ECLI:NL:RBMNE:2024:6688

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
11160886
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een factuur in een civiele procedure

In deze civiele procedure heeft [eiseres] B.V. een vordering ingesteld tegen DE VENNOOTSCHAP ONDER FIRMA [gedaagde sub 1] en de vennoten [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] voor de betaling van een factuur van € 5.456,00. De werkzaamheden betroffen het uithakken van voegen bij een project van [gedaagde sub 1]. [gedaagde sub 1] betwist de betaling van de factuur en stelt dat de werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd. De kantonrechter heeft op 11 december 2024 uitspraak gedaan. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 november 2024 waren beide partijen aanwezig, waarbij [eiseres] werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S.P. Dalmolen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde sub 1] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat de werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd. Er zijn geen foto's, filmpjes of deskundigenrapporten overgelegd die de tekortkoming onderbouwen. De kantonrechter oordeelt dat, zelfs als er een tekortkoming zou zijn, [gedaagde sub 1] niet in staat is om de schade te verrekenen met de factuur, omdat zij geen ingebrekestelling heeft verzonden. Hierdoor wordt de vordering van [eiseres] tot betaling van de factuur toegewezen.

Daarnaast heeft de kantonrechter de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen aan [eiseres]. De proceskosten zijn ook voor rekening van [gedaagde sub 1], die grotendeels in het ongelijk is gesteld. De veroordeling is hoofdelijk, wat betekent dat elke gedaagde kan worden gedwongen het volledige bedrag te betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat het vonnis moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11160886 \ UC EXPL 24-4128 RJ/58605
Vonnis van 11 december 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. S.P. Dalmolen,
tegen

1.DE VENNOOTSCHAP ONDER FIRMA [gedaagde sub 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats 2] [.] ,
2.
[gedaagde sub 2] , VENNOOT,
wonende te [woonplaats 1] [.] ,
3.
[gedaagde sub 3] , VENNOOT,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde sub 1] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 mei 2024 met producties 1 tot en met 10;
- de conclusie van antwoord van 26 juni 2024 met bijlagen.
1.2.
Op 8 november 2024 is de zaak besproken tijdens een mondelinge behandeling, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Daarbij was namens [eiseres] de heer [A] aanwezig, samen met mr. S.P. Dalmolen. Aan de zijde van [gedaagde sub 1] waren de heer [gedaagde sub 2] en de heer [gedaagde sub 3] aanwezig.
1.3.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] heeft in opdracht van [gedaagde sub 1] voegen uitgehakt bij een project waar [gedaagde sub 1] aan het werk was. [eiseres] wil dat [gedaagde sub 1] haar factuur van € 5.456,00 betaalt voor deze werkzaamheden, maar [gedaagde sub 1] wil deze factuur niet betalen omdat zij vindt dat de werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd. De kantonrechter geeft [eiseres] gelijk. [gedaagde sub 1] moet de factuur betalen.

3.De beoordeling

[gedaagde sub 1] moet de factuur betalen
3.1.
[eiseres] heeft werkzaamheden uitgevoerd in opdracht van [gedaagde sub 1] en wil dat [gedaagde sub 1] haar factuur betaalt. [gedaagde sub 1] vindt echter dat de werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd en heeft twee e-mails overgelegd van [onderneming] (de opdrachtgever van [gedaagde sub 1] ) waaruit blijkt dat [onderneming] het hakwerk nog heeft moeten nalopen en de kosten daarvoor bij [gedaagde sub 1] in rekening brengt. [eiseres] heeft echter betwist dat de werkzaamheden door haar niet goed zijn uitgevoerd. Volgens [eiseres] is zij op 12 december 2023 met [B (voornaam)] (van [onderneming] ) langs het voegwerk gelopen en heeft [B (voornaam)] bevestigd dat alles ‘keurig netjes was uitgehakt’. Daarna heeft [eiseres] niets meer van [gedaagde sub 1] gehoord. Gelet op de betwisting van [eiseres] , lag het op de weg van [gedaagde sub 1] om haar stelling dat de werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd nader te onderbouwen. De kantonrechter mist echter onderbouwing van de gestelde tekortkoming door bijvoorbeeld foto’s, filmpjes of een deskundigenrapport waarin wordt vastgesteld dat het werk door [eiseres] niet goed is uitgevoerd. De kantonrechter kan dan ook niet vaststellen dat de werkzaamheden daadwerkelijk niet goed zijn uitgevoerd.
3.2.
Ook als wel vastgesteld zou kunnen worden dat [eiseres] de werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd, moet [gedaagde sub 1] alsnog de factuur betalen. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde sub 1] een beroep doet op wanprestatie en dat zij stelt schade te hebben geleden doordat [onderneming] de vermeende herstelkosten bij [gedaagde sub 1] in rekening heeft gebracht. [gedaagde sub 1] wil deze kosten als haar schade verrekenen met de factuur van [eiseres] . Wanneer nakoming van de overeenkomst echter nog mogelijk is, ontstaat een recht op schadevergoeding pas wanneer iemand na een laatste kans te zijn geboden, de overeenkomst nog steeds niet (goed) nakomt en daarmee dus in verzuim raakt. [1] Die (laatste) kans moet geboden worden via een ‘ingebrekestelling’. Een ingebrekestelling is een schriftelijke mededeling waarin wordt aangegeven dat de andere partij tekortschiet in de nakoming van de overeenkomst. In deze ingebrekestelling moet een redelijke termijn voor (juiste) nakoming worden gesteld en moet worden aangegeven wat de gevolgen zijn wanneer niet alsnog (goed) wordt nagekomen. [2] [gedaagde sub 1] had [eiseres] dus een duidelijke (laatste) kans moeten bieden met een duidelijke en redelijke termijn om de werkzaamheden goed uit te voeren. Dit heeft [gedaagde sub 1] niet gedaan. Dat betekent dat zij haar gestelde schade niet mag verrekenen met de factuur van [eiseres] en zij de factuur van [eiseres] dus moet betalen. De vordering van € 5.456,00 wordt daarom toegewezen.
[gedaagde sub 1] moet wettelijke handelsrente betalen
3.3.
De wettelijke handelsrente wordt als onbetwist toegewezen.
[gedaagde sub 1] moet buitengerechtelijke incassokosten betalen
3.4.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. Het verzuim is op of na 1 juli 2012 ingetreden. [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eiseres] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 647,80 toegewezen.
[gedaagde sub 1] moet de proceskosten betalen
3.5.
[gedaagde sub 1] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
114,71
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.451,71
3.6.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Hoofdelijkheid
3.7.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.8.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] hoofdelijk om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 5.456,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 18 november 2023, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] hoofdelijk om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 647,80 aan buitengerechtelijke incassokosten,
4.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.451,71, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde sub 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024.

Voetnoten

1.Artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek.
2.Artikel 6:82 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.