ECLI:NL:RBMNE:2024:6657
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 13 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R. van der Weide, heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente, die de WOZ-waarde van de woning aan de [adres 1] in [woonplaats] heeft vastgesteld op € 960.000,- voor het belastingjaar 2023. De heffingsambtenaar handhaafde deze waarde na bezwaar, wat leidde tot het beroep van eiser. De rechtbank heeft de zaak op 2 oktober 2024 behandeld, waarbij ook de gemachtigde van de heffingsambtenaar en een taxateur aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft geleverd voor de vastgestelde WOZ-waarde door middel van een taxatiematrix, waarin de woning van eiser werd vergeleken met vijf referentiewoningen. Eiser betwistte de hoogte van de WOZ-waarde en stelde dat deze te hoog was, maar de rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Eiser voerde aan dat de voorzieningen in zijn woning gedateerd zijn en dat de ligging aan de snelweg A12 een waardedrukkend effect heeft, maar de rechtbank volgde deze argumenten niet.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de WOZ-waarde van € 960.000,- gehandhaafd blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.