Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.De procedure
- de akte overlegging producties van [partij I]
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft [partij I] B.V. (hierna: [partij I]) een vordering ingesteld tegen [partij II] B.V. (hierna: [partij II]) voor betaling van openstaande facturen voor het uitvoeren van financieel beleid en administratie. De overeenkomst tussen partijen, gesloten op 6 januari 2022, hield in dat [partij I] voor [partij II] zou zorgen voor de financiële administratie en huuradministratie, waarvoor [partij II] een maandelijkse vergoeding van €16.700,- zou betalen. [partij I] heeft facturen ingediend voor de maanden november 2022 tot en met januari 2023, maar [partij II] heeft een deel van deze facturen niet betaald, omdat zij ontevreden was over de werkzaamheden en vond dat de gewerkte uren onvoldoende waren onderbouwd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van [partij I] tot betaling van de facturen terecht was, omdat de uren vooraf waren afgestemd en de werkzaamheden zijn uitgevoerd zoals overeengekomen. De tegenvordering van [partij II] tot terugbetaling van eerder betaalde facturen is afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat [partij I] niet in gebreke was gebleven. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat [partij I] niet verplicht was om urenspecificaties te overleggen, omdat de overeenkomst niet vereiste dat de gewerkte uren achteraf moesten worden gespecificeerd. De rechtbank heeft [partij II] veroordeeld tot betaling van de openstaande facturen, wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De vorderingen van [partij II] in reconventie zijn afgewezen, en [partij II] is ook veroordeeld in de proceskosten.