4.3.1Bewijsmiddelen
Een proces-verbaal van bevindingen betreffende de 112-melding, voor zover inhoudende:
Op 23 november 2023 omstreeks 19:13 uur kwam er een 112-melding binnen. Ik, verbalisant, heb dit opgenomen gesprek letterlijk uitgewerkt.
MK: Politie, uit welke plaats belt u?
M: [plaats] . (..)
M: [straat] [nummer] .
MK: Oké, en wat is er aan de hand?
M: Ik heb mijn vrouw doodgestoken.(..)
MK: Wat heb je gedaan?
M: Nou, ik heb mijn vrouw vermoord. (..)
MK: En waar is zij nu dan?
M: Ze ligt op bed. (..)
M: Mijn naam is [verdachte] . (..)
MK: heb je nu iets van wapens bij je?
M: Ja ik heb uh de keukenmes en daar heb ik het meegedaan.(..)
M: Ik wil me ook doodsteken. (..) Ik heb mij al gestoken.
MK: Oké en waar heb je je gestoken?
M: In mijn borst en bij mijn vrouw ook.
Een proces-verbaal van bevindingen ter plaatse, voor zover inhoudende:
Op 23 november 2023 om 19.17 uur kwamen wij ter plaatse op de [straat] [nummer] te [plaats] .
Ik zag in de slaapkamer twee personen op bed liggen. Ik zag dat de man diverse verwondingen had aan de bovenzijde van zijn buik. Ik zag dat de vrouw diverse verwondingen had ter hoogte van haar borst.
Ik zag dat de man een keukenmes beet had in zijn hand en dat het gehele blad van het mes onder het bloed zat. Ik voelde geen hartslag bij de vrouw.
Ik hield samen met mijn collega de man aan op verdenking van doodslag/moord.
Verdachte: [verdachte] , [geboortedatum] 1958.
Een proces-verbaal van bevindingen ter plaatse, voor zover inhoudende:
Op 23 november 2023 kwamen wij ter plaatse op de [straat] [nummer] te [plaats] .
Ik hoorde de man zeggen dat hij zijn medicatie niet had ingenomen en dat hij zijn vrouw
gisteren had neergestoken.
Het definitieve sectierapport van het NFI, voor zover inhoudende:
Overledene
Naam: [slachtoffer] .
Aan de borst links was één steekletsel
Aan het midden van de borst was één steekletsel
Aan de borst rechts was één steekletsel
Aan de borst links en de bovenbuik rechts waren in totaal drie steekletsels
Aan de rechteronderarm, linkerpink, linkerhandpalm en de voorzijde van de borst waren in totaal vier snijletsels.
Interpretatie van de resultaten
Aan het lichaam waren 7 steekletsels en 4 snijletsels ontstaan door krachtinwerking met één of meerdere scherprandige voorwerpen (zoals een mes).
Bij één steekletsel aan de borst was er onder meer perforatie van de 4e tussenribruimte, de voorzijde van de linker 5e en 6e rib, het hartzakje, de rechter- hartkamer en het harttussenschot. Dit heeft geleid tot hartpompfunctiestoornissen op basis waarvan het overlijden volledig kan worden verklaard.
De lengte van de steekletsels varieerde van circa 1,1 cm tot circa 4,2 cm. De diepte van het diepste steekkanaal was ten minste circa 6 cm, gemeten tot aan het bereiken van de buikholte.
De snijletsels aan de rechteronderarm en linkerhand kunnen qua locatie passen bij afweerletsel.
De wisselende oriëntatie van de steekletsel en de snijletsels zijn suggestief voor een dynamische context op het moment van toebrenging. De steekletsels bevinden zich op voor betrokkene toegankelijke plaatsen; het is derhalve mogelijk dat betrokkene (een deel van) de letsels zelf heeft toegebracht. Het gehele letselbeeld (met wisselende oriëntatie van de steekletsels, wisselende richting van de steekkanalen en aanwezigheid van afweerletsel) is beter passend bij toebrenging door derden.
De resultaten van het letseldateringsonderzoek van enkele bloeduitstortingen aan de armen waren passend bij een ouderdom van maximaal enkele minuten, wijzend op een ontstaan kort voor het overlijden.
ConclusieBij forensisch pathologisch onderzoek op het lichaam van mevrouw [slachtoffer] wordt het overlijden verklaard door de gevolgen van één steekletsel aan borst. De overige 6 steekletsels en 4 snijletsels hebben geen substantiële bijdrage aan het overlijden geleverd.
4.3.2Bewijsoverwegingen
Betrokkenheid verdachte
De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het verdachte is geweest die zijn echtgenote [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer (voornaam)] ) met een mes heeft gestoken, ten gevolge waarvan zij is overleden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft in de avond van 23 november 2023 het noodnummer 112 gebeld en meerdere malen expliciet gezegd dat hij zijn vrouw had doodgestoken met een keukenmes en dat hij ook zichzelf zou gaan doodsteken. De politie ter plaatse treft verdachte vervolgens aan met een bebloed keukenmes in zijn handen, met wonden op zijn borst en naast hem ligt het lichaam van [slachtoffer (voornaam)] . [slachtoffer (voornaam)] heeft ook meerdere steekverwondingen, waaronder in haar borst. Op het mes wordt DNA van zowel verdachte als [slachtoffer (voornaam)] aangetroffen. Tegen de politie ter plaatse zegt verdachte nogmaals dat hij zijn vrouw heeft neergestoken.
Anders dan de verdediging hecht de rechtbank waarde aan deze eerste verklaringen van verdachte, omdat deze vlak na het incident en uit eigen beweging door verdachte zijn afgelegd. Verdachte heeft ook naderhand nog tegen de psychiater van het NIFP en tegen een reclasseringswerker uitlatingen gedaan waarmee hij - overeenkomstig zijn eerste uitlatingen - zijn betrokkenheid bij de doodslag op zijn vrouw lijkt te bevestigen.
Dat verdachte op verschillende momenten, zoals tijdens een van de politieverhoren en op de terechtzitting, heeft ontkend dat hij [slachtoffer (voornaam)] (bewust) heeft gestoken, acht de rechtbank gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, feiten en omstandigheden ongeloofwaardig. Ook de door de verdediging aangevoerde alternatieve scenario’s leiden niet tot een ander oordeel. De rechtbank acht deze scenario’s niet aannemelijk nu deze onvoldoende onderbouwd zijn, niet worden ondersteund door beschikbare bewijsmiddelen of worden weerlegd door de inhoud van de genoemde bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Het scenario dat [slachtoffer (voornaam)] zichzelf heeft gestoken past niet bij de uitlatingen van verdachte tijdens de 112-melding en tegenover de politie ter plaatse, maar bovenal niet bij het aangetroffen letsel. De patholoog heeft snijletsel aan de arm en hand van [slachtoffer (voornaam)] geconstateerd dat past bij afweerletsel. Ook zijn er blauwe plekken op de arm aangetroffen die kort voor het overlijden zijn ontstaan. De patholoog concludeert dat het algehele letselbeeld meer passend is bij toebrenging door een derde dan bij een zelfmoordscenario.
De rechtbank stelt vast dat het door de verdediging geschetste scenario dat iemand anders dan verdachte [slachtoffer (voornaam)] heeft gestoken niet feitelijk is onderbouwd. Het betreft enkel een speculatie over het daderschap van een ander dan de verdachte. De verdediging heeft ter onderbouwing voor dit scenario gewezen op een verklaring van een getuige die op 23 november 2023 omstreeks 19:20 uur een donker gekleed persoon zag rennen in de [straat] . Uit de gegevens van de pacemaker van [slachtoffer (voornaam)] is gebleken dat zij om 05.47 uur die ochtend al was overleden. Het enkele waarnemen van een donker gekleed persoon in de straat, meer dan een halve dag na het ten laste gelegde, biedt geen ondersteuning voor het scenario dat [slachtoffer (voornaam)] door een ander dan verdachte is gestoken. De rechtbank stelt vast dat het dossier ook voor het overige geen aanknopingspunten bevat dat iemand anders dan verdachte in de woning is geweest. Verdachte heeft bovendien ook zelf bij de politie verklaard dat alleen hij en [slachtoffer (voornaam)] aanwezig waren in de woning en op het keukenmes is uitsluitend DNA van verdachte en [slachtoffer (voornaam)] aangetroffen.
De rechtbank merkt op dat de door de verdediging geschetste alternatieve scenario’s bovendien niet passen bij het tijdsverloop tussen de dood van [slachtoffer (voornaam)] (05.47 uur) en het bellen door verdachte naar het noodnummer 112 (19.13 uur). Het is onbegrijpelijk dat verdachte in een van deze scenario’s meer dan 13 uur gewacht zou hebben alvorens hij 112 zou bellen. Verdachte heeft ter zitting niet kunnen verklaren waarom hij zo lang heeft gewacht met het bellen van 112, maar zegt dat hij in de tussentijd is gaan slapen.
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat het niet anders kan dan dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer (voornaam)] op 23 november 2023 heeft gestoken met een mes.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden, is of verdachte opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer (voornaam)] , en zo ja, of sprake is van voorbedachte raad (moord) of niet (doodslag).
Vrijspraak moord en bewezenverklaring doodslag
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte [slachtoffer (voornaam)] meermalen heeft gestoken met een keukenmes. Uit het letselrapport blijkt dat [slachtoffer (voornaam)] 7 steekwonden en 4 snijwonden heeft opgelopen in onder meer haar borstkas en buik. Met een van de steken werd het hart van [slachtoffer (voornaam)] geraakt. Door dat laatste steekletsel is [slachtoffer (voornaam)] overleden.
Uit de hoeveelheid van de steek- en snijwonden, de locatie van die verwondingen en de wijze waarop die verwondingen zijn toegebracht, leidt de rechtbank af dat verdachte willens en wetens heeft gehandeld met het doel om [slachtoffer (voornaam)] om het leven te brengen. De rechtbank komt daarmee in ieder geval tot een bewezenverklaring van de impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag.
Voor een bewezenverklaring van de impliciet primair ten laste gelegde moord moet komen vast te staan dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte rade. In dat geval moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit om [slachtoffer (voornaam)] te doden en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De rechtbank overweegt dat uit het onderzoek niet is gebleken wat is voorafgegaan aan het toebrengen van de steekwonden. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank dan ook van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om vast te stellen dat hiervan sprake is geweest. De rechtbank zal verdachte daarom partieel vrijspreken van de impliciet primair ten laste gelegde moord.
De rechtbank acht, gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen en al hetgeen hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag.