ECLI:NL:RBMNE:2024:6610
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van studiekostenovereenkomst in verband met verplichting tot kosteloze opleiding
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde] B.V. De kern van het geschil betreft de vraag of [gedaagde] na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst studiekosten mocht inhouden op de eindafrekening van [eiser]. De kantonrechter oordeelde dat de studiekostenovereenkomst nietig is, omdat de cao die op de arbeidsovereenkomst van toepassing was, de werkgever verplicht om de kosten van een verplichte opleiding te betalen. De zaak begon toen [eiser] in dienst trad als aspirant beveiligingsbeambte en een studiekostenovereenkomst tekende voor een opleiding die hij niet binnen de gestelde termijn had afgerond. [gedaagde] hield vervolgens een bedrag van € 2.175 in op de eindafrekening van [eiser], wat leidde tot de rechtszaak.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de cao, specifiek artikel 55, bepaalt dat de werkgever de kosten van verplichte opleidingen moet betalen. Aangezien de opleiding tot beveiliger als verplicht werd beschouwd, was de studiekostenovereenkomst in strijd met deze cao-bepaling en dus nietig. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat het beroep van [gedaagde] op redelijkheid en billijkheid niet opging, omdat er geen bewijs was dat [eiser] onvoldoende inspanning had geleverd om de opleiding te voltooien. De vordering van [eiser] tot nietigverklaring van de studiekostenovereenkomst en teruggave van de ingehouden studiekosten werd toegewezen, evenals de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.