ECLI:NL:RBMNE:2024:6627

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
16/311382-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door verdachte op echtgenote met keukenmes

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 december 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van moord op zijn echtgenote. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 november 2023 in Houten zijn echtgenote meermalen met een keukenmes heeft gestoken, wat leidde tot haar overlijden. De verdachte heeft tijdens de 112-melding expliciet verklaard dat hij zijn vrouw had doodgestoken. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht, gezien zijn psychische toestand, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft de impliciet primair ten laste gelegde moord niet bewezen geacht, maar wel de impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag. De rechtbank heeft daarbij de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden zwaar laten meewegen in de strafoplegging. De verdachte heeft een schizo-affectieve stoornis, wat invloed heeft gehad op zijn gedragskeuzes. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om een gevangenisstraf op te leggen, gevolgd, maar heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/311382-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1958 te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats 1] en ten tijde van de zitting verblijvende in [verblijfplaats 2] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 6 maart 2024 (pro forma), 31 mei 2024 (pro forma), 27 augustus 2024 (pro forma) en 22 november 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N. Schapendonk en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J. Zaim, advocaat te Utrecht, en zijn raadsvrouw, mr. L.J. Hommels, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
De nabestaanden van het slachtoffer [slachtoffer] worden bijgestaan door mr. P. van der Geest, advocaat te Utrecht.
De heren [A] en [B] hebben als nabestaanden gebruik gemaakt van het spreekrecht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
op 23 november 2023 in Houten opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door haar meermalen met een (keuken)mes te steken en/of te snijden in haar borst, bovenbuik en/of armen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om de zaak inhoudelijk te behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag. Voor voorbedachten rade (en daarmee de impliciet primair ten laste gelegde moord) ziet de officier van justitie onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Voor zover van belang worden de standpunten van de officier van justitie besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde, omdat er onvoldoende (overtuigend) bewijs is dat verdachte degene is geweest die het slachtoffer heeft gestoken.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat in ieder geval niet tot een bewezenverklaring van moord kan worden gekomen, omdat er geen bewijs is dat sprake is geweest van voorbedachten rade.
Voor zover van belang worden de standpunten van de verdediging besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal van bevindingen betreffende de 112-melding, voor zover inhoudende:
Op 23 november 2023 omstreeks 19:13 uur kwam er een 112-melding binnen. Ik, verbalisant, heb dit opgenomen gesprek letterlijk uitgewerkt.
MK: Politie, uit welke plaats belt u?
M: [plaats] . (..)
M: [straat] [nummer] .
MK: Oké, en wat is er aan de hand?
M: Ik heb mijn vrouw doodgestoken. [2] (..)
MK: Wat heb je gedaan?
M: Nou, ik heb mijn vrouw vermoord. (..)
MK: En waar is zij nu dan?
M: Ze ligt op bed. (..)
M: Mijn naam is [verdachte] . (..)
MK: heb je nu iets van wapens bij je?
M: Ja ik heb uh de keukenmes en daar heb ik het meegedaan. [3] (..)
M: Ik wil me ook doodsteken. (..) Ik heb mij al gestoken.
MK: Oké en waar heb je je gestoken?
M: In mijn borst en bij mijn vrouw ook. [4]
Een proces-verbaal van bevindingen ter plaatse, voor zover inhoudende:
Op 23 november 2023 om 19.17 uur kwamen wij ter plaatse op de [straat] [nummer] te [plaats] .
Ik zag in de slaapkamer twee personen op bed liggen. Ik zag dat de man diverse verwondingen had aan de bovenzijde van zijn buik. Ik zag dat de vrouw diverse verwondingen had ter hoogte van haar borst. [5]
Ik zag dat de man een keukenmes beet had in zijn hand en dat het gehele blad van het mes onder het bloed zat. Ik voelde geen hartslag bij de vrouw.
Ik hield samen met mijn collega de man aan op verdenking van doodslag/moord.
Verdachte: [verdachte] , [geboortedatum] 1958. [6]
Een proces-verbaal van bevindingen ter plaatse, voor zover inhoudende:
Op 23 november 2023 kwamen wij ter plaatse op de [straat] [nummer] te [plaats] .
Ik hoorde de man zeggen dat hij zijn medicatie niet had ingenomen en dat hij zijn vrouw
gisteren had neergestoken. [7]
Het definitieve sectierapport van het NFI, voor zover inhoudende:
Overledene
Naam: [slachtoffer] . [8]
Uitwendige schouwing:
  • Aan de borst links was één steekletsel
  • Aan het midden van de borst was één steekletsel
  • Aan de borst rechts was één steekletsel
  • Aan de borst links en de bovenbuik rechts waren in totaal drie steekletsels
  • Aan de rechteronderarm, linkerpink, linkerhandpalm en de voorzijde van de borst waren in totaal vier snijletsels. [9]
Interpretatie van de resultaten
Aan het lichaam waren 7 steekletsels en 4 snijletsels ontstaan door krachtinwerking met één of meerdere scherprandige voorwerpen (zoals een mes).
Bij één steekletsel aan de borst was er onder meer perforatie van de 4e tussenribruimte, de voorzijde van de linker 5e en 6e rib, het hartzakje, de rechter- hartkamer en het harttussenschot. Dit heeft geleid tot hartpompfunctiestoornissen op basis waarvan het overlijden volledig kan worden verklaard. [10]
De lengte van de steekletsels varieerde van circa 1,1 cm tot circa 4,2 cm. De diepte van het diepste steekkanaal was ten minste circa 6 cm, gemeten tot aan het bereiken van de buikholte.
De snijletsels aan de rechteronderarm en linkerhand kunnen qua locatie passen bij afweerletsel.
De wisselende oriëntatie van de steekletsel en de snijletsels zijn suggestief voor een dynamische context op het moment van toebrenging. De steekletsels bevinden zich op voor betrokkene toegankelijke plaatsen; het is derhalve mogelijk dat betrokkene (een deel van) de letsels zelf heeft toegebracht. Het gehele letselbeeld (met wisselende oriëntatie van de steekletsels, wisselende richting van de steekkanalen en aanwezigheid van afweerletsel) is beter passend bij toebrenging door derden.
De resultaten van het letseldateringsonderzoek van enkele bloeduitstortingen aan de armen waren passend bij een ouderdom van maximaal enkele minuten, wijzend op een ontstaan kort voor het overlijden. [11]
ConclusieBij forensisch pathologisch onderzoek op het lichaam van mevrouw [slachtoffer] wordt het overlijden verklaard door de gevolgen van één steekletsel aan borst. De overige 6 steekletsels en 4 snijletsels hebben geen substantiële bijdrage aan het overlijden geleverd. [12]
4.3.2
Bewijsoverwegingen
Betrokkenheid verdachte
De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het verdachte is geweest die zijn echtgenote [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer (voornaam)] ) met een mes heeft gestoken, ten gevolge waarvan zij is overleden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft in de avond van 23 november 2023 het noodnummer 112 gebeld en meerdere malen expliciet gezegd dat hij zijn vrouw had doodgestoken met een keukenmes en dat hij ook zichzelf zou gaan doodsteken. De politie ter plaatse treft verdachte vervolgens aan met een bebloed keukenmes in zijn handen, met wonden op zijn borst en naast hem ligt het lichaam van [slachtoffer (voornaam)] . [slachtoffer (voornaam)] heeft ook meerdere steekverwondingen, waaronder in haar borst. Op het mes wordt DNA van zowel verdachte als [slachtoffer (voornaam)] aangetroffen. Tegen de politie ter plaatse zegt verdachte nogmaals dat hij zijn vrouw heeft neergestoken.
Anders dan de verdediging hecht de rechtbank waarde aan deze eerste verklaringen van verdachte, omdat deze vlak na het incident en uit eigen beweging door verdachte zijn afgelegd. Verdachte heeft ook naderhand nog tegen de psychiater van het NIFP en tegen een reclasseringswerker uitlatingen gedaan waarmee hij - overeenkomstig zijn eerste uitlatingen - zijn betrokkenheid bij de doodslag op zijn vrouw lijkt te bevestigen.
Dat verdachte op verschillende momenten, zoals tijdens een van de politieverhoren en op de terechtzitting, heeft ontkend dat hij [slachtoffer (voornaam)] (bewust) heeft gestoken, acht de rechtbank gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, feiten en omstandigheden ongeloofwaardig. Ook de door de verdediging aangevoerde alternatieve scenario’s leiden niet tot een ander oordeel. De rechtbank acht deze scenario’s niet aannemelijk nu deze onvoldoende onderbouwd zijn, niet worden ondersteund door beschikbare bewijsmiddelen of worden weerlegd door de inhoud van de genoemde bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Het scenario dat [slachtoffer (voornaam)] zichzelf heeft gestoken past niet bij de uitlatingen van verdachte tijdens de 112-melding en tegenover de politie ter plaatse, maar bovenal niet bij het aangetroffen letsel. De patholoog heeft snijletsel aan de arm en hand van [slachtoffer (voornaam)] geconstateerd dat past bij afweerletsel. Ook zijn er blauwe plekken op de arm aangetroffen die kort voor het overlijden zijn ontstaan. De patholoog concludeert dat het algehele letselbeeld meer passend is bij toebrenging door een derde dan bij een zelfmoordscenario.
De rechtbank stelt vast dat het door de verdediging geschetste scenario dat iemand anders dan verdachte [slachtoffer (voornaam)] heeft gestoken niet feitelijk is onderbouwd. Het betreft enkel een speculatie over het daderschap van een ander dan de verdachte. De verdediging heeft ter onderbouwing voor dit scenario gewezen op een verklaring van een getuige die op 23 november 2023 omstreeks 19:20 uur een donker gekleed persoon zag rennen in de [straat] . Uit de gegevens van de pacemaker van [slachtoffer (voornaam)] is gebleken dat zij om 05.47 uur die ochtend al was overleden. Het enkele waarnemen van een donker gekleed persoon in de straat, meer dan een halve dag na het ten laste gelegde, biedt geen ondersteuning voor het scenario dat [slachtoffer (voornaam)] door een ander dan verdachte is gestoken. De rechtbank stelt vast dat het dossier ook voor het overige geen aanknopingspunten bevat dat iemand anders dan verdachte in de woning is geweest. Verdachte heeft bovendien ook zelf bij de politie verklaard dat alleen hij en [slachtoffer (voornaam)] aanwezig waren in de woning en op het keukenmes is uitsluitend DNA van verdachte en [slachtoffer (voornaam)] aangetroffen.
De rechtbank merkt op dat de door de verdediging geschetste alternatieve scenario’s bovendien niet passen bij het tijdsverloop tussen de dood van [slachtoffer (voornaam)] (05.47 uur) en het bellen door verdachte naar het noodnummer 112 (19.13 uur). Het is onbegrijpelijk dat verdachte in een van deze scenario’s meer dan 13 uur gewacht zou hebben alvorens hij 112 zou bellen. Verdachte heeft ter zitting niet kunnen verklaren waarom hij zo lang heeft gewacht met het bellen van 112, maar zegt dat hij in de tussentijd is gaan slapen.
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat het niet anders kan dan dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer (voornaam)] op 23 november 2023 heeft gestoken met een mes.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden, is of verdachte opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer (voornaam)] , en zo ja, of sprake is van voorbedachte raad (moord) of niet (doodslag).
Vrijspraak moord en bewezenverklaring doodslag
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte [slachtoffer (voornaam)] meermalen heeft gestoken met een keukenmes. Uit het letselrapport blijkt dat [slachtoffer (voornaam)] 7 steekwonden en 4 snijwonden heeft opgelopen in onder meer haar borstkas en buik. Met een van de steken werd het hart van [slachtoffer (voornaam)] geraakt. Door dat laatste steekletsel is [slachtoffer (voornaam)] overleden.
Uit de hoeveelheid van de steek- en snijwonden, de locatie van die verwondingen en de wijze waarop die verwondingen zijn toegebracht, leidt de rechtbank af dat verdachte willens en wetens heeft gehandeld met het doel om [slachtoffer (voornaam)] om het leven te brengen. De rechtbank komt daarmee in ieder geval tot een bewezenverklaring van de impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag.
Voor een bewezenverklaring van de impliciet primair ten laste gelegde moord moet komen vast te staan dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte rade. In dat geval moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit om [slachtoffer (voornaam)] te doden en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De rechtbank overweegt dat uit het onderzoek niet is gebleken wat is voorafgegaan aan het toebrengen van de steekwonden. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank dan ook van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om vast te stellen dat hiervan sprake is geweest. De rechtbank zal verdachte daarom partieel vrijspreken van de impliciet primair ten laste gelegde moord.
De rechtbank acht, gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen en al hetgeen hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 23 november 2023 te [plaats] [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] meermalen met een (keuken)mes in haar borst te steken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
doodslag.

7.STRAFBAARHEID

In het dossier bevindt zich een Pro Justitia-rapportage over (de persoon van) verdachte. Deze rapportage is opgemaakt door GZ-psycholoog [C] op 25 juli 2024 en door psychiater [E] op 5 augustus 2024. Door de deskundigen wordt geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een schizo affectieve stoornis die ook ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig was. Het wordt zeer aannemelijk geacht dat deze schizo affectieve stoornis ook de gedragskeuzes van verdachte beïnvloedde ten tijde van het ten laste gelegde.
De psychiater rapporteert dat in aanloop naar het ten laste gelegde sprake was van spanningen bij verdachte (en waarschijnlijk ook bij het slachtoffer), doordat de gezondheid van het slachtoffer achteruitging waardoor verdachte steeds meer moest mantelzorgen. Ook verdachte blijkt de nodige problemen te hebben met zijn gezondheid. De psychiater schrijft vervolgens dat verdachte vanuit zijn psychiatrische stoornis/chronische pathologie minder overzicht heeft waardoor hij complexe situaties minder goed kan overzien en ook minder zicht heeft op het effect van zijn gedrag op anderen. De spanningen kunnen dit mogelijk nog hebben versterkt.
Ook de psycholoog acht een verband tussen de ernstige psychische stoornis van verdachte en de bijzondere dynamiek van de partnerrelatie aanwezig. De specifieke omstandigheid waarbij verdachte de toenemende zorg voor zowel zichzelf als [slachtoffer (voornaam)] nauwelijks nog kon bolwerken en hij, naar het zich laat zien langzamerhand overbelast is geraakt, heeft er zeer waarschijnlijk toe geleid dat verdachte de consequenties van zijn handelen niet meer goed kon overzien. Dat hij niet eerder aan de bel heeft getrokken, lijkt ook mede het gevolg te zijn van zijn problematiek.
Gelet op het voorgaande adviseren beide deskundigen om het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte. Het Pro Justitia-rapport zal – voor zover relevant voor de oplegging van straf en/of maatregelen – verder worden besproken onder 8.3.
7.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is. Verdachte is gediagnosticeerd met een schizo affectieve stoornis en niet kan uitgesloten worden dat ook een psychose een rol heeft gespeeld bij het ten laste gelegde.
Daarnaast heeft de verdediging een beroep gedaan op psychische overmacht. Gelet op de psychische problematiek dient volgens de verdediging rekening gehouden te worden met het scenario dat verdachte door [slachtoffer (voornaam)] werd aangezet of gedwongen om het letsel bij haar toe te brengen. Verdachte kon vervolgens gezien zijn psyche geen weerstand bieden tegen de dwang die is toegepast door [slachtoffer (voornaam)] .
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde, in lijn met het advies van de deskundigen, verminderd aan verdachte toegerekend dient te worden.
Ten aanzien van het beroep op psychische overmacht heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het scenario niet wordt ondersteund door het dossier en het aangetroffen afweerletsel een contra-indicatie is voor dit scenario.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de bevindingen, conclusies en adviezen in de Pro Justitia-rapportage. De rechtbank is van mening dat de rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen en neemt de conclusies van deze deskundigen ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte over. De rechtbank ziet geen gronden om tot een andere conclusie te komen. Dit betekent dat het bewezen verklaarde feit verminderd aan verdachte zal worden toegerekend. De psychiater heeft weliswaar aangegeven dat niet helemaal is uit te sluiten dat ook sprake is geweest van manische en/of psychotische symptomen, die zorgden voor een verminderde realiteitstoetsing, maar er zijn op basis van de stukken ook geen directe aanwijzingen hiervoor. De rechtbank acht de enkele mogelijkheid onvoldoende voor het oordeel dat het feit in zijn geheel niet kan worden toegerekend aan verdachte.
Nu verdachte niet volledig ontoerekeningsvatbaar is, ziet de rechtbank geen aanleiding om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, zoals door de verdediging bepleit.
De rechtbank verwerpt ook het beroep op psychische overmacht. De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat ten tijde van het ten laste gelegde feit bij verdachte sprake is geweest van een van buiten komende drang, waardoor zij ook niet toekomt aan de bespreking of verdachte hier gezien zijn psyche redelijkerwijs geen weerstand tegen kon en hoefde te bieden.
Er is overigens ook geen andere omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte (volledig) uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van acht jaar, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de straftoemeting rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft baat bij behandeling van zijn psychische stoornis en het recidiverisico is nihil. Daarnaast is verdachte oud en mentaal en fysiek beperkt en acht de verdediging de kans groot dat een gevangenisstraf geen afschrikwekkende maar escalerende werking zal hebben.
De verdediging heeft daarom verzocht verdachte bij een bewezenverklaring geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, dan wel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het bewezenverklaarde
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag op zijn echtgenote, met wie hij al 30 jaar samen was. Verdachte heeft zijn echtgenote meerdere malen met een keukenmes in haar borst, buik en armen gestoken, waarbij één steek in de borst uiteindelijk fataal is geweest. Dit alles heeft plaatsgevonden in hun woning, waarin zij al vele jaren samenwoonden en wat bij uitstek een plek is waar [slachtoffer (voornaam)] zich veilig had moeten voelen. Verdachte heeft met zijn handelen het meest fundamentele recht van [slachtoffer (voornaam)] , namelijk het recht op leven, ontnomen. Zij is op een gewelddadige manier om het leven gebracht.
Verdachte heeft door zijn handelen onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van [slachtoffer (voornaam)] . Twee broers van [slachtoffer (voornaam)] hebben ter terechtzitting in hun spreekrechtverklaring verwoord wat de impact is geweest van het overlijden van [slachtoffer (voornaam)] .
Het is tot op heden onduidelijk gebleven wat het motief is geweest van verdachte en wat zich precies heeft afgespeeld voorafgaand aan het overlijden van [slachtoffer (voornaam)] , Ook is onduidelijk gebleven wat zich na haar overlijden heeft afgespeeld, nu er ruim 13 uur waren verstreken voordat verdachte 112 belde. Het feit dat er op deze vragen (nog steeds) geen antwoord kan worden gegeven, is met name voor de nabestaanden moeilijk verteerbaar.
Niet alleen de directe omgeving van het slachtoffer is opgeschrikt door deze gebeurtenis, ook de samenleving wordt geraakt door dit soort feiten die maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid veroorzaken. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft bij haar beslissing rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie (‘het strafblad’) van verdachte van 23 oktober 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Het strafblad van verdachte weegt dus niet in strafverminderende of strafvermeerderende zin mee.
Bij de bespreking van de (on)toerekeningsvatbaarheid onder 7 heeft de rechtbank aan de hand van de Pro Justitia-rapportage al omschreven dat verdachte een schizo affectieve stoornis heeft en dat door deze stoornis het bewezen verklaarde in een verminderde mate zal worden toegerekend aan verdachte.
In aanvulling op wat door de rechtbank onder 7 is overwogen, benoemt zij dat de deskundigen het risico op recidive (vanuit de stoornis) laag inschatten. De psychiater schrijft dat verdachte niet bekend is met agressie of met problemen in de impulscontrole en dat er veel situatieve factoren een rol speelden ten tijde van het ten laste gelegde feit. Tegelijkertijd zijn er ook beschermende factoren, waaronder de motivatie voor behandeling en medicatiegebruik.
Verdachte werd voor het ten laste gelegde ambulant behandeld bij [instelling] . De deskundigen adviseren een soortgelijke ambulante (outreachende) behandeling, waarbij van belang is dat verdachte zo snel mogelijk richting passende huisvesting wordt begeleid. Hierbij kan men denken aan een verzorgings- of verpleegtehuis voor psychiatrische patiënten. Geadviseerd wordt verdachte dit traject op te leggen in combinatie met een verplicht reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf. Er wordt geen noodzaak gezien voor behandeling in een forensische kliniek, vanwege het laag ingeschatte recidiverisico.
Ter terechtzitting heeft psycholoog [C] de bevindingen en conclusies uit het rapport bevestigd.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 1 november 2024, opgemaakt door reclasseringswerker [D] . De reclassering schrijft over de context dat uit dossieronderzoek en uit gesprekken met verdachte naar voren komt dat zowel [slachtoffer (voornaam)] als hij kampten met een schizo affectieve stoornis, maar dat er bij beiden eveneens sprake was van somatische problematiek en problematiek op sociaal maatschappelijke gebied. Hoewel er wel hulpverlening betrokken was (GGZ), was er geen praktische zorg voor de huishoudelijke taken en de dagelijkse zorg voor [slachtoffer (voornaam)] . Verdachte, zelf ook hulpbehoevend, was hiervoor verantwoordelijk en nam, zo goed en zo kwaad als het ging, deze taken op zich. Zoals ook in de Pro Justitia-rapportage vermeld, was er al enige tijd voorafgaand aan het ten laste gelegde sprake van overbelasting bij verdachte. Verdachte en [slachtoffer (voornaam)] hadden een afhankelijkheidsrelatie met elkaar en leidden een geïsoleerd leven waarbij sociale contacten bewust werden afgehouden.
Ook de reclassering schat het recidiverisico laag in. Er wordt mede daarom geen noodzaak gezien om bijzondere voorwaarden in het vonnis op te leggen. De reclassering adviseert om verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Gezien het ontbreken van een forensisch kader alsmede het gebrek aan concrete hulpvragen die verband houden met het terugdringen van het recidiverisico, ziet de reclassering geen toegevoegde waarde in het uitvoeren van een reclasseringstoezicht. Tijdens het re-integratieproces binnen detentie kan gezocht worden naar geschikte vervolghuisvesting in de vorm van een passende verpleeginstelling.
Voorts houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden zoals deze naar voren zijn gekomen tijdens de terechtzitting.
Strafoplegging
Vanwege de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige en onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank ziet hierin geen ruimte voor een (deels) voorwaardelijke straf.
Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf kijkt de rechtbank naar wat voor straffen doorgaans in soortgelijke zaken worden opgelegd. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de verminderde toerekenbaarheid van verdachte en de overige - hiervoor besproken - persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Alles afwegend, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden. Zij zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van acht jaar, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de in beslag genomen messen zal verbeurdverklaren en zal gelasten dat de telefoon en het t-shirt zal worden teruggeven aan verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de in beslag genomen messen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de in beslag genomen kleding en telefoon heeft de verdediging verzocht deze terug te geven aan verdachte.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de volgende in beslag genomen voorwerpen verbeurdverklaren, te weten:
- 1 STK Mes (Vleesmes, goednummer G3256899);
- 1 STK Mes (Vleesmes in koker, goednummer G3256900).
Met betrekking tot deze voorwerpen is het bewezen verklaarde feit begaan dan wel zijn het voorwerpen die tot het begaan van het misdrijf zijn bestemd.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- 1 STK telefoontoestel (G3256901);
- 1 STK shirt (G3256888).

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart de impliciet primair ten laste gelegde moord niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart de impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
8 (acht) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 1 STK Mes (Vleesmes, goednummer G3256899);
  • 1 STK Mes (Vleesmes in koker, goednummer G3256900);
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK telefoontoestel (G3256901);
  • 1 STK shirt (G3256888).
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter, mr. I. Jadib en mr. J.E.S. Dolmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.S.M. van Duinkerken, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 december 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 november 2023 te Houten, althans in Nederland, [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een (keuken)mes, althans een puntig voorwerp, in haar borst en/of bovenbuik en/of arm(en), althans in het lichaam te steken en/of te snijden;
( art 289 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 26 november 2023, genummerd 2023359980; het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 december 2023, genummerd 2023359980A; het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 maart 2024, genummerd 2023359980B, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 147 en het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 28 februari 2024, genummerd 0900-2023335980 Forensisch dossier, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 105 (hierna: FO-dossier). Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Alle opgenomen bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.
2.Pagina 64.
3.Pagina 65.
4.Pagina 66.
5.Pagina 31.
6.Pagina 32.
7.Pagina 40.
8.Een geschrift, te weten het definitieve sectierapport van het NFI, pagina 79 (FO-dossier).
9.Een geschrift, te weten het definitieve sectierapport van het NFI, pagina 81 (FO-dossier).
10.Een geschrift, te weten het definitieve sectierapport van het NFI, pagina 82 (FO-dossier).
11.Een geschrift, te weten het definitieve sectierapport van het NFI, pagina 83 (FO-dossier).
12.Een geschrift, te weten het definitieve sectierapport van het NFI, pagina 84 (FO-dossier).