In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had op 13 februari 2024 een verzoek ingediend om herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De rechtbank oordeelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op dit verzoek, aangezien de beslistermijn van acht weken op 9 april 2024 verstreken was. Eiseres had verweerder eerder een ingebrekestelling gestuurd op 4 juli 2024, maar er was nog steeds geen besluit genomen.
De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat de overschrijding van de beslistermijn onterecht is en dat verweerder alsnog een besluit moet nemen. De rechtbank heeft de termijn voor verweerder vastgesteld op vier weken na de uitspraak, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van € 437,50 aan eiseres, evenals het griffierecht van € 51,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.