In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 december 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting De Alliantie en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De Alliantie vorderde ontruiming van de huurwoning van [gedaagde] vanwege ernstige vervuiling, schade en stankoverlast door katten. De huurder had dertien katten in de woning, die volgens de Alliantie in een onhygiënische staat verkeerde. De Alliantie had eerder geprobeerd contact op te nemen met [gedaagde] en had een inspectie van de woning laten uitvoeren, waaruit bleek dat de woning ernstig vervuild was en dat herstelmaatregelen nodig waren. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 november 2024 was [gedaagde] aanwezig met haar gemachtigde, mr. J.A. Spigt, en de vertegenwoordigers van De Alliantie, [A] en [B], waren ook aanwezig. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] tekort was geschoten in haar verplichtingen als huurder en dat er een spoedeisend belang was voor De Alliantie om de woning te ontruimen. De vordering tot ontruiming werd toegewezen met een termijn van drie weken. Daarnaast werd [gedaagde] veroordeeld tot het doorbetalen van de huur totdat de woning daadwerkelijk ontruimd was. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat De Alliantie het vonnis direct kan uitvoeren. De proceskosten werden toegewezen aan De Alliantie, die grotendeels in het gelijk werd gesteld.