ECLI:NL:RBMNE:2024:6664

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
UTR_24_3946_T
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake de weigering van een verklaring van geen bedenkingen voor een bouwplan in de Stelling van Amsterdam

Op 6 december 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een tussenuitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres V.O.F. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen. Eiseres had op 21 januari 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een schuur van 440 m² op haar perceel in Abcoude, ten behoeve van haar hoveniersbedrijf. De gemeenteraad weigerde echter de benodigde verklaring van geen bedenkingen (vvgb) op 28 maart 2024, omdat het bouwplan niet zou voldoen aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening en in strijd zou zijn met het bestemmingsplan. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarna de rechtbank de zaak op 5 september 2024 heeft behandeld.

De rechtbank oordeelde dat de gemeenteraad onvoldoende gemotiveerd had dat het bouwplan de ruimtelijke kwaliteit van de Stelling van Amsterdam niet zou verbeteren. De rechtbank wees erop dat de gemeenteraad bij de weigering van de vvgb een belangenafweging moet maken, waarbij de economische belangen van eiseres ook in overweging moeten worden genomen. De rechtbank concludeerde dat de gemeenteraad de weigering onvoldoende had gemotiveerd en gaf het college de gelegenheid om de gebreken in de besluitvorming te herstellen. De rechtbank stelde een termijn van zestien weken in voor het herstel van de motivering, waarbij het college de gemeenteraad moet vragen om een nadere onderbouwing van de weigering van de vvgb. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak in deze zaak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3946 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres] V.O.F., uit [plaats] , eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen, verweerder (het college)
(gemachtigden: mr. M.C. de Smidt en mr. F.A.J. Steenbakkers).

Procesverloop

1. Eiseres heeft op 21 januari 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een schuur van 440 m², inclusief een kantoor/werkruimte, op het adres [adres 1] in [plaats] (het perceel) ten behoeve van [bedrijf] .
2. Het college heeft op 26 augustus 2023 de ontwerpbesluiten ‘voornemen weigering verklaring van geen bedenkingen’ van 20 december 2022 en ‘voornemen weigering omgevingsvergunning’ van 25 augustus 2023 ter inzage gelegd voor een periode van zes weken. Eiseres heeft hiertegen op 5 oktober 2023 een zienswijze ingediend.
3. De gemeenteraad heeft in een besluit van 28 maart 2024 de ingediende zienswijze deels ongegrond verklaard en de verklaring van geen bedenkingen (vvgb) voor het bouwplan geweigerd.
4. In een besluit van 18 april 2024 (het bestreden besluit) heeft het college de aangevraagde omgevingsvergunning geweigerd.
5. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit weigeringsbesluit. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Dit verweerschrift is mede namens de gemeenteraad ingediend.
6. Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 5 september 2024. De vennoten van eiseres, [A] en [B] zijn verschenen en ter zitting bijgestaan door mr. C.J. van Wolswinkel. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Daarnaast is [C] namens het college verschenen. De gemeenteraad heeft zich laten vertegenwoordigen door dezelfde gemachtigden.

Overwegingen

Overgangsrecht
7. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Toetsingskader
8. Gelet op artikel 2.20a van de Wabo moet het college een omgevingsvergunning voor een activiteit weigeren, als de gemeenteraad weigert een voor die activiteit benodigde verklaring van geen bedenkingen (vvgb) af te geven. Op grond van artikel 6.5, tweede lid, van het Besluit omgevingsrecht kan een vvgb alleen worden geweigerd in het belang van een goede ruimtelijke ordening. De rechtmatigheid van het besluit van de raad over de vvgb wordt getoetst in het kader van het beroep tegen het besluit van het college over de omgevingsvergunning. De raad komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om een vvgb te geven, beleidsruimte toe en moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. [1]
Inleiding
9. Eiseres heeft op het perceel reeds een hoveniersbedrijf. Zij wil op dit perceel een nieuwe schuur plaatsen. Momenteel zijn op het perceel twee haaks op elkaar staande stenen schuren aanwezig met een totale oppervlakte van 110 m². Daarnaast is een deel van het perceel verhard dat op dit moment wordt gebruikt voor (buiten)opslag. Eiseres wil in plaats van deze twee verouderde stenen schuren één nieuwe schuur bouwen en in die schuur tevens de materialen die op dit moment buiten worden opgeslagen, binnen opslaan. De nieuw te bouwen schuur heeft een oppervlakte van 440 m².
10. Op het perceel rusten op grond van het bestemmingsplan “Herziening Abcoude Buitengebied” (het bestemmingsplan) de bestemmingen “bedrijf” en “waarde - schootsvelden”. Niet in geschil is dat de aanvraag is in strijd met het bestemmingsplan omdat het ter plaatse toegestane maximum bebouwingspercentage wordt overschreden [2] en hiervoor geen toepassing kan worden gegeven aan de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid [3] . Het bouwvlak heeft een oppervlakte van circa 1.075 m², wat betekent dat volgens het bestemmingsplan een bebouwingsoppervlakte van 161 m² rechtstreeks is toegestaan en met een binnenplanse afwijking dit oppervlakte tot circa 185 m² kan worden vergroot. Verder is niet in geschil dat de vergunningaanvraag in strijd is met het bestemmingsplan omdat de gronden van de locatie zijn aangewezen als “waarde - schootsvelden” die mede bestemd zijn voor het behoud en herstel van de schootsvelden [4] . Nieuwe bebouwing is op deze gronden niet toegestaan [5] . Het college kan hiervan binnenplans afwijken [6] . Volgens het college wordt echter niet voldaan aan de voorwaarden om binnenplans af te kunnen wijken. Eiseres is het daar niet mee eens.
11. In ieder geval kan, vanwege de (forse) overschrijding van het maximale bebouwingspercentage op het perceel alleen medewerking aan het bouwplan worden verleend met toepassing van een buitenplanse afwijkingsmogelijkheid [7] . Hiervoor moet worden voldaan aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening en moet de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) afgeven.
12. Sinds 2017 voert eiseres vooroverleg met het college en de provincie Utrecht over het realiseren van dit bouwplan. Dit vooroverleg heeft – in nauwe afstemming met de welstandscommissie MooiSticht – in januari 2021 geleid tot de aanvraag voor een omgevingsvergunning. Deze aanvraag is voorzien van een ruimtelijke onderbouwing, opgesteld door adviesbureau [adviesbureau] . In het najaar van 2022 heeft het college het voorstel gedaan aan de gemeenteraad om de voor de omgevingsvergunning benodigde vvgb af te geven. In afwijking van dit voorstel heeft de gemeenteraad het ontwerpbesluit genomen om deze vvgb te weigeren. Eiseres heeft daartegen zienswijzen ingediend waarbij aanvullende stukken zijn ingediend van het adviesbureau [adviesbureau] en MooiSticht. Naar aanleiding van deze zienswijzen heeft het college aan de gemeenteraad voorgesteld de zienswijzen gegrond te verklaren en in heroverweging de vvgb alsnog te verlenen. De gemeenteraad heeft in de vergadering van 28 maart 2024 echter besloten de vvgb niet te verlenen. Om die reden heeft het college de omgevingsvergunning moeten weigeren. Daartegen is eiseres in beroep gekomen.
Gronden voor weigering van de vvgb
13. In het voornemen van de gemeenteraad om de vvgb niet te verlenen, staan de volgende overwegingen:
“Dat het bouwplan niet voldoet aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening omdat het toegestane bebouwingspercentage wordt overschreden;
Dat aan de locatie de bestemming “Waarde-Schootsvelden” is toegekend, waarvoor geldt dat binnen deze bestemming uitsluitend de bestaande bebouwing is toegestaan en een omgevingsvergunning voor het afwijken daarvan, slechts kan worden verleend wanneer het bouwwerk de ruimtelijke kwaliteit van de stelling verbetert dan wel geen afbreuk doet aan het behoud en herstel van de stelling;
Dat de gemeenteraad grote waarde hecht aan het behoud en herstel van de schootcirkels van de tot de Stelling van Amsterdam behorende forten;
Dat de gemeenteraad onvoldoende aangetoond acht dat sprake is van een bouwplan dat de ruimtelijke kwaliteit van de stelling verbetert dan wel hieraan geen afbreuk doet;
Dat de gemeenteraad het belang van instandhouding en herstel van de Schootsvelden in dit geval zwaarder weegt dan het (economische) belang van de aanvrager dat is gediend met de uitbreiding van zijn bedrijfsruimte;
Dat de gemeenteraad om voornoemde redenen het bouwplan niet in overeenstemming acht met de goede ruimtelijke ordening, waardoor zij de gevraagde verklaring van geen bedenkingen weigert.”
14. In de nota zienswijzen is – voor zover relevant – in aanvulling hierop de volgende argumentatie van de gemeenteraad opgenomen:
  • Het geldende bestemmingsplan beperkt bewust de mogelijke uitbreiding van het bebouwingspercentage. Met die beperking wordt onwenselijk geachte uitbreiding van bedrijfsgebouwen in het buitengebied gelimiteerd en verdere verstedelijking van het buitengebied voorkomen. De gemeenteraad meent dat het bepaalde in artikel 4.2, onder c, van het bestemmingsplan niet terzijde geschoven kan worden omwille van louter economische belangen.
  • Het schootsveld rondom het fort is een groot gebied. Het klopt dat in 2016 een omgevingsvergunning is afgegeven voor 5.000 m² extra bebouwing (totaal 10.000 m²) aan de [adres 2] . Deze vergunning is echter afgegeven als gevolg van een noodzakelijk correctie op het bestemmingsplan.
  • De gemeenteraad meent dat het niet alleen gaat om het behoud van de schootsvelden maar ook om de mogelijkheid open te houden om de schootsvelden te herstellen. Dit is vastgelegd in de dubbelbestemming “waarde – schootsvelden”, artikel 11 van het bestemmingsplan. Toevoeging van de gewenste m² aan bedrijfsbebouwing vormt een extra blokkade voor dat herstel, zodra die mogelijk wordt door het verdwijnen van in de toekomst mogelijk overbodig wordende agrarische bebouwing in de schootsvelden.
15. In het verweerschrift en ook op de zitting is toegelicht dat de gemeenteraad het bouwplan niet overeenstemming acht met een goede ruimtelijke ordening vanwege verschillende ruimtelijke argumenten. De forse overschrijding van het maximale bebouwingspercentage is niet louter de reden geweest om de vvgb niet af te geven. Wel heeft de gemeenteraad aan de aanzienlijke overschrijding van het bebouwingspercentage een groot gewicht toegekend bij de beoordeling of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Bij vaststelling van het bestemmingsplan is immers bewust de mogelijke uitbreiding van het bebouwingspercentage beperkt om verdere verstedelijking in het buitengebied tegen te gaan.
Beoordeling door de rechtbank
16. Eiseres voert aan dat de gemeenteraad de weigering van de vvgb onvoldoende heeft gemotiveerd, omdat:
  • Een overschrijding van het in het bestemmingsplan opgenomen bebouwingspercentage als zodanig onvoldoende reden is om de vvgb te weigeren;
  • De motivering van de gemeenteraad om de vvgb te weigeren miskent dat het bouwplan juist bijdraagt aan behoud én herstel van de schootsvelden;
  • De gemeenteraad niet voldaan heeft aan de verzwaarde motiveringsplicht die op hem rust door zonder onderbouwing af te wijken van de deskundigenrapporten en
  • De weigering van de vvgb een kenbare belangenafweging mist.
17. Zoals de rechtbank op de zitting heeft uitgelegd, is voor de beoordeling van de weigering van de vvgb van belang dat de gemeenteraad bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de bevoegdheid om een vvgb te verlenen of te weigeren de raad beleidsruimte toekomt. De rechtbank geeft dus geen oordeel over wat zij wel of niet in overeenstemming acht met een goede ruimtelijke ordening. Anders dan eiseres stelt, volgt uit de besluitvorming van de gemeenteraad dat de vvgb niet uitsluitend is geweigerd vanwege een overschrijding van het in het bestemmingsplan opgenomen maximale bebouwingspercentage. De rechtbank volgt eiseres hierin dan ook niet.
18. Daarbij geldt dat, zoals de rechtbank ook op de zitting heeft toegelicht, de gemeenteraad in de afweging om al dan niet een vvgb te verlenen, een groot gewicht heeft kunnen toekennen aan het feit dat het bestemmingsplan de gewenste toename aan bebouwing binnen het perceel niet toelaat. Uitgangspunt bij het vaststellen van het bestemmingsplan is geweest om een maximumpercentage aan bebouwing in het buitengebied op te nemen. Uitbreiding van bedrijfsgebouwen in het landelijk gebied wordt gelimiteerd waarmee verdere verstedelijking wordt voorkomen. Eiseres is sinds 2008 eigenaar van het perceel. Het bestemmingsplan is op 5 juni 2014 vastgesteld. Toen zijn de bouwmogelijkheden vastgesteld met een maximaal bebouwingspercentage. Eiseres is hier in de bestemmingsplanprocedure niet tegen opgekomen. Dit maakt dat de bepalingen uit het bestemmingsplan voor de gemeenteraad als belangrijk vertrekpunt voor beoordeling van de afwijking van het maximale bebouwingspercentage in het kader van de goede ruimtelijke ordening kan gelden. Daarbij komt dat het bouwplan een forse overschrijding van meer dan twee keer het maximale bebouwingspercentage inhoudt.
Waarde - schootsvelden
19. De gemeenteraad heeft de vvgb niet alleen geweigerd wegens overschrijding van het maximale bebouwingspercentage. De raad vindt daarnaast dat het bouwplan in strijd is met de dubbelbestemming “waarde – schootsvelden” en ziet geen mogelijkheden om daarvan voor dit bouwplan af te wijken. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij wijst in dit kader onder meer op de ruimtelijke onderbouwing van het bouwplan, de advisering door MooiSticht alsook het standpunt van het college en de provincie Utrecht hierover.
20. De rechtbank heeft op de zitting met partijen vastgesteld dat het perceel van eiseres buiten het UNESCO werelderfgoed (Fort Abcoude ) ligt, maar dat het perceel wel op gronden ligt met de dubbelbestemming “waarde – schootsvelden” en daarmee binnen de schootcirkels van de Stelling van Amsterdam is gelegen.
21. Artikel 11.1 van het bestemmingsplan bepaalt dat de voor “waarde – schootsvelden” aangewezen gronden mede zijn bestemd voor het behoud en herstel van de schootscirkels van tot de Stelling van Amsterdam behorende forten. Uit artikel 11.2, aanhef en onder a, van het bestemmingsplan volgt dat op deze gronden voor het bouwen van bouwwerken uitsluitend de bestaande bebouwing is toegestaan. Op grond van artikel 11.3 van het bestemmingsplan kan het bevoegd gezag middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.2 voor het bouwen van bouwwerken, die op grond van de andere daar voorkomende bestemmingen mogen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende (twee) voorwaarden:
a. het betreft uitsluitend incidentele bebouwing om de ruimtelijke kwaliteit van de Stelling van Amsterdam te verbeteren (…);
b. de bebouwing dient te passen in het landschap en mag zichtlijnen niet aantasten.
22. Volgens de gemeenteraad voldoet de door eiseres gewenste bebouwing niet aan deze twee vereisten. Eiseres is het daar niet mee eens.
23. Eiseres voert aan dat het bouwplan de ruimtelijke kwaliteit van de Stelling van Amsterdam verbetert, omdat de huidige situatie van twee oude stenen schuren in combinatie met de vergunde buitenopslag wordt vervangen door één grote houten schuur, die de zichtlijnen van het fort niet aantast. Verder stelt eiseres dat de schuur door de houten vormgeving in overeenstemming is met het cultuurhistorische uitgangspunt dat objecten binnen de schootsvelden incidenteel zijn toegestaan, zoals door Mooisticht wordt bevestigd. De nieuwe schuur zal de ruimtelijke kwaliteit ook verbeteren omdat het materiaal dat nu buiten op het terrein staat, in de schuur zal worden opgeslagen. Dit voorkomt verrommeling op het perceel en verbetert de ruimtelijke kwaliteit.
24. Ten aanzien van de tweede voorwaarde heeft eiseres er op gewezen dat de zichtlijnen vanuit het fort reeds onderbroken zijn door de aanwezige bomenrij op het perceel en door de eerder gerealiseerde nieuwbouw aan de [adres 2] in [plaats] . Nu de zichtlijn al is doorbroken, kan het bouwplan op het perceel van eiseres niet leiden tot een verdere aantasting van die zichtlijn. Eiseres verwijst hierbij naar de ruimtelijke onderbouwing van het bouwplan van [adviesbureau] . Ten aanzien van de inpassing in het landschap heeft eiseres verwezen naar de advisering door MooiSticht. Vanuit het landschapsbeeld en cultuurhistorisch oogpunt is nieuwbouw onder goede randvoorwaarden volgens MooiSticht prima mogelijk. Voor een goede landschappelijke inpassing van het gebouw en de bijbehorende opslag is het wenselijk om de contour van het bouwblok aan te passen aan de verkavelingsrichting, een rechthoek in de richting van de kavelrichting in plaats van een vierkant. Mooisticht heeft geadviseerd om de bomenrij van elzen te behouden en deze te verlengen met knotwilgen, zodat het gebouw inclusief het achter terrein aan het zicht worden onttrokken. In een aanvullend advies van 26 oktober 2023 heeft MooiSticht uitgebreid uiteen gezet waarom de waarde van het schootsveld door het bouwplan niet wordt aangetast. Vanuit militair-historisch perspectief is de kijkrichting vanaf het inundeerbaar gebied richting hoofdverdedigingslijn weinig relevant. Op en rond forten gaat het vooral om de functie van het bouwwerk in het systeem. De visuele integriteit betekent dat de relatie tussen het verdedigingswerk en het acces zichtbaar is. Deze relatie wordt volgens MooiSticht door de nieuwbouw niet verstoord. De belangrijkste voorwaarde gedurende het militaire functioneren was dat de bebouwing binnen wettelijk bepaalde ‘verboden kringen’ (schootcirkels) makkelijk verwijderbaar moest zijn. Vandaar dat de nieuwbouw in hout wordt uitgevoerd.
25. Ten slotte heeft eiseres in dit kader gewezen op de brief van de provincie Utrecht van
21 maart 2024. In deze brief stelt de provincie dat de voorgenomen ontwikkeling niet zal leiden tot een onacceptabele aantasting van de uitzonderlijke universele waarden van het (naastgelegen) werelderfgoed. De locatie ligt net buiten de begrenzing van het werelderfgoed, het ligt wel in de invloedsfeer daarvan. Zowel in de huidige als in de toekomstige situatie is de bebouwing geheel in het groen gelegen/ingepast. Daarmee is er volgens de provincie geen sprake van een onacceptabele aantasting van genoemde waarden en bestaat er voor de gemeente geen verplichting om een ontheffing op grond van artikel 7.3, eerste lid, van de Omgevingsverordening Provincie Utrecht (de Omgevingsverordening) aan te vragen.
26. Zoals is besproken op de zitting, is vastgesteld dat het perceel van eiseres niet binnen het UNESCO werelderfgoed is gelegen. Daarom laat de rechtbank hetgeen het college in het verweerschrift onder verwijzing naar de artikelen 7.1, 7.2 en 10.6f van de Interim Omgevingsverordening heeft opgemerkt buiten beschouwing. Deze artikelen gaan namelijk over het UNESCO werelderfgoed en een voorbeschermingsregel van dit werelderfgoed.
27. De rechtbank kan anders dan eiseres volgen dat het college zich op het standpunt heeft gesteld dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden om gebruik te maken van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid zoals opgenomen in artikel 11.3 van het bestemmingsplan. Gelet op de omvang van het bouwplan wordt in ieder geval niet voldaan aan de eerste voorwaarde dat het moet gaan om incidentele bebouwing om de ruimtelijke kwaliteit van de Stelling van Amsterdam te verbeteren. Echter, gelet op de inhoud van de ruimtelijke onderbouwing en de uitgebreide advisering van MooiSticht, kan de rechtbank niet goed volgen waarom er geen ruimte voor de gemeenteraad zou bestaan om medewerking te verlenen aan een vvgb voor het afwijken van het bestemmingsplan op dit punt. Dat de gemeenteraad in dit kader “onvoldoende aangetoond acht dat sprake is van een bouwplan dat de ruimtelijke kwaliteit van de stelling verbetert dan wel hieraan geen afbreuk doet”, is gelet op de inhoud van de advisering die er ligt, qua motivering wel erg kort door de bocht.
28. In de motivering om de verklaring van geen bedenkingen te weigeren, benadrukt de gemeenteraad dat het niet alleen gaat om het behoud van de schootsvelden maar ook om de mogelijkheid open te houden om de schootsvelden
te herstellen. Dit is volgens de gemeenteraad vastgelegd in de dubbelbestemming “waarde – schootsvelden” van artikel 11 van het bestemmingsplan. De gemeenteraad gaat daarbij echter voorbij aan de (militair-historische) analyse die MooiSticht heeft uitgevoerd op basis waarvan de conclusie is dat de waarde van het schootsvelden door het bouwplan niet wordt aangetast en de belangrijkste voorwaarde gedurende het militaire functioneren was dat de bebouwing binnen wettelijk bepaalde ‘verboden kringen’ (schootcirkels) makkelijk verwijderbaar moest zijn. Vandaar dat de nieuwbouw in hout wordt uitgevoerd.
29. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat de gemeenteraad de weigering van de vvgb op dit punt onvoldoende heeft gemotiveerd.
Belangenafweging
30. Eiseres heeft verder aangevoerd dat de weigering van de vvgb een kenbare belangenafweging mist. Naar aanleiding van een brief van de provincie Utrecht van
21 maart 2024 waarin staat dat de economische noodzaak van het bouwplan volgens de provincie is aangetoond, heeft eiseres op de zitting een “onderbouwing economische noodzaak voor (her)inrichting van bedrijfslocatie [adres 1] te [plaats] ” aan de rechtbank overgelegd en nader toegelicht. Dit stuk was al bekend bij het college en de gemeenteraad. In dit stuk wordt vermeld dat [eiseres] een winstgevend bedrijf is, maar dat de inrichting van het perceel tot steeds hogere bedrijfs- en faalkosten, inkomstenderving en een afname van de winstgevendheid leidt. Zonder te investeren in de huidige bedrijfslocatie zal de groeiontwikkeling van [eiseres] de komende jaren stagneren. Er is een prognose gemaakt voor de jaren 2019-2027. Conclusie is dat om de continuïteit van [eiseres] te borgen het van cruciaal belang is om te investeren in de huidige bedrijfslocatie.
31. De gemeenteraad moet een belangenafweging maken tussen alle betrokken ruimtelijk relevante belangen en vervolgens aan de hand van die belangenafweging vaststellen wat hij een goede ruimtelijke ordening vindt. Hierbij gaat het om welke ruimtelijk relevante belangen de gemeenteraad wil behartigen ten behoeve van een goed woon-, leef- of verblijfsklimaat. Van de gemeenteraad mag worden verwacht dat hij zijn conclusie dat er geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening zorgvuldig en deugdelijk motiveert.
32. De gemeenteraad stelt zich op het standpunt dat met de geldende beperking van het bebouwingspercentage in het bestemmingsplan onwenselijke uitbreiding van bedrijfsgebouwen in het buitengebied worden gelimiteerd en verdere verstedelijking van het buitengebied wordt voorkomen. Het bepaalde in artikel 4.2, onder c, van het bestemmingsplan kan niet terzijde worden geschoven omwille van louter economische belangen, aldus de gemeenteraad. De gemeenteraad weegt het belang van instandhouding en herstel van de schootsvelden in dit geval zwaarder dan het (economische) belang van de aanvrager dat is gediend met de uitbreiding van zijn bedrijfsruimte.
33. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, is het standpunt van de gemeenteraad over de aantasting van de waarde van de schootsvelden door het bouwplan onvoldoende gemotiveerd. Daarmee kan de rechtbank de belangenafweging van de gemeenteraad, waarin het belang van instandhouding en herstel van de schootsvelden wordt afgewogen tegen de “economische belangen” van eiseres niet volgen. Los van de vraag of de economische belangen ruimtelijke belangen zijn die in het kader van de goede ruimtelijke ordening kunnen worden meegewogen, ziet de rechtbank niet waar de op de zitting ingebrachte onderbouwing van de economische noodzaak voor het bedrijf is gewogen door de gemeenteraad in het kader van deze belangenafweging. Met andere woorden, niet duidelijk is welk gewicht de gemeenteraad, als zij deze belangen wil afwegen in het kader van het verlenen van de vvgb, heeft toegekend. Uit de belangenafweging volgt niet of de gemeenteraad uitgaat van de onderbouwing van eiseres dat vervanging van de bestaande bebouwing voor haar bedrijfsvoering
noodzakelijkis. Economische noodzaak of continuïteit van het bedrijf, is iets anders dan “economische belangen”.
34. Verder lijkt in de afweging van belangen door de gemeenteraad te ontbreken dat de vervanging van de bestaande oude stenen schuren en het beëindigen van de buitenopslag een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit kan opleveren. Dit is een belangrijk onderdeel van het voorstel van het college geweest om de gemeenteraad te adviseren om de vvgb wél te verlenen en welk belang verder wordt onderbouwd in de ruimtelijke onderbouwing van de aanvraag omgevingsvergunning. Dit belang ziet de rechtbank in de belangenafweging niet terug.
35. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de gemeenteraad de weigering van de vvgb niet heeft voorzien van een voldoende deugdelijk gemotiveerde belangenafweging. Dit levert eveneens een motiveringsgebrek op.
Gelegenheid tot herstel van gebreken
36. Zoals hiervoor is overwogen, is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. Het besluit is daarom in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) genomen. Het bestreden besluit komt daarom voor vernietiging in aanmerking.
37. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om het college in de gelegenheid te stellen de gebreken te herstellen. Het college kan het gebrek herstellen door de gemeenteraad in de gelegenheid stellen nader te motiveren dat het bouwplan – ondanks de daarover uitgebrachte adviezen van MooiSticht – een aantasting oplevert van de “waarde – schootsvelden” en de vvgb in het kader van een goede ruimtelijke ordening tevens om die reden geweigerd moet worden. Indien de gemeenteraad tot de conclusie komt dat dit geen aantasting van deze waarde oplevert, dient de gemeenteraad nader te motiveren dat de overschrijding van het maximale bebouwingspercentage voldoende is om de vvgb te weigeren. Indien de weigering van de vvgb alleen is gebaseerd op de overschrijding van het bebouwingspercentage, heeft dat ook gevolgen voor de belangenafweging die de gemeenteraad moet maken. Los daarvan moet de belangenafweging van de gemeenteraad nader worden gemotiveerd. Het college kan dit vermelde motiveringsgebrek herstellen met een aanvullende onderbouwing van de belangenafweging door de gemeenteraad. Uitkomst van deze belangenafweging kan zijn dat de gemeenteraad blijft bij het standpunt dat de vvgb moet worden geweigerd, of dat deze moet worden verleend. Indien de gemeenteraad bij het standpunt blijft dat de vvgb moet worden geweigerd, is er geen nieuwe besluitvorming van het college nodig. Indien de vvgb door de gemeenteraad wordt verleend, zal het college vervolgens een omgevingsvergunning kunnen verlenen.
38. De rechtbank merkt daarbij nog op dat de behandeling van de vergunningaanvraag een lange aanloop heeft gehad, waarbij het college de ruimtelijke onderbouwing van [adviesbureau] heeft onderschreven. Verder is het bouwplan in goed overleg met de provincie tot stand gekomen, waarbij een ruimtelijke uitwerking met voorwaarden door Mooisticht onderdeel is van de goedkeuring door de provincie. In het geval dat de gemeenteraad bij zijn standpunt blijft dat de vvgb geweigerd moet worden, geeft de rechtbank de gemeenteraad mee om eiseres concrete handvatten te geven aan welke randvoorwaarden een eventueel nieuwe vergunningaanvraag voor het bouwplan aan zou moeten voldoen. Door zowel het college als de provincie wordt onderkend dat de bestaande stenen bebouwing aan vervanging toe is en vervanging een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het perceel kan betekenen. Om eiseres vervolgens opnieuw een vergunningaanvraag te laten doen, zonder te weten binnen welke randvoorwaarden de gemeenteraad medewerking zou willen verlenen in het kader van het afgeven van een vvgb, zou – gelet op het lange voortraject dat deze aanvraag heeft doorlopen – allerminst wenselijk zijn.
39. Nu het college een aanvullende motivering van de gemeenteraad moet vragen en er een vakantieperiode aanstaande is, zal de rechtbank de termijn voor het herstellen van het gebrek op zestien weken stellen. Deze termijn moet de gemeenteraad voldoende ruimte geven om nogmaals goed naar de besluitvorming over de vvgb te kijken. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt het college op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen;
  • stelt het college in de gelegenheid om binnen zestien weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Spee, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
6 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Bijlage: wet- en regelgeving

Verklaring van geen bedenkingen
Artikel 2.27, eerste lid, van de Wabo bepaalt dat in bij wet of algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën gevallen een omgevingsvergunning niet wordt verleend dan nadat een daarbij aangewezen bestuursorgaan heeft verklaard dat het daartegen geen bedenkingen heeft. Bij een maatregel als bedoeld in de eerste volzin worden slechts categorieën gevallen aangewezen waarin voor het verrichten van de betrokken activiteit een afzonderlijke toestemming van het aangewezen bestuursorgaan wenselijk is gezien de bijzondere deskundigheid die dat orgaan ten aanzien van die activiteit bezit of de verantwoordelijkheid die dat orgaan draagt voor het beleid dat betrekking heeft op de betrokken categorie activiteiten. Bij die maatregel kan worden bepaald dat het aangewezen bestuursorgaan categorieën gevallen kan aanwijzen waarin de verklaring niet is vereist.
Uit artikel 6.5, eerste lid, van het BOR volgt dat het college de bevoegdheid toekomt om omgevingsvergunning te verlenen met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 3, van de Wabo, indien de gemeenteraad heeft verklaard dat hij geen bedenkingen tegen het project heeft. Uit artikel 6.5, tweede lid, van het BOR, volgt dat de verklaring slechts kan worden geweigerd in het belang van een goede ruimtelijke ordening. De rechtmatigheid van het besluit omtrent de verklaring van geen bedenkingen wordt getoetst in het kader van het beroep tegen het besluit inzake de omgevingsvergunning. Indien het besluit omtrent de verklaring van geen bedenkingen onrechtmatig moet worden geacht, heeft het college zich bij het weigeren van de omgevingsvergunning niet op het besluit van de raad mogen baseren. De rechtbank oordeelt niet zelf of de weigering een verklaring van geen bedenkingen af te geven is gebaseerd op strijd met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de raad redelijkerwijs heeft kunnen besluiten de verklaring te weigeren. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de verklaring te dienen doelen. Wanneer de raad een verklaring van geen bedenkingen heeft geweigerd voor de activiteiten, kan het college niets anders doen dan daarvoor vervolgens omgevingsvergunning weigeren. In artikel 2.20a van de Wabo is immers bepaald dat voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit waarvoor voor het verlenen van de omgevingsvergunning een verklaring van geen bedenkingen is vereist, de omgevingsvergunning voor die activiteit wordt geweigerd indien de verklaring is geweigerd.

Voetnoten

1.Voor de leesbaarheid van deze uitspraak is het volledige juridisch kader in een bijlage onderaan deze uitspraak opgenomen.
2.Op grond van artikel 4.2, aanhef en onder c, van het bestemmingsplan.
3.Op grond van artikel 4.3, onder a, van het bestemmingsplan.
4.Op grond van artikel 11.1 van het bestemmingsplan.
5.Op grond van artikel 11.2 van het bestemmingsplan.
6.Op grond van artikel 11.3 van het bestemmingsplan.
7.Als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3, Wabo.