ECLI:NL:RBMNE:2024:6647
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken beroepsgronden
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 9 december 2024, wordt het beroep van eisers tegen het besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 21 april 2023 behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eisers de gronden van hun beroep niet hebben vermeld in het beroepschrift. Dit verzuim is niet tijdig hersteld, ondanks een verzoek van de rechtbank op 19 juli 2023 om dit binnen vier weken te doen. De eisers hebben geen beroepsgronden ingediend en hebben ook geen reden gegeven voor het verzuim, waardoor de rechtbank geen verontschuldiging kan aannemen.
De rechtbank legt uit dat volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een uitspraak zonder zitting mogelijk is wanneer het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank benadrukt dat het essentieel is voor een eiser om de specifieke gronden van het beroep in het beroepschrift te vermelden. Het niet tijdig vermelden van deze gronden leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep, wat in dit geval is gebeurd. De rechtbank besluit dat het bestreden besluit in stand blijft en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door rechter mr. I. Helmich, in aanwezigheid van griffier mr. E.S. Dorsman, en is openbaar uitgesproken. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.