ECLI:NL:RBMNE:2024:6671

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 december 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
07/280501-03 (vordering verlenging tbs)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene met een pedofiele stoornis en andere persoonlijkheidsstoornissen

Op 9 december 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in de zaak van de ter beschikking gestelde betrokkene, geboren in 1970. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen gronden zijn te verwachten die een beëindiging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigen binnen een jaar. De rechtbank heeft de tbs-maatregel met twee jaar verlengd, op basis van het verlengingsadvies van de inrichting en de toelichting van de deskundige ter zitting. De betrokkene is gediagnosticeerd met een pedofiele stoornis en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft overwogen dat het recidiverisico op seksueel gedrag hoog is en op gewelddadig gedrag matig. De inrichting heeft geadviseerd om de tbs-maatregel te verlengen, omdat er geen alternatieve behandelopties zijn en de veiligheid van anderen in het geding is. De officier van justitie heeft de vordering tot verlenging met twee jaar gehandhaafd, terwijl de raadsvrouw pleitte voor een verlenging van een jaar, om betrokkene perspectief te bieden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat een verlenging van een jaar niet in het belang van de betrokkene of de veiligheid van anderen zou zijn. De rechtbank heeft de beslissing genomen om de tbs-maatregel met twee jaar te verlengen, waarbij de nadruk lag op de noodzaak van samenwerking tussen de betrokkene en de inrichting voor een succesvolle behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 07/280501-03 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 9 december 2024
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] ,
verblijvende in de inrichting [verblijfplaats] te [plaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 17 augustus 2004 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met voorwaarden wegens het met iemand beneden de leeftijd van 16 jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 1 september 2004 en is omgezet in een terbeschikkingstelling met dwangverpleging op 11 maart 2008;
  • de beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 februari 2024, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd met een jaar;
  • de vordering van de officier van justitie van 12 juli 2024, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar;
  • het verlengingsadvies van [verblijfplaats] van 2 juli 2024, opgemaakt door [A] (klinisch psycholoog/psychotherapeut, hoofd patiëntenzorg en plv. hoofd van de inrichting), [B] (gz-psycholoog en hoofd behandeling) en [C] (psychiater), inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaar;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 14 juni 2023 tot en met 17 september 2024;
  • een proces-verbaal van het rogatoir verhoor van betrokkene van 12 november 2024

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 25 november 2024 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. S. Mirshahi;
- de raadsvrouw mr. T.H.G. van der Hut, advocaat te ‘s-Gravenhage;
- de aan de inrichting verbonden deskundige, mevrouw [B] .
Betrokkene is rogatoir gehoord in de inrichting op 12 november 2024.

3.Het standpunt van de inrichting

Uit het onder 1 genoemde verlengingsadvies volgt het volgende.
Betrokkene is gediagnosticeerd met een pedofiele stoornis van het niet-exclusieve type, seksueel aangetrokken tot jongens, en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en vermijdende trekken. In 2008 is de tbs-maatregel met voorwaarden omgezet in een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege.
De kliniek constateert dat betrokkene keer op keer terugvalt in hetzelfde gedrag, waarbij hij onvoldoende in staat is om gevoelens en gedachten te (h)erkennen en bespreekbaar te maken (wat de samenwerking bemoeilijkt) en hij bij enige ruimte vervalt in delictgerelateerd gedrag. De behandeling is definitief stopgezet, waarna een neerwaartse spiraal zichtbaar is, waarbij hij (verder) terugvalt in zijn ontoereikende copingmechanismen. Na de vorige verlengingszitting bleven gevoelens van somberheid en suïcidaliteit aanwezig. Traumabehandeling via EMDR komt moeizaam van de grond en zal vooral bijdragen aan de kwaliteit van leven en zal niet zozeer effect hebben op de risicofactoren.
In oktober 2023 is betrokkene voor zeven weken in [instelling] opgenomen ter observatie. Dit heeft echter weinig nieuwe inzichten opgeleverd. Ook wordt hij herhaaldelijk voor verschillende longcare-instellingen afgewezen. Omdat zowel een plaatsing in een longcare-instelling als een nieuwe behandelpoging geen optie blijken, is besloten om over te gaan tot het indienen van een LFPZ-aanvraag. Betrokkene kan zich daar niet in vinden en geeft aan om met de psychiater in te zetten op een levenseindetraject.
Door de LFPZ-aanvraag dient het verlof opgeschort te worden tot er opnieuw gekeken is naar de invulling van het verlofplan. Betrokkene is niet bereid tot samenwerking totdat hij de (eerder gevonden) ketting met de naam van een vermist jongetje terugkrijgt en hij niet meer hoeft mee te werken aan afname van de ACUTE-2007. Hierdoor is de verlofaanvraag tot op heden nog niet verzonden.
De komende periode wordt geprobeerd de samenwerking met betrokkene te herstellen en begeleid verlof weer op te starten. In de tussentijd wordt hij ondersteund in zijn wens voor een levenseindetraject.
Bij beëindiging van de tbs-maatregel wordt het recidiverisico op seksueel gedrag ingeschat op hoog en op gewelddadig gedrag op matig.
Gelet op het recidiverisico en de lopende LFPZ-aanvraag heeft de inrichting geadviseerd om de tbs-maatregel te verlengen met twee jaar.
De deskundige voornoemd heeft ter zitting het advies van de inrichting toegelicht.
De LPFZ-aanvraag wordt onderschreven door de Pro Justitia-deskundigen. Als de LAP-commissie de LFPZ-status toekent, wordt betrokkene geplaatst op de wachtlijst voor plaatsing in een LFPZ-instelling. De verwachting is dat de wachttijd ongeveer zes jaar zal bedragen. Ondertussen zal betrokkenen worden begeleid in zijn uitgesproken wens tot levensbeëindiging. Na een eventuele toekenning van de LFPZ-status zal de kliniek opnieuw een verlofaanvraag kunnen doen, maar dat vereist wel dat betrokkene daar tot op zekere hoogte zijn medewerking aan verleent. Betrokkene moet in elk geval in contact zijn met zijn begeleiders, dat is de ondergrens.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting haar vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar gehandhaafd. Daartoe is aangevoerd dat het recidiverisico onverkort aanwezig is en de procedure die leidt tot plaatsing in een LFPZ-instelling, mede gelet op de wachtlijst, nog enkele jaren zal duren.

5.Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft gepleit voor een verlenging van de maatregel voor de duur van een jaar.
De raadvrouw heeft aangevoerd dat aanvankelijk het doel was om betrokkene te plaatsen in een longcare-instelling. Dat de longcare-instellingen plaatsing van betrokkene hebben afgewezen, moet volgens de raadsvrouw mede in het licht worden gezien van de beperkte plekken in deze longcare-instellingen. De inrichting is daarom noodgedwongen overgegaan tot een LFPZ-aanvraag. Betrokkene wil geen plaatsing in een LFPZ-instelling. Dit voelt voor hem namelijk als een eindstation zonder perspectief. Dit heeft ertoe geleid dat betrokkene voor zichzelf een keuze heeft gemaakt: als er geen perspectief is op vrijheid dan wenst hij over te gaan tot levensbeëindiging.
Bij verlenging van een jaar wordt betrokkene enig perspectief geboden en het zal bovendien motiverend werken. Hierbij heeft de raadsvrouw gewezen op de beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 februari 2024, waarbij de termijn voor terbeschikkingstelling werd verlengd met een jaar; deze beslissing heeft betrokkene goed gedaan.

6.Het oordeel van de rechtbank

Maximering
Betrokkene is bij vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 17 augustus 2004 veroordeeld voor, kort gezegd, ontucht plegen met iemand beneden de 16 jaren, meermalen gepleegd.
De rechtbank heeft in de verlengingsbeslissing van 11 september 2017 overwogen dat de opgelegde terbeschikkingstelling niet is gemaximeerd.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies van de inrichting blijkt dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij betrokkene, te weten pedofilie en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en vermijdende trekken. Het recidivegevaar wordt bij beëindiging van de maatregel op seksueel gewelddadig gedrag ingeschat als hoog en het risico op overige geweldig gewelddadig gedrag ingeschat op matig. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het advies te twijfelen en neemt dit over.
Verlenging
Gelet op het advies van de inrichting en de deskundige en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen verlenging van de terbeschikkingstelling eist. Zij is van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Omdat het niet lukt om betrokkene veilig te laten resocialiseren en er geen alternatieve behandelopties meer zijn, is de inrichting overgegaan tot de aanvraag van een LFPZ-status. In afwachting van de ontwikkeling hiervan, wordt ingezet op behoud van kwaliteit van leven van betrokkene, onder andere met het weer opstarten van begeleid verlof.
Betrokkene heeft de rechtbank duidelijk gemaakt dat hij niet geplaatst wil worden in een LFPZ-instelling omdat dit voelt als een eindstation waar hij niet meer uit zal komen. Dit is ook de reden waarom betrokkene zijn wens heeft uitgesproken om over te gaan tot levensbeëindiging.
In het licht hiervan heeft de raadsvrouw verzocht om de termijn van terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen omdat dit betrokkene perspectief geeft en motiverend zal werken. Aan dit verzoek gaat de rechtbank voorbij. Het uitgangspunt van de rechtbank is namelijk dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan een jaar, de terbeschikkingstelling - behoudens bijzondere omstandigheden - verlengd zal worden met een termijn van twee jaar.
De rechtbank stelt op basis van het verlengingsadvies en de door de deskundige ter zitting gegeven toelichting vast dat niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig kunnen zijn die een beëindiging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigen en een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar zou bij betrokkene de verwachting kunnen wekken dat dit wel het geval zou zijn. Dat was anders ten tijde van de laatste verlengingszitting van het gerechtshof, omdat toen op korte termijn duidelijk zou (moeten) worden of er nog (behandel)mogelijkheden zouden zijn voor betrokkene of dat sprake zou zijn van een impasse. De situatie is inmiddels een andere; dat blijkt uit wat hiervoor al is overwogen.
Het motiveren van betrokkene is bovendien geen bijzondere omstandigheid zoals voorgenoemd. Het verlengen met een jaar kan juist, zoals ter zitting besproken, onrust met zich brengen in de samenwerking tussen de inrichting en betrokkene en om die reden demotiverend werken. Bij verlenging met een jaar zal namelijk weer snel het traject van verlengingsrapportages in gang moeten worden gezet, wat ook belastend is voor betrokkene. Dit geldt te meer, omdat het de volgende keer gaat om een zogenaamde vierjaars-verlenging, zodat ook een externe psycholoog en psychiater dan over betrokkene moeten rapporteren. Ook dat zou belastend zijn voor betrokkene.
De inrichting heeft zowel ter zitting als in haar verlengingsadvies uitgesproken zich in te zetten voor het verbeteren van de samenwerking tussen de inrichting en betrokkene en zich te zullen inzetten om begeleid verlof voor betrokkene mogelijk te maken. De rechtbank gunt betrokkene perspectief, maar merkt ook op dat dit vooral ook de inzet van betrokkene vraagt om samen te werken, zodat hij weer op verlof kan gaan en daaruit zijn gewenste motivatie kan halen.
De rechtbank zal alles afwegend de maatregel met twee jaar verlengen.

7.De beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van
[betrokkene]met twee jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. D.S. Terporten-Hop, voorzitter, en mrs. N. van Esch en S.M. van Meer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Aalders als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2024.