ECLI:NL:RBMNE:2024:6675

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
UTR 24/4981
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft eiser op 21 juli 2024 beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, dat op 10 juli 2024 was genomen. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 27 november 2024 vastgesteld dat eiser het verschuldigde griffierecht van € 51,- niet heeft betaald. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat de niet-betaling van het griffierecht betekent dat de zaak niet inhoudelijk kan worden behandeld. Dit is in overeenstemming met artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat iemand die in beroep gaat griffierecht moet betalen. De griffier had eiser op 8 augustus 2024 een nota gestuurd en op 6 september 2024 een herinnering, maar het griffierecht is niet ontvangen. De rechtbank heeft geen geldige reden voor de niet-betaling van het griffierecht kunnen vaststellen. Daarom heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:54 Awb. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier was verhinderd om deze te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4981

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld op 21 juli 2024 tegen het besluit van verweerder van 10 juli 2024.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser heeft namelijk het griffierecht niet betaald, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht € 51,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft eiser op 8 augustus 2024 een nota gestuurd waarin staat dat eiser binnen vier weken het griffierecht moet betalen. Op 6 september 2024 heeft de rechtbank per aangetekende brief een herinnering gestuurd, waarin staat dat eiser het griffierecht binnen vier weken moet betalen aan de rechtbank. Deze brief is volgens de track and trace afgehaald bij het PostNL-punt op 17 september 2024.
5. De rechtbank heeft het bedrag niet ontvangen. Eiser heeft daar geen reden voor gegeven.
6. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 november 2024.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.