ECLI:NL:RBMNE:2024:6667

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
UTR 22/4465
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak na tussenuitspraak inzake WIA en arbeidskundige beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 november 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de WIA-uitkering van eiser. Eiser had eerder een beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn aanvraag voor een WIA-uitkering had afgewezen. De rechtbank had op 23 juli 2024 een tussenuitspraak gedaan, waarin werd vastgesteld dat er een gebrek was in de besluitvorming van het Uwv. Het Uwv kreeg de gelegenheid om dit gebrek te herstellen door een nieuw arbeidskundig onderzoek uit te voeren. Na het indienen van rapporten door het Uwv op 30 juli en 2 oktober 2024, concludeerde de rechtbank dat het Uwv het gebrek had hersteld, maar dat de rechtsgevolgen van het oorspronkelijke besluit in stand konden blijven. De rechtbank oordeelde dat eiser geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij op de datum van de beoordeling meer dan 65% van zijn eerdere loon kon verdienen. Eiser kreeg wel een vergoeding voor de proceskosten en het griffierecht terugbetaald. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige besluitvorming door het Uwv en de noodzaak om de arbeidsongeschiktheid van de aanvrager correct te beoordelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4465

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. J. van der Woude)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: R. van den Brink).

Procesverloop

1. Op 23 juli 2024 heeft de rechtbank in deze zaak een tussenuitspraak (de tussenuitspraak) gedaan. Voor het procesverloop tot dat moment verwijst de rechtbank naar die uitspraak.
1.1
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank het Uwv in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit van 28 juli 2022 te herstellen.
1.2
Het Uwv heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt door toezending van het rapport van 30 juli 2024 van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Eiser heeft naar aanleiding hiervan met de brief van 21 augustus 2024 zijn zienswijze gegeven. Daarop heeft het Uwv weer gereageerd door toezending van het rapport van 2 oktober 2024 van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
1.3
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

De tussenuitspraak
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank geconcludeerd dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte de tweede volzin heeft opgenomen bij de toelichting van item 1.8.1 in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 5 juli 2022. Het Uwv moet dat in de FML aanpassen. Hierdoor was sprake van een gebrek in de besluitvorming. Het bestreden besluit berust namelijk op een onjuist medisch onderzoek, omdat de tweede volzin bij de toelichting van item 1.8.1 in de FML van 5 juli 2022 ten onrechte is opgenomen. Dat maakt dat het arbeidskundig onderzoek van 12 juli 2022 waarbij de arbeidskundige zich heeft gebaseerd op de FML van 5 juli 2022 ook gebrekkig is. De rechtbank heeft het Uwv op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gelegenheid gesteld het gebrek in het bestreden besluit te herstellen door de arbeidsdeskundige opnieuw onderzoek te laten doen aan de hand van de FML zoals deze op 5 juli 2022 is vastgesteld, maar waarbij de tweede zin van de toelichting bij item 1.8.1 wordt weggelaten. Bij item 1.8.1 van de FML zou hierdoor vermeld moeten zijn :
“Specifieke voorwaarden voor het persoonlijk functioneren in arbeid (is het functioneren in arbeid door de genoemde beperkingen, of het daarop gerichte compensatiegedrag, afhankelijk van specifieke voorwaarden?)1. ja, de klant is aangewezen op werk waarbij hij niet of nauwelijks wordt afgeleid door activiteiten van anderen, namelijk een omgeving zonder intense auditieve (lawaai, pratende collega’s, werkende machines, rinkelende telefoons) en visuele (drukte, bijvoorbeeld drukke stationshal en fel licht) prikkels.
2.1
De rechtbank blijft bij alles wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist. Er is geen aanleiding om daarvan terug te komen.
Herstelpoging van het Uwv3. Het Uwv heeft, om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen de rapporten van 30 juli 2024 en 2 oktober 2024 van de arbeidsdeskundige toegezonden. Uit deze rapporten volgt dat de functie teamondersteuner [1] komt te vervallen en de mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van de resterende passende functies. Ondanks het vervallen van deze functies blijft het arbeidsongeschiktheidspercentage ongewijzigd 34,61%.
Beoordeling van de arbeidsdeskundige gronden van eiser
4. Volgens eiser passen de geduide functies niet bij de gewijzigde FML. Uit de functieomschrijving blijkt namelijk dat bij de geduide functies gewerkt wordt met meerdere collega’s in dezelfde werkomgeving/ ruimte [2] , een kantoortuin [3] , een grote ruimte met meerdere collega’s, machines en geluiden [4] . Deze omgevingen passen niet bij item 1.8.1, omdat er dan sprake zal zijn van afleiding, beweging, pratende collega’s, werkgeluiden, rondlopende collega’s en andere geluiden. Bovendien wijst eiser erop dat voor hem al snel sprake is van intensieve auditieve en/of visuele prikkels. Wat voor een gemiddeld mens als normaal wordt beschouwd, is voor hem intensief.
4.1.
Volgens het Uwv heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in de rapporten van 30 juli 2024 en 2 oktober 2024 toegelicht dat de geduide functies geschikt zijn, omdat op item 1.8.1 geen sprake is van intense auditieve en visuele belasting. Tevens is er met de urenbeperking, voldoende rekening gehouden met recuperatietijd van eiser.
4.2
De rechtbank stelt vast dat uit het rapport van 2 oktober 2024 volgt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep overleg heeft gehad met een arbeidskundig analist. Uit het rapport volgt dat bij de geduide functies geen sprake is van een intensieve auditieve en visuele belasting, omdat de arbeidsanalist geen belasting heeft gescoord op item 1.8.1. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep brengt dit mee dat in de geduide functies de belasting op dit punt niet kenmerkend is. Voorts wijst de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep erop dat uit de FML blijkt dat eiser niet beperkt is op item 2.9.0 (samenwerken) en item 2.12.4 (aangewezen op werk waarin doorgaans geen direct contact met collega’s is vereist). Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep wordt eiser hierdoor in staat geacht in onderlinge afstemming met anderen een taak gezamenlijk uit te voeren (werken in teamverband). Hij is niet aangewezen op solistisch werken. De rechtbank overweegt dat eiser geen stukken heeft ingebracht waaruit volgt dat eiser volgens een deskundige de geduide functies niet kan verrichten. De rechtbank kan de motivering van de arbeidsdeskundige en arbeidsanalist in de rapporten van 30 juli 2024 en 2 oktober 2024 volgen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

5. Gelet op de in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat het Uwv na de tussenuitspraak het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Eiser blijft per 7 oktober 2021 geen recht op een WIA-uitkering hebben, omdat hij op deze datum meer dan 65% kon verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
5.1
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het Uwv aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
5.2
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Het Uwv moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2,5 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 875,-), bij een wegingsfactor 1. Dit komt neer op een bedrag van € 2.187,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.187,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. R. van Manen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2024.
De rechter is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Met de SBC-code: 315100.
2.Bij de functie archiefmedewerker met SBC-code 315132.
3.Bij de functie medewerker input diensten met SBC-code 315140 en de functie administratief medewerker met SBC-code 315133.
4.Bij de functie productiemedewerker industrie met SBC-code 111180.