4.2.1.Bewijsmiddelen
Een proces-verbaal ‘onderzoek plaats delict’, genummerd 2022103076-8, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij, verbalisanten van het team Forensische Opsporing (verkeersongevallen analyse), hebben op 14 april 2022 omstreeks 01.05 uur onderzoek gedaan naar een aanrijding.De melding van de aanrijding had plaatsgevonden omstreeks 0.00 uur. De aanrijding had zeer waarschijnlijk vlak voor dit tijdstip plaatsgevonden.
De aanrijding had plaatsgevonden tussen een personenauto (Volkswagen up!) en een fietser op het kruispunt van de [straat 2] en de [straat 1] in Utrecht. De auto kwam aanrijden vanaf de [straat 3] en de fietser vanaf de [straat 1] [de rechtbank begrijpt: de fietser kwam voor de auto van links het kruispunt opgereden]. De bestuurder van de auto heeft na de botsing de plaats van de aanrijding verlaten zonder zijn identiteit kenbaar te maken.
Wij zagen dat de ter plaatse toegestane maximumsnelheid voor motorvoertuigen op de [straat 2] 50 kilometer per uur betrof. De [straat 2] was aangeduid als voorrangsweg en de rechter rijstrook op de [straat 2] was bedoeld als busbaan en middels de opdruk ‘LIJNBUS’ kenbaar gemaakt. Deze was door middel van een ononderbroken witte middenstreep gescheiden van de rijstrook voor rechtdoor gaand verkeer.
Op het kruispunt stond een verkeersregelinstallatie die tijdens de aanrijding stond op de regelstand ‘geel knipperen’.Wij zagen, dat er op de plaats van de aanrijding witkleurige straatverlichting aanwezig was. Wij zagen dat het ten tijde van ons onderzoek droog was. Bij navraag bleek dat het ten tijde van de aanrijding droog was.
Op de rechter rijstrook, die bedoeld was als busbaan zagen wij op het kruisingsvlak een blauwkleurig veegspoor op het wegdek.Dit spoor is afgetekend door de blauwe voorband van de fiets. Deze heeft hier in zijwaartse beweging over het asfalt bewogen waardoor er een blauw kleurig veegspoor op het asfalt zichtbaar is. Dit veegspoor is door ons aangemerkt als conflictzone. Gezien de positie van dit veegspoor is gebleken dat de fietser op de fietsersoversteekplaats op de rechter rijstrook bestemd als busbaan is aangereden.
Wij zagen bij de oversteekplaats voor voetgangers een kentekenplaat liggen met opdruk [kenteken] .
Een proces-verbaal ‘Analyse VRI data’, genummerd 2022103076-28, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op het kruispunt van de [straat 2] en de [straat 1] in Utrecht had een verkeersongeval plaatsgevonden. Naar aanleiding van dit verkeersongeval heb ik de logbestanden van de betreffende verkeersregelinstallatie (VRI) geanalyseerd. Op basis van het onderzoek kan de volgende conclusie worden getrokken.
Ten tijde van het verkeersongeval stond de verkeersregelinstallatie in de regelstand ‘geel knipperen’. Er bleken geen relevante storingen te zijn geweest die bijgedragen konden hebben aan het ontstaan van het verkeersongeval. Alle lampen van relevante verkeerslantaarns hadden naar behoren gewerkt.De lantaarns bleken op een afstand van ongeveer 20 meter voor de stopstreep goed zichtbaar te zijn geweest voor de bij het ongeval betrokken bestuurders.
Uit de analyse van het faselog bleek dat de bestuurder van de personenauto op 13 april 2022,
omstreeks 23:58:38.2 uur, de stopstreep was gepasseerd. De bestuurder van de fiets, was op
13 april 2022 omstreeks 23:58:33.5 uur de stopstreep gepasseerd.
De bestuurder van de personenauto was voorafgaand aan het verkeersongeval het kruispunt genaderd met een gemiddelde indicatieve snelheid tussen de 71 en 80 kilometer per uur.
De bestuurder van de personenauto was aan komen rijden over de rijstrook voor recht doorgaand verkeer en was vervolgens naar de aan de rechterzijde gelegen lijnbusstrook verplaatst. Vervolgens heeft de bestuurder van de personenauto zowel de koplus voor recht doorgaand verkeer als voor verkeer op de lijnbusstrook geactiveerd. Wanneer de bestuurder van de personenauto zich had gehouden aan de maximum toegestane snelheid van 50 km/h en zich niet had verplaatst naar de naastgelegen lijnbusstrookzou de bestuurder van de fiets de gehele rijbaan zijn overgestoken en had de aanrijding zeer waarschijnlijk voorkomen kunnen worden.
Een proces-verbaal voertuigenonderzoek, genummerd 2022112134-20, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 2 juni 2022 heb ik, verbalisant, voertuigonderzoek verricht.Ik zag dat de verlichting op de fiets bestond uit een voor en een achterlicht die werden aangedreven
doormiddel van magneten. Ik zag dat toen ik de magneet langs de verlichting van zowel de voor als achterzijde heen en weer bewoog, dat deze licht uitstraalde. Uit voorgaande bleek dat het voertuig zeer waarschijnlijk wel verlichting voerde ten tijde van het incident.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , genummerd 2022103076-4, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, hoorde de getuige op 14 april 2022 zeggen dat hij op de eerste verdieping aan de [straat 1] in Utrecht woont en dat hij zicht heeft op de plaats-delict. lk hoorde de getuige zeggen dat hij een klap had gehoord, dat hij vervolgens gelijk uit het raam had gekeken en een grijze polo had zien wegrijden. Hij zag meters verderop een fiets liggen en een lichaam. De getuige verklaarde dat hij geen remgeluiden heeft gehoord.
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd 2022103076-10, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De aanrijding op de [straat 2] in Utrecht had plaatsgevonden op de kruising met de [straat 1] . Van een medewerker van het [horeca gelegenheid] hoorde ik, verbalisant, dat de aanrijding op één camera te zien en te horen was. Hij liet mij de beelden zien. Ik zag dat het beelden waren van de beveiligingscamera in de bar van het hotel. Ik hoorde de medewerker zeggen dat de aanrijding door de ramen te zien was.
+/- 23.58.38 u: Op de beelden is een witte stip zichtbaar die zich van rechtsboven naar linksonder beweegt. Omdat het een aanrijding tussen auto en een fiets betreft gaat het vermoedelijk om de koplamp van een fiets. Het lijkt erop dat een fietser vanaf de [straat 1] de [straat 2] oversteekt.
+/- 23.58.40 u: Ongeveer op dit moment is een aanhoudend geluid te horen wat klinkt als een
claxonnerend voertuig. Links onder is een licht vlek te zien, het schijnsel van koplampen van een voertuig.
+/- 23.58.41 u: De voorkant van een auto is te zien. Het claxonneren is nog te horen, gevolgd door het geluid van een aanrijding. Op basis van hoe de camera gericht staan, en in welke richting de koplampen zich door beeld bewegen, lijkt het erop dat het voertuig over de [straat 2] rijdt uit de richting van de [straat 3] .
+/- 23.58.42 u: Het voertuig rijdt verder over de [straat 2] in de richting van het 24 Oktoberplein, buiten het zicht van de camera.
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd 2022103076-2, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 14 april 2022 omstreeks 00:05 uur was ik ter plaatse op de [straat 2] . Ik zag dat er
een man op de [straat 2] lag. Ik zag dat hij op een brancard werd gelegd en richting het ziekenhuis werd vervoerd. Het slachtoffer bleek te zijn: [slachtoffer] .
Een geneeskundige verklaring van 14 april 2022, genummerd 2022103076-1, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Medische informatie betreffende [slachtoffer]
Letsel: Sleutelbeen fractuur, kleine bloedinkjes in hoofd en kleine breukjes in nek en rug waarvoor nu geen OK nodig is.
Geschatte genezingsduur: dagen tot weken, naar gelang revalidatie.
Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 231027.0945.9402, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 23 oktober 2023 heb ik, verbalisant, contact opgenomen met het slachtoffer [slachtoffer] . Hij verklaarde dat hij tussen de twee en drie maanden niet kon werken, maar dat alle fysieke verwondingen inmiddels zijn genezen.
Het aantreffen van de auto
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd 2022103143-4, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 14 april 2022 omstreeks 00.15 uur kregen wij, verbalisanten, de melding om te gaan naar de Groenewoudsedijk in Utrecht. Hier zou een auto te water zijn gegaan. Wij kwamen ter plaatse en hoorden van de brandweer dat zij een voertuig hadden aangetroffen in het kanaal. Er zouden geen personen meer in zitten.
Wij hoorden over de portofoon dat er een kentekenplaat op de locatie [straat 2] was achtergebleven, [kenteken] , behorend bij een grijze Volkswagen up!.
Het voertuig werd uit het kanaal getakeld. Wij zagen dat het een grijze Volkswagen up! betrof. Wij zagen dat aan de voorzijde een kentekenplaat miste. Wij zagen dat op de achterzijde van het voertuig een Nederlandse kentekenplaat voorzien van [kenteken] zat.
Wij zagen dat er schade aan de voorzijde op het voertuig zat. Wij zagen dat de linker koplamp kapot was en glas miste. Wij zagen dat er diverse deuken in de motorkap zaten en dat de gehele voorruit gebarsten was.
De bestuurder van de auto
Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 220414.1330.09425, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 14 april 2022 omstreeks 01:07 uur werd er naar 112 gebeld met het telefoonnummer [nummer] :
Centralist: 112 politie, wat is de locatie van het noodgeval?
Melder: Ja, Utrecht
Melder: Mijn auto is gestolen. Het is vandaag gebeurd.
Melder: Mijn kenteken is [kenteken] .
Melder: Mijn naam is [verdachte] .
Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 220425.1630.9402, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 14 april 2022 omstreeks 01:07 uur belde [verdachte] 112 met telefoonnummer [nummer] . Tijdens het 112 gesprek werden GPS coördinaten geregistreerd van de locatie waar de melder zich op dat moment bevond. Deze locatie ligt op ongeveer 900 meter afstand van de plek waar de Volkswagen up! het water in ging.
Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 220422.1105.9402, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Gedurende het onderzoek zijn er historische verkeersgegevens telefonie opgevraagd van [nummer] .Bij het bekijken van de historische verkeersgegevens telefonie van telefoonnummer [nummer] ( [verdachte] ) zag ik het volgende:
Op 14 april 2022 om 00:10 uur straalt [nummer] ( [verdachte] ) een verkeersmast aan op de Taatsendijk in Utrecht. Deze mast staat op ongeveer 800 meter afstand van de plek waar de Volkswagen up! in het water is gegaan. Tussen 00:11 uur tot aan 03:38 uur straalt [nummer] ( [verdachte] ) wisselend een verkeersmast aan op de Taatsendijk en de [adres] te [plaats] . De [adres] te [plaats] ligt eveneens op ongeveer 800 meter afstand van de plek waar de Volkswagen up! in het water is gegaan.
Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 220415.0735.9402, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 14 april 2022 omstreeks 20:00 uur spraken wij verdachte [verdachte] in zijn cel. Ik, verbalisant, vertelde hem dat wij zijn kleding in beslag gingen nemen zodat wij hier onderzoek naar konden laten doen. Wij zagen dat [verdachte] hierop zijn kleding uit trok en aan ons overhandigde.
Door ons werd het volgende in beslag genomen: 1 broek, 1 trui, 1 paar schoenen.
Een proces-verbaal aanvraag benoeming deskundige, genummerd 2022112134/2022103076, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 14 april 2022 werd een onderzoek ingesteld naar aanleiding van een verkeersongeval op de [straat 2] in Utrecht. Op de plaats delict is forensisch onderzoek verricht. Tijdens het onderzoek is als verdachte aangemerkt: [verdachte] .
De volgende sporen zijn veiliggesteld:
Glas, veilig gesteld van de voorruit van het voertuig met kenteken [kenteken] (SIN: AAPE9501NL);
Glas, aangetroffen op de pd [de rechtbank begrijpt: op de [straat 2] in Utrecht] (SIN: AAFH4232NL);
1 broek (SIN: AAPE9876NL);
1 paar schoenen (SIN: AAPE9875NL);
1 trui (SIN: AAPE9874NL).
Een rapport van het NFI, vergelijkend glasonderzoek, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bij vergelijkend glasonderzoek worden glassporen vanaf de sporendragers en referentieglas met elkaar vergeleken en wordt bepaald of de resultaten beter passen bij hypothese 1 of bij de alternatieve hypothese 2. Voor deze zaak zijn de volgende hypothesen geformuleerd:
Hypothese 1: Eén of meer van de onderzochte vlakglassporen zijn afkomstig van de gebroken ruit(en) van de auto met kenteken [kenteken] .
Hypothese 2: Alle onderzochte vlakglassporen zijn afkomstig van (een) willekeurig andere
ruit(en).
Referentieglas: Glas, voorruit voertuig [kenteken] (AAPE9501NL)
Sporendragers: Glas, op de pd (AAFH4232NL)
Trui (AAPE9874NL)
Schoenen (AAPE9875NL)
Broek (AAPE9876NL)
Conclusie: kleding verdachte [verdachte]
Uit de kleding zijn glassporen veiliggesteld die overeenkomen met het referentieglas van de binnenzijde van de voorruit van de auto met kenteken [kenteken] .Hiervoor geldt dat de resultaten van het vergelijkend glasonderzoek veel waarschijnlijker zijn wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Conclusie: glas op plaats aanrijding
De veiliggestelde glassporen komen overeen met het referentieglas van de buitenzijde van de voorruit van de auto met kenteken [kenteken] . Hiervoor geldt dat de resultaten van het vergelijkend glasonderzoek veel waarschijnlijker zijn wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Ordegrootte bewijskracht:
De kans op het waarnemen van de onderzoeksresultaten wordt 100 tot 10.000 keer groter geacht wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
4.2.2.Bewijsoverwegingen
Feit 1: het verkeersongeval
Aan verdachte is onder feit 1 primair ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW).
Het ongeval
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Op 13 april 2022, kort voor middernacht, fietste [slachtoffer] vanaf de [straat 1] in Utrecht (op de oversteekplaats voor fietsers) het kruispunt met de [straat 2] over. De [straat 2] bestaat uit meerdere rijstroken. De meest rechterrijstrook is een (door middel van een ononderbroken witte middenstreep gescheiden) busbaan. [slachtoffer] was het kruispunt al bijna overgestoken toen hij op de busbaan werd aangereden door (de bestuurder van) een auto met kenteken [kenteken] . Hij liep als gevolg van de aanrijding letsel op. De bestuurder van de auto is direct doorgereden en heeft de plaats van het ongeval dus verlaten.
De auto was het kruispunt genaderd met een snelheid van 71 tot 80 kilometer per uur, terwijl de maximaal toegestane snelheid 50 kilometer per uur betrof. Daarnaast was de auto kort voor het kruispunt vanaf de rijstrook voor rechtdoor gaand verkeer de busbaan opgereden, alwaar hij [slachtoffer] aanreed. Het kruispunt was op het moment van de aanrijding goed verlicht en de verkeerslichten op het kruispunt knipperden oranje. [slachtoffer] voerde zelf zeer waarschijnlijk ook verlichting op de fiets. De rechtbank leidt uit de omschrijving van de beelden van het [horeca gelegenheid] en de verklaring van getuige [getuige] af dat de bestuurder van de auto vlak voor de aanrijding heeft geclaxonneerd, maar niet geremd.
De auto is ongeveer een kwartier na de aanrijding aangetroffen in het kanaal. De voorkant van de auto was ernstig beschadigd en de gehele voorruit was gebarsten. Verdachte heeft ruim een uur na de aanrijding het alarmnummer 112 gebeld om te melden dat zijn auto met kenteken [kenteken] gestolen was.
Was verdachte de bestuurder van de auto?
Verdachte heeft tijdens de verhoren bij de politie erkend dat de auto met kenteken [kenteken] van hem is, maar hij heeft ontkend dat hij de bestuurder was van de auto op het moment van de aanrijding. Volgens verdachte was zijn auto immers gestolen.
De vraag die daarom allereerst moet worden beantwoord is of verdachte de bestuurder was van de auto op het moment van de aanrijding. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend op grond van het wettig bewijs en is daar ook van overtuigd. De rechtbank neemt daarbij niet alleen in aanmerking dat de auto van verdachte was, maar ook dat zijn telefoon op het moment waarop de auto in het kanaal terecht moet zijn gekomen, een verkeersmast aanstraalde in de buurt van dat kanaal. Ook toen verdachte 112 belde om melding te maken van de zogenaamde diefstal van zijn auto, bevond zijn telefoon zich in de buurt van de plek waar zijn auto is aangetroffen. Daar komt nog bij dat in de kleding van verdachte – kort na de aanrijding – glasdeeltjes zijn aangetroffen. Deze glasdeeltjes zijn vergeleken met de glasdeeltjes die (na het optakelen van de auto uit het water) zijn veiliggesteld uit het overgebleven deel van de binnenkant van de voorruit van de auto. Uit dat vergelijkend glasonderzoek blijkt dat het veel waarschijnlijker is dat het glas op de kleding en schoenen van verdachte afkomstig is van de gebarsten voorruit van zijn auto dan van een willekeurige andere ruit. Verdachte is aldus de bestuurder geweest van de auto op het moment van de aanrijding met [slachtoffer] .
Het alternatieve scenario van verdachte over de diefstal van zijn auto en de inbraak in zijn woning (waarbij de autosleutels zouden zijn weggenomen) is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden. Daartoe overweegt de rechtbank in aanvulling op het voorgaande nog als volgt.
De verklaringen van verdachte over de diefstal van zijn auto, de inbraak in zijn woning en zijn verblijfplaats in de nacht van 13 op 14 april 2022 zijn onvolledig en inconsistent, en werden door hem aangepast nadat hij met nieuwe onderzoeksresultaten werd geconfronteerd. Daar komt bij dat het procesdossier, behalve de meldingen van verdachte zelf, geen enkel aanknopingspunt biedt voor de verklaringen van verdachte. Integendeel: alles wijst erop dat verdachte de diefstal van zijn auto en de inbraak in zijn woning in scene heeft gezet. Zo heeft verdachte pas ná het ongeval melding gemaakt van de diefstal van zijn auto. Verder is in de woning van verdachte geen braakschade aangetroffen en twijfelden de politieagenten die ter plaatse waren gekomen of er wel echt was ingebroken. Het geheel kwam op hen gemaakt over, omdat de woning volledig overhoop was gehaald, maar er nog veel waardevolle spullen in de woning stonden. Bovendien heeft de bovenbuurman niets gehoord terwijl de woningen erg gehorig zijn. Daar komt nog bij dat uit onderzoek van de telefoon van verdachte aanwijzingen naar voren komen dat hij na het ongeval heeft gebeld met zijn vriendin ( [A] ), die hem daarna berichten heeft gestuurd waarin staat dat ze daar niet van gediend is, waarin ze verwijst naar een vervelende actie van verdachte en waarin ze schrijft dat hij alleen belt als hij wat nodig heeft. Dit past naar het oordeel van de rechtbank in het scenario dat verdachte de diefstal van zijn auto in scene heeft gezet.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat verdachte de bestuurder was van de auto op het moment van de aanrijding.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 WVW. Bij de beantwoording van die vraag komt het volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. De Hoge Raad heeft daarbij opgemerkt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld. Het moet gaan om grove of aanmerkelijke schuld, waarbij sprake is van aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam verkeersgedrag waardoor het ongeval en de gevolgen daarvan zijn ontstaan.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Het ongeval vond rond middernacht plaats op een kruispunt waarop zich voetgangers- en fietsersoversteekplaatsen bevinden. De verkeerslichten op het kruispunt knipperden oranje. Verdachte had deze knipperlichten ruim voordat hij bij het kruispunt aankwam kunnen en moeten zien. Dit alles had voor verdachte reden moeten zijn om het kruispunt met voorzichtigheid en aangepaste snelheid te benaderen. Verdachte is het kruispunt echter genaderd met een snelheid van 71 tot 80 kilometer per uur, terwijl de maximaal toegestane snelheid 50 kilometer per uur betrof. Hij heeft zichzelf daarmee de kans ontnomen om op tijd te kunnen reageren op eventueel overstekende (zwakkere) verkeersdeelnemers. Daar komt nog bij dat hij niet op zijn eigen rijstrook is blijven rijden, maar vlak voor het kruispunt de busbaan is opgereden. [slachtoffer] fietste op dat moment het kruispunt over en werd op de busbaan door verdachte aangereden. Verdachte heeft vlak voor de aanrijding geclaxonneerd, maar niet geremd. [slachtoffer] voerde zeer waarschijnlijk verlichting, het kruispunt was goed verlicht en het was droog ten tijde van de aanrijding. Verdachte had [slachtoffer] dus wel tijdig moeten (en kunnen) zien oversteken. Gelet op het claxonneren, gaat de rechtbank er daarom van uit dat hij de fietser heeft gezien. Als gevolg van zijn hoge snelheid en zijn manoeuvre naar de busbaan heeft hij onvoldoende opgelet en daarnaast kon hij als gevolg van zijn hoge snelheid niet meer tijdig afremmen. Als verdachte zich aan de maximaal toegestane snelheid had gehouden en niet op de busbaan was gaan rijden, was [slachtoffer] op dat moment het kruispunt zeer waarschijnlijk al overgestoken geweest en had verdachte hem niet geraakt. Daarnaast had verdachte [slachtoffer] dan mogelijk ook eerder opgemerkt en had hij tijdig kunnen afremmen.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, bewezen dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. De conclusie is dan ook dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Zwaar lichamelijk letsel
Op basis van de stukken in het procesdossier kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] letsel heeft opgelopen als gevolg van het ongeval, waaronder een breuk in zijn sleutelbeen, kleine breuken in zijn nek en rug en kleine bloedingen in zijn hoofd. Hij is daarvoor in elk geval een korte periode in het ziekenhuis opgenomen. Hoewel de rechtbank aanneemt dat de gevolgen van het ongeval voor [slachtoffer] groot zijn en het ongeval veel leed heeft aangericht, ligt de drempel om in juridische zin te kunnen spreken van zwaar lichamelijk letsel vrij hoog. De rechtbank stelt voorop dat de ernst, noodzaak en aard van (eventueel) medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel gezichtspunten zijn die van belang zijn bij het beoordelen of juridisch gezien sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Het dossier bevat, behalve de geneeskundige verklaring, geen nadere objectieve medische gegevens over het letsel van [slachtoffer] . De ernst, de noodzaak en aard van (eventueel) medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel kunnen dan ook niet worden vastgesteld. De rechtbank is daarom van oordeel dat op grond van de beschikbare informatie in het dossier het letsel van het slachtoffer niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Op grond van de geneeskundige verklaring en de verklaring van [slachtoffer] zelf kan wel worden bewezen dat hij zodanig letsel heeft opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de normale uitoefening van de bezigheden is ontstaan. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het veroorzaken van het ten laste gelegde zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
De rechtbank acht het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2: verlaten plaats ongeval
Aan verdachte is onder feit 2 ten laste gelegd dat hij de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat aan een ander letsel was toegebracht. De rechtbank acht ook dit feit wettig en overtuigend bewezen. Uit de bewijsmiddelen kan niet alleen worden afgeleid dat verdachte na de aanrijding is doorgereden, maar ook dat hij wist dat hij een ander had aangereden. Hij heeft vlak voor de aanrijding immers geclaxonneerd en is frontaal in botsing gekomen met [slachtoffer] (een zwakkere verkeersdeelnemer op de fiets), de voorkant van zijn auto was ernstig beschadigd en de voorruit was geheel gebarsten. Dat [slachtoffer] als gevolg van de aanrijding op zijn minst enig letsel had opgelopen, had verdachte dan ook minst genomen redelijkerwijs moeten vermoeden. Dit wordt ook bevestigd door de grote moeite die verdachte direct na het ongeval heeft gedaan om zijn betrokkenheid te verhullen.