde richting voor het rode stoplicht stil stond niet gezien.
Verdachte zal worden veroordeeld voor het veroorzaken van een aanrijding met lichamelijk letsel tot gevolg. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gaan voor een aanrijding waarbij een persoon lichamelijk letsel oploopt en waarbij sprake is geweest van een zeer hoge mate van schuld uit van een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar.
Om verdachte van de ernst van zijn handelen te doordringen is in beginsel een forse taakstraf op zijn plaats. Een gevangenisstraf is naar het oordeel van de rechtbank niet aan de orde. Verdachte is ongeneselijk ziek, maar heeft wel aangegeven dat hij graag het huis uit is ter afleiding. Op het moment doet hij voor verschillende mensen klusjes en boodschappen. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank dan ook de mogelijkheid om wel een taakstraf aan verdachte op te leggen. De rechtbank komt tot een hogere mate van schuld dan de officier van justitie. Dit komt terug in de hoogte van de ontzegging van de rijbevoegdheid.
De rechtbank zal aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 160 uren, waarvan 100 uren voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren. De tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht zal hierop in mindering worden gebracht. Daarnaast legt de rechtbank verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid op voor de duur van 2 jaren. De rechtbank is van oordeel dat verdachte een gevaar op de weg is en voor langere tijd geen voertuig mag besturen.

10.BENADEELDE PARTIJ

[A] heeft zich, namens benadeelde partij [slachtoffer] , in het geding gevoegd middels een formulier ‘Verzoek tot Schadevergoeding’. In het formulier zijn bedragen opgenomen, maar er worden geen bedragen gevorderd. Ter terechtzitting heeft vader, [A] , aangegeven dat de verzekering bezig is met de financiële afhandeling en er op dit moment in het strafproces geen schadevergoeding zal worden gevorderd.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij gelet op hetgeen [A] ter terechtzitting heeft aangegeven niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en
  • 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het primair onder 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het primair onder 1 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair onder 1 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
160 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 80 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- bepaalt dat van de taakstraf een
gedeelte van 100 uren,
nietzal worden
ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
ontzegtverdachte ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
2 (twee) jaren;
Benadeelde partij
  • verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.F. Hammerle, voorzitter, mrs. S.C. Hagedoorn en
V.A. Groeneveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.S. Salet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 december 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 15 december 2023, te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder,
althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een
motorrijtuig (vrachtwagen), daarmede rijdende over de weg, de [straat 1] ,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend,
- terwijl hij, verdachte, een (voetgangers)oversteekplaats naderde en/of
- met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 30
kilometer per uur en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was te rijden
en/of
- niet te stoppen voor een in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd verkeerslicht dat
reeds (minimaal 3,2 seconden) rood licht uitstraalde en/of
- bij het naderen en/of oprijden van voornoemde (voetgangers)oversteekplaats zich
er (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, van te vergewissen en/of is blijven
vergewissen dat een voetganger doende was voornoemde [straat 1] – gezien
verdachtes rijrichting van rechts naar links – over te steken, althans die zich
(daartoe) op die [straat 1] bevond en/of
- ( daarbij) geen voorrang te verlenen aan voornoemde voetganger, terwijl het
verkeerslicht voor die voetganger op dat moment groen licht uitstraalde en/of
- ( vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende af te remmen en/of niet,
althans niet tijdig en/of voldoende uit te wijken voor voornoemde voetganger,
waardoor hij, verdachte, tegen voornoemde voetganger is gebotst, althans in
aanrijding is gekomen met voornoemde voetganger,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een
breuk in de bovenarm en/of een hoofdwond en/of licht traumatisch
schedelhersenletsel (breuk in de schedel en/of een kleine bloeding in het
hersenweefsel), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke
ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
(art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 15 december 2023, te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder,
althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (vrachtwagen), daarmee
rijdende op de weg, de [straat 1] ,
- terwijl hij, verdachte, een (voetgangers)oversteekplaats naderde en/of
- met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 30
kilometer per uur en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was heeft
gereden en/of
- niet is gestopt voor een in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd verkeerslicht dat
reeds (minimaal 3,2 seconden) rood licht uitstraalde en/of
- bij het naderen en/of oprijden van voornoemde (voetgangers)oversteekplaats zich
er (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, van heeft vergewist en/of is blijven
vergewissen dat een voetganger doende was voornoemde [straat 1] – gezien
verdachtes rijrichting van rechts naar links – over te steken, althans die zich
(daartoe) op die [straat 1] bevond en/of
- ( daarbij) geen voorrang heeft verleend aan voornoemde voetganger, terwijl het
verkeerslicht voor die voetganger op dat moment groen licht uitstraalde en/of
- ( vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende heeft afgeremd en/of niet,
althans niet tijdig en/of voldoende is uitgeweken voor voornoemde voetganger,
waardoor hij, verdachte, tegen voornoemde voetganger is gebotst, althans in
aanrijding is gekomen met voornoemde voetganger,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)
2
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke
gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk
verkeersongeval had plaatsgevonden in Emmeloord, gemeente Noordoostpolder
op/aan de [straat 1] , op of omstreeks 15 december 2023, de (voornoemde)
plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl
- bij dat ongeval, naar hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan
een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht en/of
- daardoor, naar hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander
(te weten [slachtoffer] ) aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze
toestand werd achtergelaten.
(art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art 7 lid 1 ahf/ond b
Wegenverkeerswet 1994, art 7 lid 1 ahf/ond c Wegenverkeerswet 1994)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 6 juni 2024, genummerd PL0900-2023382740, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 129. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 87.
3.Pagina 88.
4.Pagina 96.
5.Pagina 97.
6.Pagina 98.
7.Pagina 99.
8.Pagina 101.
9.Pagina 102.
10.Pagina 107.
11.Pagina 109.
12.Pagina 51.
13.Pagina 76.
14.Pagina 77.