ECLI:NL:RBMNE:2024:6632

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
C/16/583127 / KG ZA 24-541
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van verstekvonnis en terugverhuizing van kinderen na verzet door vader

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een verzetsprocedure tegen een eerder verstekvonnis van 14 oktober 2024. In dat verstekvonnis was aan de moeder vervangende toestemming verleend om met de kinderen te verhuizen. De vader, die niet was verschenen tijdens de eerdere zitting, heeft verzet aangetekend en verzocht het verstekvonnis te vernietigen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzet tijdig en op de juiste wijze is ingesteld. De moeder had de kinderen zonder toestemming van de vader verhuisd, wat aanleiding gaf tot de vordering van de vader om de verhuizing ongedaan te maken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de moeder onvoldoende bewijs had geleverd voor de noodzaak van de verhuizing en dat de verhuizing de zorgregeling tussen de ouders negatief beïnvloedde. De voorzieningenrechter heeft de moeder bevolen om binnen drie maanden terug te verhuizen naar een straal van 15 kilometer van de woning van de vader, met een dwangsom van € 100,- per dag bij niet-naleving. De moeder moet ook het halen en brengen van de kinderen op zich nemen tot zij is terugverhuisd. De proceskosten zijn gecompenseerd, en de beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/583127 / KG ZA 24-541
Vonnis in verzet van de voorzieningenrechter in het kort geding van 3 december 2024
in de zaak van:
[opposant],
wonende in [plaats 1] ,
eiser in verzet,
oorspronkelijk gedaagde,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M.S. Kerkhof-Pöttger,
tegen
[geopposeerde],
wonende in [plaats 2] ,
gedaagde in verzet,
oorspronkelijk eiseres,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat S.L. Prass.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de inleidende dagvaarding met producties 1 tot en met 4 in de procedure met nummer C/16/581567 / KG ZA 24-476;
  • het verstekvonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 14 oktober 2024;
  • de verzetdagvaarding van 30 oktober 2024 met producties 1 tot en met 12.
1.2.
De mondelinge behandeling (zitting) vond plaats op 19 november 2024. Daarbij waren partijen en hun advocaten aanwezig.
1.3.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2019 te [geboorteplaats] , en
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2021 te [geboorteplaats] .
De kinderen wonen bij de moeder.
2.2.
De ouders hebben samen het gezag over de kinderen.
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 1 oktober 2024 heeft de rechtbank de volgende zorgregeling vastgesteld:
- de kinderen zijn eenmaal per veertien dagen in het weekend bij de vader, waarbij de
vader de kinderen om 17.00 uur uit school/bso/bij de moeder haalt en de moeder de
kinderen op zondagavond na het avondeten bij de vader haalt;
  • tijdens de zomervakantie zullen de kinderen eerst een week bij de ene ouder, dan twee weken bij de andere ouder, dan twee weken bij de ene ouder en tot slot een week bij de andere ouder verblijven; de andere schoolvakanties zullen zo verdeeld worden dat de kinderen bij beide ouders even veel verblijven;
  • op de dagen dat de kinderen bij de vader zijn, belt de moeder de kinderen elke avond
om 19.00 uur.
Verder heeft de rechtbank in die beschikking bepaald dat de moeder de vader twee dagen voordat de kinderen naar de vader gaan per e-mail zal informeren over de kinderen en daarin zal vermelden wat de kinderen heeft beziggehouden, en dat de vader de moeder zal informeren hoe de kinderen het bij hem gehad hebben, per e-mail, op zondag nadat de kinderen bij haar terug zijn.
De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.4.
Bij verstekvonnis van 14 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter vervangende toestemming aan de moeder verleend voor de uitschrijving van [minderjarige 1 (voornaam)] van de school [school] in [plaats 3] , vervangende toestemming verleend voor de verhuizing naar [plaats 2] met de kinderen en vervangende toestemming verleend voor de inschrijving van [minderjarige 1 (voornaam)] op een school in [plaats 2] . De beslissingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

3.Het geschil

3.1.
De vader vordert dat de voorzieningenrechter, uitvoerbaar bij voorraad:
het op 14 oktober 2024 gewezen verstekvonnis vernietigt en de moeder niet-ontvankelijk verklaart in haar vorderingen over de vervangende toestemming voor de verhuizing, uitschrijving van [minderjarige 1 (voornaam)] van de school in [plaats 3] en inschrijving op een school in [plaats 2] wegens gebrek aan bewijs, althans haar de verleende vervangende toestemmingen ontzegt, met veroordeling van de moeder in de kosten van de procedure;
de moeder beveelt binnen één week na dagtekening van het vonnis in deze kortgedingprocedure, dan wel een door de voorzieningenrechter redelijk te achten termijn, met [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] terug te verhuizen naar een woning binnen een straal van 15 kilometer van de huidige woning van de vader aan de [adres] in [plaats 1] , onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat zij niet aan voornoemd bevel voldoet, met een maximum van € 25.000,-;
de kinderen van partijen per direct aan hem toevertrouwt wekelijks van woensdagmiddag na school/bso 17.00 uur tot zondag 19.00 uur, waarbij de moeder de kinderen woensdag naar school/bso brengt en zondag bij vader ophaalt, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag voor iedere dag dat de moeder de kinderen niet aan hem afgeeft;
in het geval de kinderen conform vordering 3. aan de vader worden toevertrouwd, een zorgregeling tussen de moeder en de kinderen vaststelt waarbij de kinderen vanaf zondag 19.00 uur tot woensdagochtend naar school/bso bij haar zijn, waarbij de moeder de kinderen zondag ophaalt bij vader en woensdag naar school/bso brengt.
3.2.
De moeder voert verweer.

4.De beoordeling

De ontvankelijkheid van het verzet
4.1.
De vader, die bij verstek is veroordeeld, heeft tegen het verstekvonnis van 14 oktober 2024 verzet ingesteld. De rechtbank zal eerst beoordelen of de vader kan worden ontvangen in zijn verzet.
4.2.
In artikel 143 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) staat dat de gedaagde die bij verstek is veroordeeld daartegen in verzet kan komen. Op grond van lid 2 moet het verzet worden gedaan bij exploot van dagvaarding binnen vier weken na de betekening van het vonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon, of na het plegen door deze van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is.
4.3.
De verzetdagvaarding is op 30 oktober 2024 aan de moeder betekend. Dat is
16 dagen na de dagtekening van het verstekvonnis. Dit betekent dat het verzet tijdig en op de juiste wijze is ingesteld, zodat de vader in zoverre in zijn verzet kan worden ontvangen.
Spoedeisend belang
4.4.
In een kortgedingprocedure is het nodig dat sprake is van een spoedeisend belang. Dat betekent dat de eisende partij op korte termijn een beslissing van de voorzieningenrechter nodig heeft en een beslissing in een bodemprocedure niet kan afwachten. De spoedeisendheid is niet betwist en blijkt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende uit de aard van de vorderingen.
Samenhang vorderingen
4.5.
De voorzieningenrechter zal de vorderingen van de moeder in de procedure die leidde tot het verstekvonnis nu beoordelen met inachtneming van het verweer van de vader. Vanwege de samenhang van de vorderingen van de moeder en de vorderingen van de vader (in de verzetsprocedure) zal de voorzieningenrechter de vorderingen hierna gezamenlijk, per onderwerp, bespreken.
De (terug)verhuizing
4.6.
De voorzieningenrechter zal het verstekvonnis vernietigen en de vordering van de moeder over de verhuizing afwijzen. De voorzieningenrechter zal daarnaast de moeder bevelen binnen drie maanden na betekening van dit vonnis terug te verhuizen naar een straal van 15 kilometer van de woning aan de [adres] in [plaats 1] , onder verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag dat zij na het aflopen van deze termijn niet is terugverhuisd, met een maximum van € 5.000,-. Hierna legt de voorzieningenrechter uit waarom zij deze beslissing neemt.
4.7.
Het staat de moeder vrij om te gaan, te staan en te verblijven waar zij wil. Dat geldt echter niet voor de kinderen. Omdat de ouders samen het gezag over de kinderen hebben moeten zij samen beslissingen nemen over de kinderen, zoals over hun woonplaats. Een verhuizing kan namelijk (grote) gevolgen hebben voor de kinderen. De ouders moeten daarom daarover samen overleggen. Als de ouders het niet eens worden over een verhuizing, moet de ouder die wil verhuizen dit voorleggen aan de rechtbank en vervangende toestemming voor de verhuizing vragen. Als de rechtbank hierover moet beslissen, neemt zij een zodanige beslissing als haar in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt (artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek).
4.8.
De moeder is op 9 oktober 2024 met de kinderen verhuisd van [plaats 3] naar [plaats 2] . De vader heeft geen toestemming voor de verhuizing gegeven. De moeder had daarom vervangende toestemming van de rechtbank nodig om te kunnen verhuizen. Dat de moeder al twee keer eerder zonder toestemming van de vader en zonder toestemming van de rechtbank met de kinderen is verhuisd, zoals zij stelt, maakt dit niet anders. Bij iedere verhuizing moet opnieuw (vervangende) toestemming worden gevraagd. Bij verstekvonnis van 14 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter aan de moeder vervangende toestemming verleend om met de kinderen naar [plaats 2] te verhuizen. De vader en zijn advocaat hebben verklaard dat zij niet op de hoogte waren van de procedure van de moeder over de verhuizing. Gebleken is dat de moeder ten tijde van die procedure zonder toestemming van de vader en zonder vervangende toestemming van de rechtbank al stappen had ondernomen voor de verhuizing van [plaats 3] naar [plaats 2] . Op of rond 16 september 2024 heeft zij de huur van de woning in [plaats 3] opgezegd. Tijdens de zitting van 11 oktober 2024 (waarbij de vader dus niet is verschenen) heeft zij verklaard dat zij al was verhuisd.
4.9.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het aannemelijk is dat de moeder geen vervangende toestemming had gekregen als alle feiten en omstandigheden tijdens de procedure waarin het verstekvonnis is gewezen bekend waren geweest. De voorzieningenrechter zal uitleggen waarom. Bij de beoordeling betrekt de voorzieningenrechter onder meer de noodzaak tot verhuizen en de wijze waarop de vertrekkende ouder aan de andere ouder de zorg voor de kinderen waarborgt.
4.10.
Van een noodzaak om te verhuizen naar [plaats 2] is niet gebleken. De moeder stelt dat zij geen andere mogelijkheid had dan te verhuizen naar [plaats 2] , omdat zij anders met de kinderen op straat zou komen te staan. Dat betwist de vader. De moeder zegt dat zij drie maanden huurachterstand had. Zij kon de huur (ruim € 700,- per maand) niet betalen, ondanks het ontvangen van huursubsidie, een aantal andere toeslagen en (in ieder geval tot voor kort) inkomen uit werk. Volgens haar is in overleg met het buurtteam besloten dat het beter is dat zij zelf de huur opzegt dan dat er een ontruiming plaatsvindt, omdat zij anders vijf jaar geen woning kan krijgen. De moeder heeft haar stellingen niet onderbouwd met stukken. Het is niet duidelijk geworden dat zij daadwerkelijk een huurachterstand had, dat er overleg met het buurtteam is geweest en dat een ontruiming was aangekondigd. Verder is niet gebleken dat er geen andere oplossing was dan zomaar de huur opzeggen, bijvoorbeeld het aangaan van een lening, het vragen van uitstel van betaling of schuldsanering.
4.11.
De voorzieningenrechter vindt ook dat de moeder de verhuizing onvoldoende heeft voorbereid en doordacht. De moeder verblijft met de kinderen bij familie. Ze staat ingeschreven op het adres van haar moeder in [plaats 2] , maar verblijft kennelijk bij haar tante en diens dochter in [plaats 2] . De vader heeft hiervan eerst op zitting kennis genomen. De familie kan haar nu ondersteunen, maar deze situatie is tijdelijk. De moeder is op zoek naar zelfstandige woonruimte en is daarvoor bij het buurtteam in [plaats 2] geweest. Ze heeft een zonekaart gekregen voor een woning buiten [plaats 2] . Volgens de moeder gaat het om plaatsen/gebieden als [plaats 4] , Friesland , [plaats 5] en [plaats 6] . De verwachting is dus dat de moeder niet in [plaats 2] kan blijven en nog verder van de regio ( [plaats 3] / [plaats 1] ) gaat wonen. De moeder heeft verklaard dat zij dat zelf geen probleem vindt, al verwacht ze dat de vader het daar niet mee eens is.
4.12.
De moeder stelt verder dat de kinderen niets merken van het feit dat de vader nu op grotere afstand van hen woont. Zij zijn volgens haar niet gewend aan de vader in hun leven, want hij kwam bijvoorbeeld niet naar hun school of zwemles. Verder kan de op 1 oktober 2024 vastgestelde zorgregeling gewoon worden uitgevoerd.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de verhuizing van de moeder en de kinderen wel degelijk de zorgregeling raakt. De vader moet nu namelijk naar [plaats 2] reizen om de kinderen op te halen. Dat is voor hem een probleem, omdat zijn rijbewijs ongeldig is verklaard. De moeder heeft niet aangeboden om zowel het halen als het brengen van de kinderen te faciliteren. Ze heeft verklaard dat zij een angststoornis heeft waardoor het voor haar niet mogelijk is alleen in de auto te rijden en er dus altijd iemand mee moet. Hieruit volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat de uitvoering van de zorgregeling door de verhuizing wordt bemoeilijkt.
4.13.
Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter de moeder geen vervangende toestemming geven om met de kinderen naar [plaats 2] te verhuizen. De moeder is in de afgelopen periode volledig haar eigen gang gegaan, heeft een situatie gecreëerd waarin zij haar schepen achter zich heeft verbrand en heeft de vader voor een voldongen feit gesteld. De moeder moet daarom in beginsel terugverhuizen, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor het terugverhuizen met de kinderen niet van haar gevergd kan worden (bijvoorbeeld omdat daardoor een onveilige situatie ontstaat). Daarvan is onvoldoende gebleken. De moeder moet dus op zoek naar een woning in de regio waar zij vandaan kwam. Dat hoeft niet per se in [plaats 3] , maar binnen een straal van 15 kilometer rondom de woning van de vader in [plaats 1] . De voorzieningenrechter kan zich voorstellen dat de moeder niet per direct kan terugverhuizen en zal haar een termijn geven tot drie maanden vanaf de datum van betekening van dit vonnis. Als het de moeder binnen die termijn niet lukt om woon- of verblijfruimte te krijgen, kan zij een beroep doen op voorzieningen die er voor die situaties zijn, zoals een verblijf bij de tussenvoorziening. De vader heeft bovendien te kennen gegeven de kinderen te kunnen opvangen bij hem thuis, al dan niet tijdelijk, voor het geval de moeder de tijdelijke woonruimte minder geschikt acht voor de kinderen.
4.14.
Als prikkel voor de moeder om terug te verhuizen, zal de voorzieningenrechter bepalen dat de moeder een dwangsom moet betalen van € 100,- per dag dat zij na het aflopen van de termijn van drie maanden na betekening van dit vonnis niet is terugverhuisd, tot een maximum van € 5.000,- is bereikt.
De school van [minderjarige 1 (voornaam)]
4.15.
Op dit moment gaat [minderjarige 1 (voornaam)] in [plaats 2] naar school. De voorzieningenrechter had daar in het verstekvonnis van 14 oktober 2024 vervangende toestemming voor verleend. [minderjarige 1 (voornaam)] is uitgeschreven van de school in [plaats 3] en ingeschreven op een school in [plaats 2] . De vernietiging van dat vonnis heeft geen consequenties hiervoor. Er is uitvoering gegeven aan het vonnis en de vader vordert geen uitschrijving bij de huidige school in [plaats 2] en herinschrijving op de oude school. Bovendien is het de vraag of dat in het belang van [minderjarige 1 (voornaam)] zou zijn, omdat [minderjarige 1 (voornaam)] in [plaats 3] naar school ging en nu niet bekend is of de moeder weer in [plaats 3] komt te wonen. De kans is aanzienlijk dat [minderjarige 1 (voornaam)] , als hij weer terug naar zijn oude school zou gaan, daar op korte termijn opnieuw moet vertrekken. [minderjarige 1 (voornaam)] kan dus tot de terugverhuizing naar zijn huidige school in [plaats 2] blijven gaan.
De zorg voor de kinderen
4.16.
De voorzieningenrechter zal bepalen dat de moeder het halen en brengen van de kinderen op zich moet nemen tot zij is terugverhuisd, en de vorderingen van de vader over de toevertrouwing en de zorgregeling voor het overige afwijzen.
4.17.
De vader wil de zorgregeling die op 1 oktober 2024 door de rechtbank is vastgesteld wijzigen, omdat dat rustiger zou zijn voor de kinderen. Hij vraagt daarom te bepalen dat de kinderen ruim de helft van de week aan hem worden toevertrouwd. De voorzieningenrechter ziet geen reden om deze zorgregeling te wijzigen, met uitzondering van het halen en brengen. De afstand tussen de ouders is door de verhuizing van de moeder met de kinderen namelijk een stuk groter geworden. De voorzieningenrechter vindt het redelijk dat de moeder de consequenties hiervan voor haar rekening neemt. De vader kan, als hij het niet eens is met de op 1 oktober 2024 vastgestelde zorgregeling, hoger beroep instellen tegen die beslissing.
4.18.
De voorzieningenrechter maakt zich zorgen over de situatie van de kinderen en de ouders (op verschillende gebieden). Het is daarom positief dat de Raad voor de Kinderbescherming een beschermingsonderzoek gaat doen.
Proceskosten
4.19.
De voorzieningenrechter zal de proceskosten compenseren, omdat partijen elkaars ex-partners zijn.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.20.
De voorzieningenrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat wil zeggen dat de beslissing moet worden uitgevoerd, ook al wordt er hoger beroep ingesteld. De voorzieningenrechter vindt het onwenselijk als uitvoering van het vonnis wordt doorkruist door het aanwenden van een rechtsmiddel door één van partijen.
Hierna volgt de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
vernietigt het op 14 oktober 2024 tussen partijen uitgesproken verstekvonnis met zaaknummer C/16/581567 / KG ZA 24-476, en in zoverre opnieuw beslissende:
- wijst de vorderingen van de moeder af;
5.2.
gebiedt de moeder binnen drie maanden na betekening van dit vonnis terug te verhuizen naar een straal van 15 kilometer van de woning van de vader aan de [adres] in [plaats 1] , onder verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag dat zij na het aflopen van die termijn niet aan dit gebod voldoet, tot een maximum van € 5.000,- is bereikt;
5.3.
bepaalt dat de moeder het halen en brengen van de kinderen op zich moet nemen, tot zij is terugverhuisd;
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het anders of meer door de vader gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A.T. Engbers, voorzieningenrechter, in samenwerking met mr. M.J.W. Rietveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024.