4.3Het oordeel van de rechtbank
Op basis van de redengevende feiten en omstandigheden die in de hieronder opgenomen bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair ten laste gelegde, in die zin dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan [slachtoffer 1] zodanig letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. De rechtbank merkt het rijgedrag van verdachte aan als roekeloos, zodat sprake is van de zwaarste vorm van schuld. Dat betekent dat de rechtbank een zwaardere vorm van schuld bewezen acht dan de officier van justitie en de raadsman. Daarnaast acht de rechtbank het onder 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
Een proces-verbaal van aanrijding misdrijf, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Betrokken voertuig 1: personenauto Hyundai [kenteken]
Bestuurder: [slachtoffer 1]
Betrokken voertuig 2: personenauto Lynk&Co [kenteken]Bestuurder: [verdachte]
Bij controle bij het Rijbewijsregister bleek de bestuurder niet bevoegd te zijn een motorrijtuig te besturen. Bij deze controle bleek mij het volgende: aan de bestuurder was nooit een rijbewijs afgegeven voor de categorie motorrijtuigen waartoe het door de bestuurder bestuurde voertuig behoorde.
Bij het ongeval hebben onderstaande personen letsel opgelopen:
Achternaam: [slachtoffer 1]
Voornamen: [voornamen]
Achternaam: [slachtoffer 2]
Voornamen: [voornamen]
Een proces-verbaal forensisch onderzoek verkeer, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op zondag 25 juni 2023, omstreeks 13:10 uur vond er een verkeersongeval plaats op Rijksweg A1 links te Muiden tussen 2 voertuigen, een Lynk&Co en een Hyundai. De bestuurder van de Lynk&Co reed op rijstrook 1 van Rijksweg Al links komende uit de richting van Hilversum en gaande in de richting van Amsterdam. De bestuurder van de Hyundai reed op rijstrook 2 in dezelfde richting als de Lynk&Co. Op enig moment verloor de bestuurder van de Lynk&Co de controle over zijn voertuig en botst met de rechtervoorzijde tegen de linkerachterzijde van de Hyundai.
Als gevolg van dit verkeersongeval zijn alle inzittenden c.q. betrokkenen naar een ziekenhuis overgebracht.
Wij zagen het volgende:
- de A1 te Muiden in de richting van Amsterdam was voor het openbaar verkeer opengesteld;
- de maximumsnelheid bedroeg ter plaatse 100 km/u als gevolg van artikel 62 jo. Verkeersborg A1 van bijlage 1 van het RVV 1990.
Een proces-verbaal rijden onder invloed, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op zondag 25 juni 2023 heeft de arts, [arts] in aanwezigheid van mij de verdachte bloed afgenomen conform Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer.
Tevens heb ik het opdrachtformulier Toxicologisch onderzoek voorzien van een genummerde en op naam gestelde SIN-sticker "Analyse" met het nummer TACA9018NL.
Een rapport alcohol en drugs in het verkeer, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Resultaten onderzoek in bloed van [verdachte]
Cocaïne eindresultaat in bloed met TACA9018NL: 18 microgram per liter
Cocaïne grenswaarde indien in combinatie gebruikt: 10 microgram per liter
GHB eindresultaat in bloed met TACA9018NL: 78 mililiter per liter
GHB grenswaarde indien in combinatie gebruikt: 5 mililiter per liter
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 november 2024:
Ik ben die dag in de auto van mijn vriendin, de Lynk&Co, gestapt en ben gaan rijden, terwijl ik onder invloed was van GHB. Ik ben niet in het bezit van een rijbewijs.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik reed rond 13:00 uur met mijn paardentrailer over de A1 in de richting van Amsterdam. Ik reed net voor de tunnel ter hoogte van Muiden op de meest rechterbaan van de rijstrook, nabij de vluchtstrook. Ik denk dat ik rond de 90 kilometer reed. Ik zag vervolgens dat ik links werd ingehaald door een voertuig, het viel mij direct op dat dit voertuig sneller dan mij reed. Ik denk rond de 130 kilometer. Gezien de snelheid van het voertuig had ik direct een slecht gevoel en kort nadat het voertuig mij passeerde, vanaf rijstrook 1 stuurde deze uit het niets plots naar rechts richting de vluchtstrook, dus op mijn rijstrook. Op dat moment reden er twee voertuig voor mij. Ik zag dat het donkerkleurig voertuig in botsing kwam tegen de linkerachterzijde van het voertuig, welke als tweede voor mij reed.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op zondag 25 juni 2023 omstreeks 13:00 uur reed ik met mijn partner op de A1 richting Muiden. Mijn partner reed en ik was passagier. Ik zag een zwarte auto, waarvan ik nu weet dat het een Lynk en co is, ons voorbij komen. De zwarte auto viel mij op nadat hij ons gepasseerd was omdat hij erg aan het slingeren was. Mijn partner heeft afstand genomen van de auto omdat hij niet in zijn eigen rijbaan bleef rijden en steeds slingerde richting de vangrail en een andere rijstrook. Ik zag dat hij steeds vol gas richting een voorganger reed en als hij er bij was heel hard ging remmen. Hij ging vol in de ankers zeg maar. Het werd steeds erger, de slingers werden steeds groter en toen hebben ik en mijn partner besloten om 112 te bellen. Het leek wel of de bestuurder van de zwarte auto onder invloed was. Tijdens dit gesprek ging de zwarte auto helemaal richting de vangrail. Inmiddels was de snelweg van vijfbaans naar driebaans gegaan. De zwarte auto reed op de baan het dichts bij de vangrail. Hier reden wij ook op. Hij raakte de vangrail net niet het scheelde echt een haartje. Daarna zag ik dat het zwarte voertuig plotseling naar rechts ging. Één ( 1) auto reed voor de zwarte auto, voor die ene auto reed nog een auto en naast de zwarte auto reed ook een auto. Naast de auto die voor het zwarte voertuig reed, reed rechts ook een auto. Ze reden zogezegd even in een vierkantje. Het leek alsof de zwarte auto tussen de auto's door wilde. Ik vond het een raar besluit omdat het absoluut niet zou passen. Ik zag dat de zwarte auto met zijn rechtervoorkant de auto die rechts van de auto die voor hem reed raakte.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op zondag 25 juni 2023, omstreeks 13:00 uur, reed ik als bestuurder in mijn personenauto over de A1. Ik reed ongeveer 105 kilometer per uur. Ik reed in de richting van Amsterdam en ter hoogte van Muiderberg. Op dat moment zag ik een zwarte personenauto van het merk "Lynk & Co" over de A1 rijden. Ik zag dat de genoemde zwarte auto, met een snelheid van ook ongeveer 105 kilometer per uur voor mij reed. Ik zag wel dat de zwarte auto onnodig links reed over de inhaalstrook. Dit omdat deze zwarte auto, op dat moment, niemand inhaalde. Ik zag ook dat de zwarte auto over de linker rijbaan bijna tegen de vangrail reed. Ik zag hierop dat de zwarte auto moest remmen voor twee voorrijdende auto's. Ik zag ook dat de zwarte auto meer slingerend ging rijden over de verschillende vluchtstroken. Hierop vroeg ik mijn vrouw of zij 112 wilde bellen. Wij hadden het idee dat de man van iets onder invloed was gezien zijn rijstijl. Hierop zag ik dat de zwarte auto achter twee auto's drukte die voor hem reden. Hierop zag ik dat de bestuurder van de zwarte auto naar rechts stuurde en achterop een voorrijdende personenauto reed waarvan ik de kleur en het merk niet gezien heb.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik reed rond 13:00 uur over de A1 in de richting van Amsterdam. Wij reden net voor de tunnel ter hoogte van Muiden op de middelste rijstrook. Mijn vriendin reed en ik zat als bijrijder er naast. Ik gok dat wij rond de 100 kilometer per uur reden. Ik zag dat wij links werden ingehaald door een voertuig, het viel mij op dat dit voertuig ver boven de toegestane snelheid reed. Het was een donkerkleurig voertuig van het merk LYNCK & CO. Ik zei nog tegen mijn vriendin dat het niet goed kon gaan gezien de snelheid, vrijwel direct daarna zag ik dat het voertuig vanaf rijstrook 1 heel hard, zonder richting aan te geven, naar rechts instuurde in de richting van rijstrook 3/vluchtstrook. Ik zag dat de LYNC & CO in contact kwam met een groenkleurig voertuig en dat de LYNC & CO vervolgens tegen de zijwand van de tunnel aan reed en over de kop sloeg.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ging in de richting van Amsterdam. Ik reed door de tunnel links op de Al. Ik zag een zwarte auto in mijn binnenspiegel aankomen rijden. Ik reed op de derde rijbaan en ik zag dat de zwarte auto mij rechts in haalde. Ik denk dat de auto 120 kilometer per uur reed. Ik zag dat de zwarte auto een andere auto met kenteken [kenteken] van achter raakte.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[getuige 6] vertelde mij, kort en bondig dat zij:
- naast [A] in de auto zat en dat zij reden op rijstrook 2 van de A1 richting Amsterdam.
- plotseling een grote zwarte of donkere auto achter zich zagen opdoemen.
- zag dat [A] nog maar net naar rechts kon uitwijken om een aanrijding met de donkere auto te voorkomen.
- zag dat de donkere hun links, op rijstrook 1 met hoge snelheid passeerde.
- zag dat de donkere auto tussen twee auto's door wou rijden die op rijstrook 2 en 3 reden.
- zag dat de donkere auto de linker van de twee auto's hierbij raakte en hierdoor over de kop vloog.
Medische verklaring betreffende [slachtoffer 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Betreft: [slachtoffer 1] , [1974]
Anamnese
Voornamelijk pijn rechts thoracaal, sternum en rechter pols.
Secundary survey
Hoofd/hals: hematoom li frontaal
Thorax: drukpijn re thoraxhelft
Beleid
Met ontslag naar huis
Recept oxynorm mee
Een proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Hoelang heb je in totaal niet kunnen werken?
A: 25 juni 2023 was het ongeluk gebeurd. En twee oktober 2023 ben ik weer begonnen met werken. Dus ik heb ruim drie maanden thuis gezeten.
V: Hoelang kon je gedeeltelijk werken?
A: Vanaf 2 oktober 2023 ben ik begonnen. Met twee cliënten per week. 25 oktober 2023 had ik mijn derde cliënt. En 21 november 2023 mijn vierde. 13 december 2023 mijn vijfde cliënt. en 8 januari 2024 mijn zesde en vandaag mijn 7e cliënt. Ik heb een contract van 30 uur. En op dit moment werk ik 16 uur per week.
V: Waar heb je nu op dit moment nog last van?
A: van mijn knie, mijn pols en dat ligt eraan wat voor handeling ik doe. Mijn ribbenkast en borstbeen en mijn rug.
V: Wanneer ben je veel volledig inzetbaar voor 30 uur per week bij je werk?
A: Ik heb contact met de bedrijfsarts. Hij zei dat hij niet echt een plan kan maken. Zodra ik denk dat het mij weer lukt kan ik in goed overleg met mijn bedrijfsarts en mijn werk aangeven dat ik er weer een cliënt er bij doe.
Een proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik voelde wel heel veel pijn in mijn nek. De pijn is was onbeschrijfelijk. Echt ondragelijk. Ik hoorde iemand zeggen dat er twee ribben waren gebroken. En dat er een haarscheurtje in mijn borstbeen zat. Ik weet wel dat ik twee dagen in het ziekenhuis lag en een nekbrace moest dragen. In totaal ben ik vijf weken bij mijn broertje geweest en die heeft voor mij gezorgd. Zeker de eerste drie weken heb ik niks kunnen doen. Ik kon niet voor mijn dochter zorgen.
Medische verklaring betreffende [slachtoffer 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Betreft: [slachtoffer 2] , [1976]
Anamnese
Patiente was betrokken bij een auto-ongeval waarbij ze de volgende letsels opliep:
- Costa 8 en 9 fractuur rechts met kleine pneumothorax
- Mogelijk sternumfractuur
Beloop
Het beloop was ongecompliceerd. De letsels werden conservatief behandeld. Rontgencontrole van de thorax toonde geen pneumothorax meer. Patiente dient vrij te mobiliseren en kon in goede klinische conditie naar huis worden ontslagen.
Samenvatting
Hoofddiagnose: ribfracturen, pneumothorax, mogelijk sternumfractuur.
Therapie: fysiotherapie, pijnstilling.
Complicaties: geen.
Ontslag naar: huis.
Nazorginstantie: polikliniek [ziekenhuis] .
Medische verklaring betreffende [slachtoffer 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
4-08-23 haarscheur in sternum, twee gebroken ribben, nek geeft nog veel klachten.
Een schriftelijk bescheid betreffende de slotovereenkomst mediation in strafzaken
15 november 2024, [slachtoffer 2] zegt dat ze nog dagelijks pijn heeft aan haar nek. Vanwege de bijwerkingen is ze pijnstillers aan het afbouwen en zal ze moeten leren leven met de pijn.
Een proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Hoelang heb je in totaal niet kunnen werken?
A: Ik doe vrijwilligerswerk als overblijfmoeder bij mijn dochter op de basisschool. Na het ongeval had mijn dochter nog twee weken school en daarna was het zomervakantie. In die twee weken voor de zomervakantie kon ik helemaal niet werken. Daarna was het zes weken zomervakantie waardoor ik kon rusten. Na deze zes weken zomervakantie kon ik rustig aan weer beginnen met werken. Ik werk normaal op maandag, dinsdag en donderdag, maar ik was nog niet helemaal fit. Dus na die zes weken vakantie werkte ik in eerste instantie alleen op maandag en donderdag. Drie dagen werken kon ik lichamelijk nog niet aan. Mijn werkdagen bestaan uit 1,5 uur per dag.
V: Hoelang kon je gedeeltelijk werken?
A: Ik heb ongeveer 1,5 maand maar twee dagen in de week gewerkt. Daarna kon ik weer drie dagen werken. Al de werkdagen heb ik wel gewoon 1,5 uur gewerkt.
V: Hoe ging je om met het herstel na het ongeval?
A: De impact van het ongeluk op mij is groot geweest, ik slik sinds het ongeluk oxycodon, 10 milligram, twee keer per dag en dat is dan langwerkend. Deze medicatie maakt mij versuft en warrig in mijn hoofd. Daarnaast slaap ik slecht door mijn nekklachten die ik sinds het ongeluk heb. Overdag ben ik minder fit door de pijn in mijn nek en de medicatie.
Vrijdag 2 februari heb ik een afspraak bij de pijnpoli in het [ziekenhuis] te Leiden. Ik hoop dat zij mij hier andere medicatie kunnen aanbieden en mij kunnen voorzien van tips over hoe ik moet omgaan met mijn nekklachten.
Voor mijn nekklachten loop ik nog steeds bij de fysiotherapeut. Bij deze therapeut zit ook een ontspanningstherapeut die mij help ontspannen, waardoor de klachten iets minder worden.
V: Heb je nu op dit moment nog last van?
A: Ik heb sinds het ongeluk onverminderd last van mijn nek, dit is 24 uur per dag, 7 dagen in de week een zeurende/bonkende pijn. Ook heb ik bij bepaalde inspanningen zoals: stofzuigen, opruimen of mijn autogordel omdoen last van mijn borstbeen. Ik voel dan een soort drukkende/zeurende pijn alsof er continu iets tegen mijn borst word aangedrukt.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 primair
Causaliteit
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van het primair ten laste gelegde artikel 6 WVW, is het allereerst vereist dat er een causaal verband bestaat tussen gedragingen van verdachte en het ongeval. Daarbij gaat het om de vraag of het verkeersongeval redelijkerwijs als gevolg aan verdachte is toe te rekenen. Dat is het geval.
De rechtbank stelt daartoe op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte reed op 25 juni 2023, terwijl hij niet in het bezit was een rijbewijs, in de auto van zijn vriendin over de A1 ter hoogte van Muiden. Verdachte was op dat moment onder invloed van cocaïne en GHB, waarbij sprake was van 18 microgram cocaïne per liter bloed en 78 milliliter GHB per liter bloed. Deze hoeveelheden cocaïne en GHB liggen ver boven de toegestane grenswaarden bij combinatiegebruik, waarbij het bij de cocaïne gaat om bijna een verdubbeling en bij de GHB zelfs om vijftien maal de toegestane hoeveelheid. Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij inderdaad GHB had gebruikt, maar dat het niet kan dat hij cocaïne in zijn bloed had. Dat verweer wordt echter door de bewijsmiddelen weerlegd.
Naast het feit dat verdachte fors onder invloed was van GHB en cocaïne, reed hij ook harder dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 100 km/u. Hoewel de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen hoe hard verdachte precies heeft gereden, stelt de rechtbank op basis van de getuigenverklaringen in het dossier vast dat verdachte in elk geval harder heeft gereden dan ter plaatse was toegestaan. Meerdere getuigen hebben verdachte immers zien rijden en hebben verklaard dat hij fors harder reed dan de aldaar toegestane 100 km/u. De rechtbank stelt op grond van de getuigenverklaringen eveneens vast dat verdachte over de weg slingerde, onnodig links reed en zijn snelheid meerdere malen plotseling verhoogde en verminderde. De rechtbank verwijst hierbij in het bijzonder naar de verklaring van getuige [getuige 2] , die verklaart dat hij en zijn vrouw het rijgedrag van verdachte dermate verontrustend vonden dat zij, alvorens het ongeluk had plaatsgevonden, besloten om 112 te bellen. Even later verloor verdachte inderdaad de controle over zijn voertuig en kwam hij in botsing met de personenauto van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
De rechtbank concludeert op grond van bovenstaande dat het verkeersongeval is veroorzaakt door de gedragingen van verdachte en dat het verkeersongeval redelijkerwijs als gevolg van zijn handelen aan hem kan worden toegerekend.
De mate van schuld
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van een overtreding in de zin van artikel 6 WVW, is in de tweede plaats vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte is te wijten. In het algemeen geldt dat onder 'schuld' als delictsbestanddeel een grove of aanmerkelijke schuld wordt verstaan die bestaat in verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Of daarvan sprake is, wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd, en is verder afhankelijk van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het komt er daarbij op aan of de verdachte tekortschoot in vergelijking met een gemiddelde andere persoon in vergelijkbare omstandigheden en met een vergelijkbare hoedanigheid.
Bij de vaststelling van de mate waarin verdachte schuld heeft aan het ongeval, wordt onderscheid gemaakt tussen aanmerkelijk onvoorzichtig/onoplettend, zeer onvoorzichtig/onoplettend en roekeloos rijgedrag.
Roekeloosheid
Onder roekeloosheid als zwaarste schuldvorm moet worden verstaan een buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte waardoor een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, terwijl de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn.
Ter terechtzitting is door procespartijen bepleit dat de schuld van verdachte moet worden aangemerkt als aanmerkelijk onvoorzichtig/onoplettend en dat geen sprake is geweest van roekeloos rijgedrag. De rechtbank oordeelt echter anders. De rechtbank verwijst daartoe naar de “Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten” (Stb. 2019, 413) die sinds 1 januari 2020 is in werking getreden. Daarbij heeft de werkgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen uitbreiden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. De rechtbank begrijpt deze bepaling zo, dat zij moet beoordelen of het gedrag van verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee in roekeloosheid.
Artikel 5a lid 1 WVW 1994 beschrijft – niet uitputtend – een reeks gedragingen. Als de verdachte, door een of meer van dergelijke gedragingen te verrichten, opzettelijk zich zodanig in het verkeer gedraagt dat de verkeersregels in ernstige mate worden geschonden, kan dat gedrag als roekeloos worden aangemerkt als daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. Bij het bewijs van het opzettelijk in ernstige mate overtreden van de verkeersregels komt het onder meer aan op de feiten en omstandigheden die zicht bieden op “de algehele instelling van de verdachte waar het in het concrete geval zijn deelname aan het verkeer betreft”.
Voor de beantwoording van de vraag of bewezen kan worden dat verdachte artikel 5a WVW heeft overtreden moet aldus worden beoordeeld of 1) verdachte de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, 2) hij dat opzettelijk heeft gedaan, en 3) daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
1) Ernstige schending van de verkeersregels
De rechtbank heeft op grond van de bewijsmiddelen vastgesteld dat verdachte onder invloed van GHB en cocaïne heeft gereden, de maximumsnelheid ter plaatse heeft overschreden en gevaarlijk heeft ingehaald. Overschrijding van de maximumsnelheid is in artikel 5a, lid 1, onder g WVW aangemerkt als gedraging die als schending van de verkeersregels kan worden aangemerkt. Gevaarlijk inhalen kan ingevolge artikel 5a, lid 1, onder b WVW eveneens worden aangemerkt als een schending van de verkeersregels. Uit lid 2 van artikel 5a WVW volgt voorts dat mede in aanmerking wordt genomen de mate waarin verdachte onder invloed van verdovende middelen verkeerde. Daarbij komt dat verdachte onnodig links reed, slingerede en niet over een rijbewijs beschikte. Deze gedragingen kunnen naar het oordeel van de rechtbank als een samenstel van overtredingen van verkeersregels worden aangemerkt, zoals bedoeld in artikel 5a WVW.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte deze verkeersregels ook in ernstige mate geschonden. Bij die beoordeling acht de rechtbank in de eerste plaats relevant dat in het bloed van verdachte bijna tweemaal de toegestane hoeveelheid cocaïne en vijftien keer de toegestane hoeveelheid GHB (bij combinatiegebruik) is aangetroffen. Hoewel de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen hoe hard verdachte precies heeft gereden, stelt zij op basis van de getuigenverklaringen vast dat verdachte vlak voor het ongeval in elk geval tussen de 105-140 km/u reed en dat hij meerdere auto’s gevaarlijk heeft ingehaald. Daarnaast betrekt de rechtbank bij deze overweging dat getuigen [getuige 2] en [getuige 2] hebben verklaard al 112 te hebben gebeld voordat het ongeluk plaatsvond. De rechtbank leidt mede daaruit af dat het rijgedrag van verdachte bijzonder gevaarlijk was.
Met deze combinatie van gedragingen heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank zonder meer de verkeersregels in ernstige mate geschonden.
2) Opzettelijk
Het opzet van verdachte moet zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat het rijden met een te hoge snelheid, het gevaarlijk inhalen en het rijden na combinatiegebruik van een dergelijke hoeveelheid GHB en cocaïne, niet anders dan opzettelijk kan worden gedaan. Deze gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm bovendien niet anders worden uitgelegd dan dat verdachte daarmee te verkeersregels opzettelijk heeft geschonden.
3) Gevaar te duchten
Voor het vaststellen dat er levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. In zijn algemeenheid acht te rechtbank het zonder meer voorzienbaar dat een zeer gevaarlijke situatie ontstaat door het vertonen van het hiervoor beschreven verkeersgedrag. Dat gevaar heeft zich ook voltrokken, gelet op het feit dat één van de slachtoffers, [slachtoffer 2] , zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Conclusie
Het voorgaande betekent dat het verkeersgedrag dat tot het ongeval heeft geleid, tevens kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee is de schuldgradatie van roekeloosheid, gelet op wat is bepaald in artikel 175, tweede lid, WVW, gegeven. De rechtbank komt daarom niet meer toe aan de bespreking van het onder 1, subsidiair en meer subsidiair, aan verdachte ten laste gelegde.
Zwaar lichamelijk letsel
Voor zware mishandeling (
primair) is vereist dat juridisch sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Volgens de wet kan het daarbij gaan om ziekte zonder uitzicht op volledige genezing, arbeidsongeschiktheid, een miskraam of mentale/psychische gevolgen van langer dan vier weken. Buiten deze gevallen kan ook juridisch sprake zijn van zwaar lichamelijk letsel als het letsel zo ernstig is dat het in normaal spraakgebruik zo wordt genoemd. De rechtbank kan bij haar beoordeling kijken naar de aard van het letsel, de noodzaak en aard van medisch ingrijpen (bijvoorbeeld operaties) en het uitzicht op herstel of genezing.
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] letsel aan het ongeluk hebben overgehouden. Voor slachtoffer [slachtoffer 2] bestond dat letsel in elk geval uit een scheur in het borstbeen, een klaplong, twee gebroken ribben en nekpijn. Uit het verhoor van de politie van 31 januari jl. blijkt voorts dat zij nog steeds pijnklachten ondervindt ten gevolge van het ongeval, waarvoor zij zware medicijnen moet slikken en dat zij mogelijk zal moeten leren leven met die pijn. Er bestaat bij slachtoffer [slachtoffer 2] ruim een jaar na het ongeval nog altijd geen zicht op verdwijning van de pijn. De rechtbank is, mede gelet op dat laatste, van oordeel dat het hiervoor beschreven letsel kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in juridische zin.
Ook slachtoffer [slachtoffer 1] heeft letsel opgelopen ten gevolge van het ongeval. Voor haar geldt dat dat letsel bestond uit blauwe plekken en pijn aan verschillende delen van het lichaam. [slachtoffer 1] is op 31 januari jl. door de politie gehoord en zij heeft toen verklaard nog steeds last te hebben van pijnklachten. Zij was op dat moment nog niet volledig aan het werk. De rechtbank neemt aan dat de gevolgen van het ongeval ook voor laatstgenoemde slachtoffer groot zijn en het ongeval veel leed heeft aangericht. Uit de bewijsmiddelen volgt – anders dan bij slachtoffer [slachtoffer 2] – niet dat er geen uitzicht is op genezing of herstel. Daarbij komt dat de aard en omvang van het letsel van [slachtoffer 1] minder ernstig is. De rechtbank is van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 1] in juridische zin niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden beschouwd, maar dat het slachtoffer ten gevolge van het ongeval zodanig letsel heeft opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de normale uitoefening van de bezigheden is ontstaan.