ECLI:NL:RBMNE:2024:6647

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
UTR 23/3068
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken beroepsgronden

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 9 december 2024, wordt het beroep van eisers tegen het besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 21 april 2023 behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eisers de gronden van hun beroep niet hebben vermeld in het beroepschrift. Dit verzuim is niet tijdig hersteld, ondanks een verzoek van de rechtbank op 19 juli 2023 om dit binnen vier weken te doen. De eisers hebben geen beroepsgronden ingediend en hebben ook geen reden gegeven voor het verzuim, waardoor de rechtbank geen verontschuldiging kan aannemen.

De rechtbank legt uit dat volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een uitspraak zonder zitting mogelijk is wanneer het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank benadrukt dat het essentieel is voor een eiser om de specifieke gronden van het beroep in het beroepschrift te vermelden. Het niet tijdig vermelden van deze gronden leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep, wat in dit geval is gebeurd. De rechtbank besluit dat het bestreden besluit in stand blijft en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door rechter mr. I. Helmich, in aanwezigheid van griffier mr. E.S. Dorsman, en is openbaar uitgesproken. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3068

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2024 in de zaak tussen

[eiser 1] , uit [woonplaats 1] , en

[eiser 2], uit [woonplaats 2] , eisers
en

Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport, verweerder

(gemachtigde: mr. M.A.H. Gatzen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eisers tegen het bestreden besluit van de minister van 21 april 2023.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat eisers de gronden van het beroep niet hebben vermeld en dat verzuim niet tijdig hebben hersteld. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. [1] Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren. [2]
Hebben eisers de gronden tijdig vermeld?
4. Eisers hebben geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft eisers in haar bericht van 19 juli 2023 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen. Eisers hebben binnen die termijn geen gronden ingediend. Eisers hebben de beroepsgronden dus niet tijdig vermeld.
Is het niet tijdig vermelden van de gronden verontschuldigbaar?
5. Eisers hebben geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. E.S. Dorsman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb.
2.Dit staat in artikel 6:6 van de Awb.