ECLI:NL:RBMNE:2024:663

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
UTR 23/5518
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen besluit Uwv inzake Wajong uitkering

Op 13 februari 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had op 2 maart 2023 een beoordeling van haar arbeidsvermogen aangevraagd en verzocht om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Het Uwv heeft deze aanvraag op 15 juni 2023 afgewezen. Eiseres heeft vervolgens bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is door het Uwv op 31 oktober 2023 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat was ingediend.

Tijdens de zitting op 13 februari 2024 is eiseres niet verschenen, terwijl het Uwv vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na de zitting behandeld en uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat het bezwaarschrift binnen zes weken na de dagtekening van het besluit ingediend moest worden. De dagtekening van het besluit was 15 juni 2023, en de termijn voor het indienen van bezwaar eindigde op 27 juli 2023. Eiseres had haar bezwaarschrift echter pas op 6 augustus 2023 ingediend, wat te laat was.

Eiseres stelde dat zij op 25 juli 2023 al een bezwaarschrift had ingediend, maar de rechtbank kon geen bewijs vinden dat dit bezwaarschrift eerder was verzonden. De rechtbank concludeerde dat het risico van de verzending bij eiseres lag en dat er geen aanleiding was om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en werd eiseres geen proceskostenvergoeding of terugbetaling van het griffierecht toegekend. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier M.C.G. van Dijk.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5518
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: S. Besli),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(gemachtigde: mr. J.H. Swart).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het Uwv van 31 oktober 2023, waarin het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk is verklaard.
1.1.
Eiseres heeft op 2 maart 2023 een beoordeling arbeidsvermogen aangevraagd en verzocht om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Het Uwv heeft deze aanvraag met het besluit van 15 juni 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 31 oktober 2023 is het bezwaar van eiseres nietontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar te laat is ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit op 13 februari 2024 op zitting behandeld. Eiseres is niet verschenen. Het Uwv is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
1.3.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan en zijn partijen erop gewezen dat zij tegen deze uitspraak in hoger beroep kunnen op de manier zoals onder aan dit proces-verbaal beschreven.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Beoordeling door de rechtbank

2. Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag van de dagtekening van het besluit. [1] Als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop het besluit is verzonden, dan begint deze termijn op de dag na de dag van verzending. [2]
3. Vaststaat dat de dagtekening van de voor bezwaar vatbare beschikking 15 juni 2023 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 27 juli 2023. Het Uwv heeft het bezwaarschrift op 6 augustus 2023 ontvangen. Het bezwaarschrift is dus niet op tijd ingediend.
4. Het Uwv heeft aan eiseres gevraagd waarom zij te laat is met haar bezwaar. Eiseres stelt dat zij op 25 juli 2023 al een bezwaarschrift heeft ingediend, maar dat zij daarover niets heeft vernomen van het Uwv. Zij heeft daarom op 6 augustus 2023 nogmaals digitaal een bezwaarschrift ingediend. De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert geen aanleiding de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Niet is gebleken dat het Uwv eerder een bezwaarschrift van eiseres tegen de beslissing van 15 juni 2023 heeft ontvangen. Eiseres heeft ook geen stukken (zoals bijvoorbeeld een verzendbewijs) overgelegd waaruit blijkt dat zij eerder bezwaar heeft gemaakt. Het risico van de verzending van het bezwaarschrift ligt bij eiseres. Nu de verzending van het bezwaarschrift van 25 juli 2023 niet aannemelijk is gemaakt, gaat de rechtbank ervan uit dat pas op 6 augustus 2023 bezwaar is gemaakt. Dat betekent dat eiseres te laat bezwaar heeft gemaakt en het Uwv het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
5. Het beroep is gelet op voorgaande ongegrond. Eiseres krijgt dus geen gelijk. Zij krijgt daarom ook geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht niet terug.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2024 door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.G. van Dijk, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat in artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb.
2.Zie artikel 35 van de Awir.