ECLI:NL:RBMNE:2024:6598

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
10.067343.24, 16.166269.23, 16.128772.23, 02.066562.23, 10.099251.23, 15.052059.22 (vord. tul) (gev.ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Veroordeling voor bankpasfraude, diefstallen, ontploffingen en bedreigingen met levensgevaar en zware mishandeling.

Op 3 december 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder bankpasfraude, diefstal, het teweegbrengen van ontploffingen en bedreigingen met levensgevaar en zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 2007, samen met anderen op verschillende data en locaties, onder andere in Waalwijk, Hilversum en Almere, bankpassen en pincodes heeft verkregen door zich voor te doen als bankmedewerker. Hierdoor heeft hij meerdere slachtoffers opgelicht en geldbedragen van hen gestolen. Daarnaast heeft de verdachte explosieven geplaatst bij woningen, wat heeft geleid tot gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omwonenden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van eenvoudig witwassen, maar heeft hem wel veroordeeld tot een jeugddetentie van 149 dagen, gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis, en een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij materiële en immateriële schadevergoeding is vastgesteld. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder zijn verminderd toerekeningsvatbaarheid ten tijde van de feiten. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen, waaronder slachtoffers van de bankpasfraude en de explosies, toegewezen en de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 10.067343.24, 16.166269.23, 16.128772.23, 02.066562.23, 10.099251.23,
15.052059.22 (vord. tul) (gev.ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [2007] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek met gesloten deuren op de terechtzitting van 19 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F. Rethmeier en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.J.C. Engels, advocaat te Heerhugowaard, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
02-066562-23feit 1
op 11 januari 2023 te Waalwijk samen met anderen [benadeelde 1] heeft opgelicht door middel van bankpasfraude.
feit 2
op 11 januari 2023 te Waalwijk twee keer 450 euro heeft gestolen van [benadeelde 1] met gebruik van de door bankpasfraude verkregen bankpassen en pincodes.
feit 3
in de periode 11 januari 2023 tot en met 7 maart 2023 in Waalwijk en Almere twee keer 450 euro heeft witgewassen.
16-166269-23
feit 1 (hierna:
feit 4)
op 20 maart 2023 in Hilversum samen met anderen [benadeelde 2] heeft opgelicht door middel van bankpasfraude.
feit 2 (hierna:
feit 5)
op 20 maart 2023 in Loosdrecht samen met anderen 1250 euro heeft gestolen van
[benadeelde 2] met gebruik van de door bankpasfraude verkregen bankpassen en pincodes.
feit 3 (hierna:
feit 6)
op 18 februari 2023 te Sint Nicolaasga samen met anderen [benadeelde 3] heeft opgelicht door middel van bankpasfraude.
feit 4 (hierna:
feit 7)
op 18 februari 2023 te Sint Nicolaasga samen met anderen 800 euro heeft gestolen van
[benadeelde 3] met gebruik van de door bankpasfraude verkregen bankpas en pincode.
16-128772-23
(hierna:
feit 8)
op 24 februari 2023 in Almere samen met anderen de telefoon van [benadeelde 4] heeft gestolen.
10-067343-24
feit 1 (hierna:
feit 9)
op 7 augustus 2023 in [woonplaats] samen met anderen een ontploffing teweeg heeft gebracht aan de [adres] , waarbij een gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen is ontstaan.
feit 2 (hierna:
feit 10)
op 7 augustus 2023 in [woonplaats] samen met anderen een gebouw aan de [adres] , toebehoorde aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , heeft vernield/beschadigd/onbruikbaar gemaakt.
feit 3 (hierna:
feit 11)
op 7 augustus 2023 in [woonplaats] samen met anderen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling door een explosief tot ontploffing te brengen.
10-099251-24
feit 1 (hierna:
feit 12)
op 21 september 2023 in [woonplaats] samen met anderen een ontploffing teweeg heeft gebracht aan de [adres] , waarbij gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen is ontstaan.
feit 2 (hierna:
feit 13)
op 21 september 2023 in [woonplaats] samen met anderen [slachtoffer 4] en anderen in de woning aanwezig aan de [adres] , heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling door een explosief tot ontploffing te brengen.
feit 3 (hierna:
feit 14)
op 21 september 2023 te [woonplaats] , samen met anderen een woning, gelegen aan de [adres]
, toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , heeft vernield/beschadigd/onbruikbaar gemaakt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 tot en met 14 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat de onder 1 tot en met 14 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewijzen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak – feit 3
[verdachte] heeft bekend dat hij geld heeft gepind met de pinpas van slachtoffer [benadeelde 1] en dit geld vervolgens onderling is verdeeld tussen hem en zijn (onbekende) medeverdachten. Het geld dat [verdachte] in handen heeft gekregen was dus afkomstig uit eigen misdrijf. De gedragingen zijn echter niet als zodanig ten laste gelegd. De rechtbank zal [verdachte] dan ook vrijspreken van het onder 3 ten laste gelegde.
Bewijsmiddelen – feit 1 [1]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 november 2024 [2] ;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] van 20 januari 2023, genummerd PL2000-2023017381-2, opgemaakt door de politie Eenheid Zeeland- West-Brabant [3] .
Bewijsmiddelen – feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 november 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] van 20 januari 2023, genummerd PL2000-2023017381-2, opgemaakt door de politie opgemaakt door de politie Eenheid Zeeland- West-Brabant
Bewijsmiddelen – feit 4 [5]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 4 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 november 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] van 20 maart 2023, genummerd PL0900-2023089501-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland
Bewijsmiddelen – feit 5
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 5 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 november 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] van 20 maart 2023, genummerd PL0900-2023089501-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland
Bewijsmiddelen – feit 6
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 6 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 november 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] van 18 februari 2023, genummerd PL0100-2023044566-2, opgemaakt door de politie Eenheid Noord-Nederland
Bewijsmiddelen – feit 7
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 7 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 november 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] van 18 februari 2023, genummerd PL0100-2023044566-2, opgemaakt door de politie Eenheid Noord-Nederland
Bewijsmiddelen – feit 8 [10]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 8 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 november 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4] van 24 februari 2023, genummerd PL0900-2023060325-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland
Bewijsmiddelen – feit 9 [12]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 9 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 november 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] ) van 7 augustus 2023, genummerd PL1700-2023249392-6, opgemaakt door de politie Eenheid Rotterdam
Bewijsmiddelen – feit 10
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 10 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 november 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] van 7 augustus 2023, genummerd PL1700-2023249392-5, opgemaakt door de politie Eenheid Rotterdam
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] van 8 augustus 2023, genummerd PL1700-2023249392-9, opgemaakt door de politie Eenheid Rotterdam [15] ;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 7 augustus 2023, genummerd PL1700-2023249392-3, opgemaakt door de politie Eenheid Rotterdam [16] .
Bewijsmiddelen – feit 11
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 11 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 november 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] [woonplaats] ) van 7 augustus 2023, genummerd PL1700-2023249392-6, opgemaakt door de politie Eenheid Rotterdam
Bewijsmiddelen – feit 12 [18]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 12 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 november 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] [woonplaats] ) van 21 september 2023, genummerd PL1700-2023303693-5, opgemaakt door de politie Eenheid Rotterdam
Bewijsmiddelen – feit 13
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 13 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 november 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] van 21 september 2023, genummerd PL1700-2023303693-2, opgemaakt door de politie Eenheid Rotterdam
Bewijsmiddelen – feit 14
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 14 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 november 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] [woonplaats] ) van 21 september 2023, genummerd PL1700-2023303693-5, opgemaakt door de politie Eenheid Rotterdam

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 11 januari 2023 te Waalwijk, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten twee bankpassen (respectievelijk van de Rabobank en ING-bank), door zich voor te doen als koerier, namens de fraudedesk van de ING-bank, om voornoemde bankpassen op te halen;
feit 2
op meer tijdstippen op 11 januari 2023 te Waalwijk twee geldbedragen van elk 450 euro, die geheel aan [benadeelde 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door geldopnames te verrichten door gebruik te maken van een bankpas (op naam van die [benadeelde 1] ) en pincodes, tot welk gebruik verdachte niet
gerechtigd was;
feit 4
op 20 maart 2023 te Hilversum, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een bankpas en identifier, en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de pincode van
voornoemde bankpas, door
- die [benadeelde 2] een sms-bericht te sturen in naam van de ABN Amro bank met het
verzoek contact op te nemen met de alarmcentrale van de ABN Amro vanwege een
transactie op haar bankrekening, en
- nadat die [benadeelde 2] belt naar een van de in voornoemd sms-bericht genoemde
telefoonnummers, in de valse hoedanigheid van een medewerker van de afdeling
Fraudezaken tegen die [benadeelde 2] te zeggen dat zij haar pincode moet inspreken en
dat een persoon langs zou komen om haar bankpas en identifier op te halen, en
- vervolgens zich te melden bij de woning van die [benadeelde 2] en zich voor te doen als
een persoon gestuurd in opdracht van de bank, waardoor die [benadeelde 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte en het ter beschikking stellen van bovenomschreven gegevens;
feit 5
hij op of omstreeks 20 maart 2023 te Loosdrecht, gemeente Wijdemeren,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een geldbedrag (totaal 1250 euro), dat geheel aan [benadeelde 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door voornoemd geldbedrag op te nemen met een bankpas op naam van die [benadeelde 2] met bijbehorende pincode;
feit 6
op 18 februari 2023 te Sint Nicolaasga, gemeente De Fryske Marren, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en
door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een bankpas en Rabobank reader, en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de pincode van voornoemde bankpas, door
- die [benadeelde 3] een appje te sturen in naam van de Rabobank met het verzoek
contact op te nemen met de alarmcentrale van de Rabobank vanwege mogelijke
fraude met haar bankrekening, en
- nadat die [benadeelde 3] belt naar het in voornoemd appbericht genoemd telefoonnummer van de alarmcentrale, in de valse hoedanigheid van een bankmedewerker tegen die [benadeelde 3] te zeggen dat zij haar pincode moet inspreken en dat een persoon langs zou komen om haar bankpas en reader op te halen, en
- vervolgens zich te melden bij de woning van die [benadeelde 3] en zich voor te doen
als een persoon gestuurd in opdracht van de bank, waardoor die [benadeelde 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte en het ter beschikking stellen van bovenomschreven gegevens;
feit 7
op 18 februari 2023 te Sint Nicolaasga, gemeente De Fryske Marren tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag (800 euro), in elk geval enig goed, dat aan
[benadeelde 3] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door voornoemd geldbedrag op te nemen met een bankpas op naam van die [benadeelde 3] met bijbehorende pincode;
feit 8op 24 februari 2023 te Almere, tezamen en in vereniging met anderen, een telefoon (Samsung S22 Ultra), die aan [benadeelde 4] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 9
op 7 augustus 2023 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door stukken zwaar vuurwerk, althans een explosief in de dichte nabijheid van de (toegangs)deur van een pand gelegen aan de [adres] te plaatsen en aan te steken, waardoor dat vuurwerk, althans explosief tot ontploffing is gebracht, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor het pand aan de [adres] en naast- en bovengelegen panden en woningen en de inboedel/huisraad van dat pand aan de [adres] en de inboedel/huisraad van die naast- en bovengelegen panden en woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
één van de zich in het pand aan de [adres] en één van de zich in de naast- en bovengelegen panden en woningen bevindende personen, en levensgevaar en gevaar voor een ander of anderen te duchten was;
feit 10
op 7 augustus 2023 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw, te weten panden en/of woningen, gelegen aan de [adres] , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , heeft beschadigd;
feit 11
op 7 augustus 2023 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en met zware mishandeling, door stukken zwaar vuurwerk, althans een explosief in de dichte nabijheid van de (toegangs)deur van een pand gelegen aan de [adres] te plaatsen en aan te steken, waardoor dat vuurwerk, althans explosief tot ontploffing is gebracht;
feit 12
op 21 september 2023 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door op de deur van een pand, gelegen aan de [adres] , een fles met een explosieve/brandbare substantie en zwaar
vuurwerk (Cobra 6), tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde pand en nabijgelegen
panden en de in die panden aanwezige goederen en auto’s, en
- levensgevaar en gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander, te weten de in die
panden aanwezige personen en personen die zich op het moment van de
ontploffing in de nabijheid van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden,
te duchten was;
feit 13
op 21 september 2023 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer 4] en anderen in de woning aanwezig heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door een fles met een explosieve/brandbare substantie en zwaar vuurwerk (Cobra 6), te plaatsen op de deur van haar woning gelegen aan de [adres] , en aan te steken, waardoor de fles met explosieve/brandbare substantie en zwaar vuurwerk (Cobra 6) tot ontploffing is gebracht;
feit 14
op 21 september 2023 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw, te weten een woning, gelegen aan de [adres] , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , heeft beschadigd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op, waarvan bij zowel 1 en 2, 4 en 5 als 6 en 7 sprake is van een voortgezette handeling:
feit 1, 4 en 6
telkens medeplegen van oplichting.
feit 2, 5 en 7
telkens medeplegen van diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel.
feit 8
diefstal door twee of meer verenigde personen.
feit 9 en 12
telkens medeplegen van opzettelijk een ontploffing te weeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
feit 10 en 14
telkens medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig gebouw en woning die geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
telkens feit 11 en 13
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie voor de duur van 149 dagen, met aftrek van de tijd die [verdachte] in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
- een voorwaardelijke maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel), met daarbij de voorwaarden zoals deze door de Raad voor de Kinderbescherming zijn geformuleerd in de rapportage van 13 november 2024.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in de vordering van de officier van justitie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
[verdachte] heeft zich over een periode van 9 maanden schuldig gemaakt aan 13 strafbare feiten.
Begin 2023 heeft [verdachte] zich samen met anderen meermalen schuldig gemaakt aan bankpasfraude. [verdachte] en zijn medeverdachten hebben op georganiseerde en geraffineerde wijze bankpassen en pincodes bij meerdere slachtoffers afhandig gemaakt. [verdachte] deed zich voor als een bankmedewerker en werd uitgenodigd de woningen van de slachtoffers te betreden. [verdachte] heeft vervolgens met de bankpassen honderden euro’s aan contant geld opgenomen en dit met zijn medeverdachten gedeeld.
Het is zeer kwalijk dat juist oudere mensen slachtoffer zijn geworden van het handelen van [verdachte] en zijn medeverdachten, gelet op hun kwetsbaarheid en afhankelijkheid. [verdachte] heeft het vertrouwen in het digitale betalingsverkeer en het bankwezen van zowel de slachtoffers als de maatschappij geschaad. Daarbij is voor de slachtoffers eveneens het gevoel van veiligheid in de woning aangetast, doordat zij een oplichter in hun huis hebben toegelaten. [verdachte] heeft met zijn handelen kennelijk alleen aan zijn eigen financiële gewin gedacht en zich niet bekommerd om wat hij de slachtoffers aandeed.
Naast de diefstal van de geldbedragen heeft [verdachte] ook een telefoon gestolen. [verdachte] ging samen met een medeverdachte naar de woning van het slachtoffer, die zijn telefoon via Marktplaats te koop had aangeboden. In goed vertrouwen gaf het slachtoffer de telefoon ter inspectie aan [verdachte] , waarop hij wegrende zonder te betalen. Ook in deze zaak heeft [verdachte] het vertrouwen in de medemens ernstig aangetast.
In augustus en september 2023 heeft [verdachte] zich samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan het teweegbrengen van ontploffingen van explosieven tegen de voordeur van twee woningen. Hierdoor is schade voor goederen, gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar te duchten geweest.
Het tot ontploffing brengen van een explosief bij een woning is een zeer indringend en intimiderend feit voor de bewoners en omwonenden. Het kan tot levensbedreigende situaties leiden. [verdachte] heeft eraan bijgedragen dat de bewoners, onder wie minderjarige kinderen, zich angstig en onveilig voelen op de plek waar zij zich juist het meest veilig dienen te voelen. [verdachte] heeft er kennelijk niet bij stilgestaan hoe traumatiserend de uitwerking van zijn handelen voor de bewoners kunnen zijn. Dergelijke feiten doen zich veelvuldig voor in Rotterdam, maar ook op verschillende andere plaatsen in Nederland. Dergelijke strafbare feiten veroorzaken, afgezien van de materiële schade, ook breder binnen de samenleving veel onrust en angst.
De rechtbank rekent alle ten laste gelegde feiten [verdachte] zwaar aan.
Persoon van de verdachte
- een
uittreksel justitiële documentatiebetreffende [verdachte] van 12 juli 2024, waaruit blijkt dat [verdachte] eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten die zien op bankpasfraude en diefstal.
- een
psychiatrisch rapportvan 23 september 2024, opgemaakt door drs. F.M.J. Bruggeman, psychiater, en een aanvullend
psychologisch rapportvan 13 september 2024, opgemaakt door drs. E.F. de Witt, GZ-psycholoog. Er is sprake van overeenstemming tussen de psychiater en de psycholoog.
Diagnostiek
Bij [verdachte] was ten tijde van de ten laste gelegde feiten sprake van een
normoverschrijdende gedragsstoornis (in remissie ten tijde van het onderzoek) en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Verder is sprake van ouder-kind problematiek.
Vanuit de psychopathologie (normoverschrijdende gedragsstoornis) is [verdachte] zelfbepalend, ik-gericht en kent hij ten tijde van de ten laste gelegde feiten beperkt
inlevingsvermogen. Hij stelt zich functioneel op, schakelt gevoelens uit en gaat
vooral zijn eigen gang. Hij beweegt zich in een criminele vriendengroep waar het
erbij horen, door het plegen van strafbare feiten, van belang is. Het geldelijk gewin
en het erbij horen bij de groep heeft [verdachte] gemotiveerd om de ten laste gelegde bankpasfraude en diefstallen te plegen. [verdachte] werd daarbij niet gehinderd door twijfel, doordat hij op dat moment in staat is zich functioneel en gebruikmakend op te stellen. Hij laat zich in de uitvoering van de strafbare feiten niet belemmeren door gedachten over de mogelijke gevolgen voor de slachtoffers of voor zichzelf. Hij schakelde zijn gewetensfunctie uit.
Met betrekking tot het ten laste gelegde teweegbrengen van ontploffingen spelen dezelfde mechanismen als hierboven beschreven. [verdachte] acteert opnieuw vanuit een sterke ik-gerichtheid, waarbij uitgeoefende druk en bedreiging door de opdrachtgever hem uiteindelijk hebben overgehaald om de opdracht uit te voeren. [verdachte] beschikt dan over onvoldoende coping vaardigheden om hulp van derden in te roepen, maar gebruikt derden, zoals zijn vriend, om hem te helpen de opdracht uit te voeren. Hij staat op dat moment niet stil bij de gevolgen voor zijn vriend. Zijn handelen wordt op dat moment geleid door wat voor hem goed uitkomt.
Toerekening
De psychiater en de psycholoog adviseren de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan [verdachte] toe te rekenen. [verdachte] was zich bewust van het strafwaardige van zijn handelen, maar heeft door de aanwezigheid van de normoverschrijdende gedragsstoornis maar beperkt naar dit inzicht kunnen handelen. De onderliggende psychopathologie heeft zijn handelen mede gestuurd. Het gevoel van erbij willen horen was een belangrijke drijfveer. Naarmate de feiten ernstiger werden, werd het respect van de criminele vriendgroep groter hetgeen zijn zelfgevoel voedde.
Recidiverisico
De kans op recidive op een soortgelijk delict als een vermogensdelict op korte termijn en op middellange termijn zonder 24-uurs begeleiding, forensische behandeling en reclasseringstoezicht wordt als hoog ingeschat. De kans op recidive op een geweldsdelict wordt als matig verhoogd ingeschat.
Advies behandeling
Bij [verdachte] worden voldoende beïnvloedingsmogelijkheden gezien en deze zijn gestoeld op drie pijlers: 24/7 uurs begeleiding door het [instelling] of soortgelijke instelling, ambulante behandeling bij een forensische polikliniek zoals de Waag of een soortgelijke instelling en als derde pijler het milieu bestaande uit school, werk en sport. Naast deze drie pijlers is het toezichtskader door de reclassering van groot belang om op tijd kleine afwijkingen te signaleren en op tijd bij te sturen.
De indruk bestaat dat het verblijf bij [instelling] [verdachte] goed doet. Hij heeft duidelijkheid en structuur, waardoor hij vertrouwen krijgt en voldoende begeleiding.
De ambulante behandeling is van belang om voor [verdachte] meer zicht te krijgen op de factoren die van invloed zijn geweest op grensoverschrijdend gedrag in zijn verleden en welke invloed hij hier zelf op kan uitoefenen om herhaling in de toekomst te voorkomen. Verder is het van belang dat hij leert op adequate wijze om te gaan met tegenslag en autoriteit, zodat zijn coping verstevigd. Daarbij dienen zijn zelfstandigheid en verantwoordelijkheid te worden vergroot. Verder dient aandacht te worden besteed aan een positieve dagbesteding in de vorm van scholing en werk en de versteviging van de relatie met zijn ouders, zodat hij een sterk steunend netwerk om zich heen heeft.
De psychiater en de psycholoog adviseren de hiervoor genoemde voorwaarden aan [verdachte] op te leggen in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Naar het oordeel van de deskundigen zijn er geen andere alternatieven om bij [verdachte] tot blijvende veranderingen te kunnen komen en het recidive te verminderen. Behandeling is dan gegarandeerd. Bovendien wordt de kans dat [verdachte] zijn positieve ontwikkeling en motivatie vasthoudt het grootst geacht in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel.
- een
rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) van 13 november 2024, opgesteld door E. Sengul, raadsonderzoeker.
Uit de rapportage van de Raad volgt dat er veel zorgen zijn over het gedrag van [verdachte] . Hij is zeer zelfbepalend, trekt zijn eigen plan en heeft omgang met verkeerde jongeren. Moeder heeft geen grip op [verdachte] en de schoolgang verliep tot op heden moeizaam vanwege het niet voltooien van stages. [verdachte] zegt het één en doet het ander en laat berekenend gedrag zien. Maar de afgelopen periode heeft [verdachte] laten zien dat hij zich meer meewerkend kan opstellen en zich kan openstellen voor de begeleiding.
Gezien de zorgen met betrekking tot de opvoedomgeving is ervoor gekozen om
[verdachte] in een veiliger opvoedklimaat te plaatsen en verblijft hij sinds juli 2024 bij
[instelling] . Er wordt geadviseerd om [verdachte] langdurig te behandelen.
Hierbij heeft hij een omgeving nodig met veel structuur en begrenzing. Het is van
belang dat [verdachte] prosociale gedragsalternatieven aangeleerd krijgt en leert juiste
keuzes te maken zonder antisociaal gedrag. Individuele behandeling vanuit de
Waag is noodzakelijk om [verdachte] te ondersteunen. Een stevig kader is noodzakelijk
om het voorgaande te monitoren. [verdachte] heeft laten zien dat hij in een ITB-Harde
Kern traject met veel structuur, regels en begrenzing goed kan functioneren.
Toen deze maatregel twee maanden geleden minder strak werd, lukte het hem niet meer om zich aan de voorwaarden te houden en verviel hij in oud en negatief gedrag.
Vanuit [instelling] en de jeugdreclasseerder is hier direct op ingespeeld en heeft er een
officiële waarschuwing plaatsgevonden. Dit lijkt indruk op [verdachte] gemaakt te
hebben en zijn er opnieuw strakke regels opgesteld, waar [verdachte] zich aan weet te
houden. Voor de Raad is dit onder andere een teken dat [verdachte] nog niet klaar is om
met meer vrijheden om te gaan en daarom is het noodzakelijk dat de behandeling
vanuit de Waag zo snel mogelijk van de grond gaat komen. Er is gebleken dat
[verdachte] baat heeft en beter gedijt bij een stevig en strak kader. Het is daarom dan
ook noodzakelijk de ITB-Harde Kern voor de duur van zes maanden en de
combinatie met elektronisch monitoring, zoals bij schorsing zijn opgelegd, te continueren. Daarnaast is het van belang dat [verdachte] mee blijft werken aan zijn plaatsing bij [instelling] , meewerkt aan behandeling vanuit de Waag, een dagbesteding heeft en een zinvolle vrijetijdsbesteding gaat zoeken. Dit alles dient binnen een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd te worden.
De Raad acht een steviger maatregel noodzakelijk waarin behandeling ook na het mislukken van dat kader, geborgd is. Er is gebleken dat [verdachte] op veel gebieden behandeling en sturing nodig heeft en daarom dient behandeling te allen tijden geborgd te worden. Om behandeling te borgen acht de Raad net als uit de Pro Justitia
rapportages blijkt, een voorwaardelijke PIJ-maatregel op dit moment het meest
passende juridische kader om [verdachte] te ondersteunen en te behandelen. Ook
gelet op het steunende netwerk is een voorwaardelijke PIJ-maatregel op dit moment meer passend dan een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
Er is bij [verdachte] sprake van een normoverschrijdende gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Het delictgedrag vloeit voort uit deze vastgestelde stoornissen. De gedragsstoornis in combinatie met de gepleegde ernstige delicten maakt dat behandeling noodzakelijk is, voor nu en in de toekomst, in het belang van [verdachte] en de maatschappij. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van die maatregel.
Een (voorwaardelijke) PIJ-maatregel is ook in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van [verdachte] . [verdachte] is bij het vieren van de teugels weinig gemotiveerd voor begeleiding. Hij is extern gemotiveerd. Dit blijkt uit de angst voor een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, wat maakt dat [verdachte] zijn
medewerking verleent. Er worden bij [verdachte] behandelmogelijkheden en
ontwikkelingsmogelijkheden gezien, er is sprake van leerbaarheid en [verdachte] is op
dit moment (al dan niet extern) gemotiveerd voor behandeling. Er is echter noodzaak voor een gedwongen kader, om daarmee een stok achter de deur te hebben als [verdachte] toch zijn motivatie en medewerking verliest.
De gebrekkige gewetensontwikkeling van [verdachte] maakt dat hij niet geremd wordt
in zijn gedrag. Gelet op dit gegeven in combinatie met de ernst van de delicten en
de veelvuldigheid van de delicten acht de Raad het noodzakelijk dat de voorwaardelijke PIJ-maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard. Tevens adviseert de Raad een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen dat
gelijk staat aan het voorarrest.
De deskundige heeft in aanvulling op het advies op de terechtzitting van 19 november 2024 nog het volgende aangegeven.
[verdachte] vindt het lastig om te worden begrensd, maar hij heeft dat wel heel erg nodig. Hij laat op dit moment zien dat hij zich aan de regels kan houden. De structuur doet hem goed.
- een
rapportage van Samen Veilig Midden-Nederland(hierna: SAVE) van 14 november 2024, opgesteld door S. Messabel, medewerker SAVE.
Uit de rapportage volgt dat [verdachte] goed heeft gereageerd op de aangeboden structuur binnen de JJI en [instelling] . Er is zeker sprake van een positieve ontwikkeling. Er is tevens sprake van een duidelijk verbeterde positieve houding tegenover interventie en gezag. [verdachte] weet dat het nu menens is en komt zijn afspraken goed na. Hij laat (mogelijk) sociaal wenselijk gedrag zien en maakt een weloverwogen indruk. Hij heeft gedrag zich nog niet volledig eigen gemaakt. Om het recidiverisico te verminderen en om [verdachte] algehele ontwikkeling zo gunstig mogelijk te beïnvloeden is het noodzakelijk dat de intensieve en langdurige behandeling van [verdachte] gecontinueerd wordt. Het strafrechtelijke kader dat [verdachte] voor zijn schorsing opgelegd heeft gekregen is niet toereikend gebleken om tot een positieve gedragsverandering te komen. [verdachte] heeft alle voorwaarden overtreden.
Een gedrag beïnvloedende maatregel wordt dan ook als ontoereikend gezien.
[verdachte] behoeft een strenger kader.
Om [verdachte] tot een gedragsverandering te kunnen laten komen is het noodzakelijk dat zijn huidige woonomgeving en behandeling gecontinueerd worden. Alleen wanneer dit kan worden gerealiseerd is het mogelijk de verdere behandeling vorm te geven binnen een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Er dient ook sprake te zijn van het continueren van de huidige strakke kader door middel van een langdurig ITB-Harde Kern-traject met opnieuw een elektronisch toezicht.
Inhoudelijk zal het continueren en afronden van zijn huidige opleiding en zijn huidige vrijetijdbesteding een belangrijke pijler zijn en zal er richting resocialisatie alsook het mijden van zijn antisociale netwerk moeten worden toegewerkt. Het streven is dat [verdachte] zich ontwikkelt richting zelfstandigheid.
Om de behandeling en het toezicht in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel te doen slagen en daarmee de kans op recidive terug te dringen is het continueren van de uithuisplaatsing ook een noodzakelijke voorwaarde.
De deskundige heeft ter terechtzitting van 19 november 2024 nog aangevuld dat [verdachte] genoeg kansen heeft gehad en nu moet laten zien dat hij zich kan blijven inzetten voor zijn behandeling en zich structureel anders gaat opstellen.
Conclusie
De rechtbank is met de psychiater en de psycholoog van oordeel dat [verdachte] gedragsproblematiek ook ten tijde van de ten laste gelegde feiten aan de orde was. Deze gedragsproblematiek heeft de gedragskeuzes van [verdachte] op dat moment beïnvloed. De rechtbank concludeert daarom dat de bewezenverklaarde feiten in een verminderde mate aan [verdachte] kunnen worden toegerekend.
Op te leggen straf
De rechtbank acht het met de deskundigen noodzakelijk dat de reeds aan [verdachte] geboden begeleiding en structuur in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis worden voortgezet. Uit de rapporten en ook ter terechtzitting kwam naar voren dat [verdachte] voldoende kwaliteiten in huis heeft om zijn leven een andere draai te geven. Het is daarvoor wel noodzakelijk dat hij op dit moment in zijn leven de juiste begeleiding en behandeling krijgt. De deskundigen zijn van mening dat dit enkel mogelijk is in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Dit is niet alleen in het belang van de maatschappij, maar ook in het belang van [verdachte] zelf. De deskundigen beschrijven dat de dreiging van een PIJ-maatregel [verdachte] gaat helpen bij zijn motivatie en tegelijkertijd zal het ‘de stok achter de deur’ principe ervoor zorgen dat hij voldoende gemotiveerd blijft om uit de gevarenzone te blijven. De deskundigen zijn van mening dat een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel in deze fase niet passend is en geen recht zou doen aan de prille positieve ontwikkeling die [verdachte] nu doormaakt.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van een (voorwaardelijke) PIJ-maatregel is voldaan.
PIJ-maatregel
Om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen, moet zijn voldaan aan de verschillende
voorwaarden die in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht worden genoemd.
De eerste voorwaarde is dat verdachte een gebrekkige ontwikkeling of stoornis moet hebben. De psychiater en psycholoog hebben vastgesteld dat bij [verdachte] tijdens het plegen van de ten laste gelegde feiten sprake was van gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een norm overschrijdende gedragsstoornis met beperkt prosociale emoties en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Daarnaast is er sprake van ouder-kindrelatieproblematiek.
Aan de eerste voorwaarde is daarmee dus voldaan.
De tweede voorwaarde is dat het feit waarvoor de maatregel wordt opgelegd een misdrijf moet zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Verdachte heeft zich onder andere meermalen schuldig gemaakt aan oplichting, diefstal en het teweeg brengen van een ontploffing en beschadiging van gebouwen, allemaal in vereniging. Het maximum van de op te leggen gevangenisstraf voor die feiten is, op basis van de artikelen 326, 310 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, variërend van vier jaar tot vijftien jaar. Er is daarom ook aan de tweede voorwaarde voldaan.
Als de derde voorwaarde geldt dat de PIJ-maatregel volgens de wet noodzakelijk moet zijn voor de veiligheid van andere personen of goederen. Ook aan deze voorwaarde is voldaan, omdat uit de rapporten van de psychiater en de psycholoog blijkt dat er een hoge kans is dat [verdachte] opnieuw strafbare vermogensfeiten zal plegen en een matige kans is op het opnieuw plegen van geweldsfeiten als hij niet op de juiste manier zal worden behandeld.
En als vierde en tevens laatste voorwaarde geldt de PIJ-maatregel in het belang van de ontwikkeling van verdachte moet zijn. Gelet op hetgeen hierboven is beschreven ten aanzien van de bevindingen en adviezen van de psychiater, de psycholoog en de Raad is ook aan die voorwaarde voldaan.
Aan alle voorwaarden om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen is dus voldaan. De rechtbank volgt de bevindingen en het advies van de psychiater, de psycholoog, de Raad en SAVE en acht de oplegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel in dit geval passend en noodzakelijk om aan de pedagogische doelen van het jeugdstrafrecht te voldoen.
Jeugddetentie
Gelet op de aard en ernst van de feiten en de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd zal de rechtbank aan [verdachte] ook een jeugddetentie voor de duur van 149 dagen opleggen. Dit betreft de volledige duur van de voorlopige hechtenis. Deze beslissing betekent dat [verdachte] niet meer terug hoeft naar de jeugdgevangenis voor het uitzitten van een straf. [verdachte] heeft tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis laten zien dat hij een prille positieve ontwikkeling doorgemaakt. De rechtbank is van oordeel dat deze positieve ontwikkeling niet moet worden doorkruist door een onvoorwaardelijke jeugddetentie. Het opleggen van de voorwaardelijke PIJ-maatregel acht de rechtbank voldoende om [verdachte] ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Conclusie
De rechtbank veroordeelt [verdachte] tot een jeugddetentie voor de duur van 149 dagen met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast legt de rechtbank [verdachte] een voorwaardelijke PIJ-maatregel op. Aan de PIJ-maatregel worden de voorwaarden verbonden die de Raad in de rapportage van 13 november 2024 heeft opgenomen, met uitzondering van het contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank ziet hiervoor geen aanleiding, aangezien er geen aanwijzingen zijn dat [verdachte] van plan is contact te gaan opnemen met de slachtoffers.
[verdachte] krijgt hiermee in verhouding met de medeverdachten op het eerste gezicht een milder strafkader opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de combinatie van een jeugddetentie en voorwaardelijke PIJ-maatregel recht doet aan alle feiten en omstandigheden. [verdachte] is nog jong en hij heeft de afgelopen periode een voorzichtig positieve ontwikkeling doorgemaakt. Daarbij is aan de voorwaardelijke PIJ-maatregel een stevig pakket met voorwaarden verbonden. Mocht [verdachte] zich hier niet aan houden, dan zal hij alsnog de PIJ-maatregel moeten ondergaan.
Dadelijk uitvoerbaar
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan (onder andere) misdrijven die gericht zijn tegen dan wel gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten het teweegbrengen van een tweetal ontploffingen tegen de voordeur van twee woningen en bedreiging met zware mishandeling
.
Gelet op de adviezen van de deskundigen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat [verdachte] opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 77z Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van art. 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank heft op het – reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[benadeelde 1]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 450,- aan materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 3]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 568,90. Dit bedrag bestaat uit € 18,90 materiële schade en € 550,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 6 en 7 ten laste gelegde feit.
Coöperatieve Rabobank U.A.heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 860,- aan materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 6 en 7 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 4]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.768,80. Dit bedrag bestaat uit € 1.768,80 materiële schade, € 5.000,- immateriële schade en € 1.000,- nader te onderbouwen schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 12, 13 en 14 ten laste gelegde feit. Het betreft de volgende schadeposten:
Kleding en hygiëne (in verband met gedwongen vertrek woning): € 200,00
Verblijf (huur voor woning, terwijl ze hier niet kon verblijven): € 1.166,00
Schade woning (rookschade en kosten reinigen) € 402,80
[slachtoffer 4] heeft zich ook namens haar minderjarige kinderen
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3]als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert voor ieder van hen een bedrag van € 5.500,-. Dit bedrag bestaat uit € 5.000,- immateriële schade en € 500,- nader te onderbouwen schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 12, 13 en 14 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 5] heeft zich namens haar minderjarige zoon
[minderjarige 4]als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.500,-. Dit bedrag bestaat uit € 3.000,- immateriële schade en € 500,- nader te onderbouwen schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 12, 13 en 14 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
Vordering benadeelde partij [benadeelde 1]
De officier van justitie is van mening dat deze vordering voor toewijzing in aanmerking komt, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toepassing van de wettelijke rente. De vordering is voldoende onderbouwd.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 3]
De officier van justitie is van mening dat de gevorderde materiële schade geheel voor toewijzing in aanmerking komt, aangezien deze vordering voldoende is onderbouwd. De gevorderde immateriële schade dient te worden gematigd naar € 300,-. Verder dient ten aanzien van het gehele toe te wijzen bedrag de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd en de wettelijke rente te worden vergoed.
Vordering benadeelde partij Coöperatieve Rabobank U.A.
De officier van justitie is van mening dat deze vordering voor toewijzing in aanmerking komt, met toepassing van de wettelijke rente. De vordering is voldoende onderbouwd.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 4] en familieleden
De officier van justitie is van mening dat de vorderingen van de benadeelde partijen ten aanzien van de materiële en immateriële schade gedeeltelijk voor toewijzing in aanmerking komen. Voor wat betreft de materiële schade kan een bedrag van € 1.466,- worden toegewezen. Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 4] en haar gezinsleden kan per benadeelde een bedrag van € 3.000,- aan immateriële schade worden toegewezen en voor het neefje een bedrag van € 1.000,-.
Alle toe te wijzen bedragen dienen te worden vermeerderd met de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toepassing van de wettelijke rente.
De officier van justitie is van mening dat de benadeelde partijen voor de gevorderde nader te onderbouwen schade niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
De officier van justitie is voorts van mening dat voor alle toe te wijzen bedragen van alle benadeelde partijen geldt dat deze hoofdelijk dienen te worden opgelegd. De gijzeling dient gelet op de jonge leeftijd van [verdachte] op 0 dagen te worden gezet.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Vordering benadeelde partij [benadeelde 1]
De verdediging is van mening dat de vordering voor toewijzing in aanmerking komt, aangezien de vordering voldoende is onderbouwd.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 3]
De verdediging is van mening dat de gevorderde materiële schade geheel voor toewijzing in aanmerking komt, aangezien deze vordering voldoende is onderbouwd. De gevorderde immateriële schade dient te worden gematigd naar € 250,-.
Vordering benadeelde partij Coöperatieve Rabobank U.A.
De verdediging is van mening dat de vordering voor toewijzing in aanmerking komt, aangezien deze vordering voldoende is onderbouwd.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 4] en familieleden
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partijen één maand elders hebben moeten verblijven in plaat van twee maanden. De gevorderde kosten met betrekking tot de rookschade en kleding dienen te worden gematigd, aangezien deze schadeposten beperkt zijn onderbouwd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 4] en haar gezinsleden kan een bedrag van
€ 3.000,- aan immateriële schade worden toegewezen en voor het neefje een bedrag van
€ 1.000,-.
De verdediging is voorts van mening dat voor alle toe te wijzen bedragen van alle benadeelde partijen geldt dat deze hoofdelijk dienen te worden opgelegd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vordering benadeelde partij [benadeelde 1]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. Door de oplichting en vervolgens de diefstal van contante geldbedragen heeft de benadeelde partij financiële schade geleden van € 450,-. De rechtbank zal deze vordering geheel toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 januari 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 450,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 januari 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting, in verband met de minderjarigheid van verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten, niet worden aangevuld met gijzeling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 3]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 6 en 7 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De schade voor zover die betrekking heeft op de aanschaf van een nieuwe Raboscanner en pinpas ter hoogte van een bedrag van € 18,90 komt voor vergoeding in aanmerking. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 300,- aan immateriële schade billijk is. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van in totaal € 318,90 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 februari 2023 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] wat betreft het meer gevorderde afwijzen.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 318,90, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 februari 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting, in verband met de minderjarigheid van verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten, niet worden aangevuld met gijzeling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Vordering benadeelde partij Coöperatieve Rabobank U.A.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 6 en 7 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op
€ 860,-, bestaande uit schadeloosstelling van benadeelde partij [benadeelde 3] en onderzoekskosten en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 februari 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal geen schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen, aangezien de Coöperatieve Rabobank U.A. een professionele bank is die in staat moet worden geacht met eigen incassomogelijkheden haar vordering op verdachte en zijn mededader(s) te verhalen.
Vordering ten aanzien van de materiële schade van [slachtoffer 4]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 12, 13 en 14 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de schadepost die ziet op de kleding (€ 200,-) voldoende is onderbouwd en voor toewijzing in aanmerking komen. Anders dan de verdediging stelt volgtuit één van de bijlagen die in productie 1 bij de vordering zijn opgenomen dat het noodbevel op grond waarvan de woning niet bewoond mocht worden met nog een maand is verlengd. De rechtbank is van oordeel dat de schadepost die ziet op het verblijf elders (€ 1.166,-) daarmee voldoende is onderbouwd.
De rechtbank is verder van oordeel dat de werkelijke rookschade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, maar acht het wel aannemelijk dat als gevolg van de bewezenverklaarde feiten schade is ontstaan voor het schoonmaken/reinigen van de woning. De rechtbank zal daarom gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en het bedrag waarderen op € 100,-. De totale materiele schade van [slachtoffer 4] wordt dus begroot op een bedrag van € 1.466,-.
Vorderingen ten aanzien van immateriële schade van [slachtoffer 4] , [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2] en [minderjarige 3]
Gelet op de onderlinge samenhang tussen de vorderingen van [slachtoffer 4] en haar drie kinderen (gelet op de onderbouwing van de grondslag en de omvang van de schade) zal de rechtbank deze vorderingen gezamenlijk bespreken.
Voor zowel [slachtoffer 4] als haar drie kinderen geldt dat de explosie bij de voordeur van hun woning plaatsvond, terwijl zij alle vier aanwezig waren in de woning en lagen te slapen. Dit moet voor hen alle vier een zeer angstige en traumatische gebeurtenis zijn geweest, en uit de onderbouwingen van de vorderingen blijkt dat de gevolgen voor het gezin groot zijn geweest. De rechtbank is daarom van oordeel dat - gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen – sprake is van een persoonsaantasting op andere wijze. Dat betekent dat de benadeelde partijen op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht hebben op vergoeding van immateriële schade.
Bij het bepalen van de omvang van de schade heeft de rechtbank gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen, en gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in (enigszins) vergelijkbare gevallen zijn toegekend. De rechtbank zal de immateriële schade voor [slachtoffer 4] , [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] begroten op telkens € 3.000,00 en zal de vorderingen tot dat bedrag toewijzen.
De rechtbank zal de vorderingen van de benadeelde partij [slachtoffer 4] , [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wat betreft het meer gevorderde afwijzen. Reden daarvoor is dat de nader te onderbouwen schadepost (begroot op € 500,-) onvoldoende is onderbouwd. Van enige toekomstige schade is op dit moment niet gebleken.
Conclusie vorderingen [slachtoffer 4] , [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3]
De rechtbank zal de vordering van [slachtoffer 4] tot het bedrag van in totaal € 4.466,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [minderjarige 1] tot het bedrag van in totaal € 3.000,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [minderjarige 2] tot het bedrag van in totaal € 3.000,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [minderjarige 3] tot het bedrag van in totaal € 3.000,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van volledige betaling.
Hoofdelijke aansprakelijkheid schade [slachtoffer 4] , [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3]
Verdachte is voor de schade van [slachtoffer 4] , [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk, aangezien verdachte de feiten met anderen heeft gepleegd. Dit betekent dat uit de wet voortvloeit dat verdachte tegenover de benadeelde partijen voor dat hele bedrag aansprakelijk is. De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
Veroordeling kosten benadeelde partijen [slachtoffer 4] , [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3]
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden voor [slachtoffer 4] , [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 4] , [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en
[minderjarige 3]
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 4] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 4.466,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van volledige betaling. Ten behoeve van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zal de rechtbank voor elk van hen aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.000,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte ten aanzien van een van deze niet wordt betaald, zal deze verplichting, in verband met de minderjarigheid van verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten, niet worden aangevuld met gijzeling.
De betalingen die zijn gedaan aan de Staat worden op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen [slachtoffer 4] , [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betalingen zijn gedaan aan de benadeelde partijen.
Vordering [minderjarige 4]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 12, 13 en 14 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. [minderjarige 4] was immers ook in de woning aanwezig ten tijde van de ontploffing. Hij is het neefje van de hoofdbewoonster van het pand, en logeerde daar. De rechtbank is van oordeel dat ook voor [minderjarige 4] geldt dat vanwege de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, sprake is van een persoonsaantasting op andere wijze, en [minderjarige 4] op grond van artikel 6:106 sub b BW recht heeft op vergoeding van immateriële schade. Bij de begroting hiervan heeft de rechtbank ook gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in (enigszins) vergelijkbare gevallen zijn toegekend. De rechtbank waardeert de immateriële schade op € 1.000,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van volledige betaling. Dit bedrag wijkt af van de toegewezen immateriële schade van de andere benadeelde partijen, aangezien dit niet de eigen woning betrof van benadeelde partij [minderjarige 4] .
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [minderjarige 4] wat betreft het meer gevorderde afwijzen. Reden daarvoor is dat de nader te onderbouwen schade post onvoldoende is onderbouwd. Van enige toekomstige schade is op dit moment niet gebleken.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [minderjarige 4] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting, in verband met de minderjarigheid van verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten, niet worden aangevuld met gijzeling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [minderjarige 4] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

De rechtbank zal het openbaar ministerie in de vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk verklaren, aangezien deze voorwaardelijke straf reeds ten uitvoer is gelegd.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 56, 77a, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 157, 285, 310, 326 en 352 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 4 tot en met 14 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2, 4 tot en met 14 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2, 4 tot en met 14 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
149 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- legt aan verdachte op de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van drie jaren;
- bepaalt dat de maatregel
nietzal worden
ten uitvoer gelegd,
tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd
* meewerkt aan een jeugdreclasseringsmaatregel Toezicht en Begeleiding, waarvan ten minste zes maanden in het kader van ITB-Harde Kern;
* meewerkt aan Elektronische Monitoring, uitgevoerd door Reclassering Nederland, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
* meewerkt aan een dagbesteding bij ROC-Top of een soortgelijke onderwijsinstelling;
* zich inzet voor een zinvolle vrijetijdsbesteding in de vorm van werk en/of sport;
* meewerkt aan de uithuisplaatsing bij [instelling] en meewerkt aan de behandeling die geboden wordt, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht. Verdachte houdt zich ook aan de afspraken die gelden binnen de instelling, danwel een soortgelijke woonvorm, die nodig wordt geacht door de jeugdreclasseerder;
* meewerkt aan een behandeling bij de Waag of een soortgelijke instelling, zowel systemisch als individuele therapie/behandeling als dit wordt geïndiceerd;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten [medeverdachte 1] , geboren op [1988] , [medeverdachte 2] , geboren op [2000] en [medeverdachte 3] , geboren op [2001] ;
* zich houdt aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling te weten Samen Veilig Flevoland, en met de voorwaarden dat hij zich conform het deeladvies van Reclassering Nederland:
- zich ter controle van het locatiegebod onder elektronische toezicht zal stellen, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- en zich ter controle van het locatieverbod onder elektronische toezicht zal stellen van bovengenoemde gecertificeerde instelling. waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Samen Veilig Flevoland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de jeugdreclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Benadeelde partij – [benadeelde 1]
- wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 450,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 450,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2023 tot de dag van de volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting, in verband met de minderjarigheid van verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten, niet worden aangevuld met gijzeling.
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij – [benadeelde 3]
- wijst de vordering van [benadeelde 3] toe tot een bedrag van € 318,90;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [benadeelde 3] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 3] aan de Staat € 318,90 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting, in verband met de minderjarigheid van verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten, niet worden aangevuld met gijzeling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting, in verband met de minderjarigheid van verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten, niet worden aangevuld met gijzeling;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 3] aan de Staat € 318,90 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2023 tot de dag van de volledige betaling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij – Coöperatieve Rabobank U.A.
- wijst de vordering van Coöperatieve Rabobank U.A. toe tot een bedrag van € 860,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan Coöperatieve Rabobank U.A. van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
- wijst de vordering van [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 4.466,-, bestaande uit
€ 1.466,- materiële schade en € 3.000,- immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 4.466,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van de volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting, in verband met de minderjarigheid van verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten, niet worden aangevuld met gijzeling.
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [minderjarige 1]
- wijst de vordering van [minderjarige 1] toe tot een bedrag van € 3.000,-, bestaande uit
immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [minderjarige 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [minderjarige 1] wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [minderjarige 1] aan de Staat € 3.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van de volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting, in verband met de minderjarigheid van verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten, niet worden aangevuld met gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [minderjarige 2]
- wijst de vordering van [minderjarige 2] toe tot een bedrag van € 3.000,-, bestaande uit
immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [minderjarige 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [minderjarige 2] wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [minderjarige 2] aan de Staat € 3.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van de volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting, in verband met de minderjarigheid van verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten, niet worden aangevuld met gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [minderjarige 3]
- wijst de vordering van [minderjarige 3] toe tot een bedrag van € 3.000,-, bestaande uit
immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [minderjarige 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [minderjarige 3] wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [minderjarige 3] aan de Staat € 3.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van de volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting, in verband met de minderjarigheid van verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten, niet worden aangevuld met gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [minderjarige 4]
- wijst de vordering van [minderjarige 4] toe tot een bedrag van € 1.000,-, bestaande uit
immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [minderjarige 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [minderjarige 4] wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [minderjarige 4] aan de Staat € 1.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van de volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting, in verband met de minderjarigheid van verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten, niet worden aangevuld met gijzeling.
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 02.066562.23
- verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging.
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter en tevens kinderrechter,
mrs. S.C. Hagedoorn en L.A. Witten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.S. Salet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 december 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat:
02-066562-231
hij op of omstreeks 11 januari 2023 te Waalwijk, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het
teniet doen van een inschuld, te weten twee bankpassen (respectievelijk van de Rabobank en/of ING-bank), door zich voor te doen als koerier, namems de fraudedesk van de ING-bank, om voornoemde bankpassen op te halen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 11 januari 2023 te Waalwijk
twee geldbedragen van elk 450 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich
de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen
geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel,
door (een) geldopname(s) te verrichten door gebruik te maken van een bankpas (op
naam van die [benadeelde 1] ) en/of pincode(s), tot welk gebruik verdachte niet
gerechtigd was,
te weten een contante geldopnames van ieder EUR 450,00 ;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
3
hij in de periode van omstreeks 11 januari 2023 tot en met 7 maart 2023, te Waalwijk
en/of Almere, althans in Nederland
(van) een twee geldbedragen (van elk 450 euro), althans een of meer voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die
voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden
had(den),
terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig misdrijf
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
16-166269-23
1
hij op of omstreeks 20 maart 2023 te Hilversum, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 2]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een bankpas en/of
identifier, en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de pincode van
voornoemde bankpas,
door
- die [benadeelde 2] een sms-bericht te sturen op/in naam van de ABN Amro bank met het
verzoek contact op te nemen met de alarmcentrale van de ABN Amro vanwege een
transactie op haar bankrekening, en/of
- ( nadat die [benadeelde 2] belt naar een van de in voornoemd sms-bericht genoemde
telefoonnummers) in de valse hoedanigheid van een medewerker van de afdeling
Fraudezaken tegen die [benadeelde 2] te zeggen dat zij haar pincode moet inspreken en/of
dat een persoon langs zou komen om haar bankpas en identifier op te halen, en/of
- ( vervolgens) zich te melden bij de woning van die [benadeelde 2] en zich voor te doen als
een persoon gestuurd in opdracht van de bank,
waardoor die [benadeelde 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of het ter
beschikking stellen van bovenomschreven gegevens;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 20 maart 2023 te Loosdrecht, gemeente Wijdemeren,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een geldbedrag (totaal 1250 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan de ABN Amro bank en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft
en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van een valse sleutel, door voornoemd geldbedrag op te nemen met
een bankpas op naam van die [benadeelde 2] met bijbehorende pincode, in elk geval een
sleutel tot het gebruik waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet
gerechtigd was/waren;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 18 februari 2023 te Sint Nicolaasga, gemeente De Fryske Marren,
althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een bankpas en/of
Rabobank reader, en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de
pincode van voornoemde bankpas,
door
- die [benadeelde 3] een appje te sturen op/in naam van de Rabobank met het verzoek
contact op te nemen met de alarmcentrale van de Rabobank vanwege mogelijke
fraude met haar bankrekening, en/of
- ( nadat die [benadeelde 3] belt naar het in voornoemd appbericht genoemd telefoonnummer van de alarmcentrale) in de valse hoedanigheid van een
bankmedewerker tegen die [benadeelde 3] te zeggen dat zij haar pincode moet inspreken
en/of dat een persoon langs zou komen om haar bankpas en reader op te halen,
en/of
- ( vervolgens) zich te melden bij de woning van die [benadeelde 3] en zich voor te doen
als een persoon gestuurd in opdracht van de bank,
waardoor die [benadeelde 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of het ter
beschikking stellen van bovenomschreven gegevens;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
4
hij op of omstreeks 18 februari 2023 te Sint Nicolaasga, gemeente De Fryske Marren
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een geldbedrag (800 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de
Rabobank en/of [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te
nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
een valse sleutel, door voornoemd geldbedrag op te nemen met een bankpas op
naam van die [benadeelde 3] met bijbehorende pincode, in elk geval een sleutel tot het
gebruik waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
16-128772-23hij op of omstreeks 24 februari 2023 te Almere, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een telefoon (Samsung S22 Ultra), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )
10-067343-241
hij op of omstreeks 7 augustus 2023 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een of meerdere stukken zwaar vuurwerk, althans een of meer explosieven aan/op de (toegangs)deur van een pand gelegen aan de [adres] te bevestigen/te plakken, althans in de dichte nabijheid van/voor dat/die pand(en) te plaatsen en aan te steken, waardoor die/dat stuk(ken) vuurwerk, althans explosie(f)ven tot ontploffing is/zijn gebracht, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor het pand aan de [adres] en/of
naast- en/of bovengelegen panden en/of woningen en/of de inboedel/huisraad van
dat pand aan de [adres] en/of de inboedel/huisraad van
die naast- en/of bovengelegen panden en/of woningen, in elk geval gemeen gevaar
voor goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
één van de zich in het pand aan de [adres] en/of één van
de zich in de naast- en/of bovengelegen panden en/of woningen bevindende
pers(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor een ander of anderen
te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van
Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 7 augustus 2023 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw, te
weten een of meerdere panden en/of woningen, gelegen aan de [adres]
, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , althans aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededaders, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt;
( art 352 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 7 augustus 2023 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door een of meerdere stukken zwaar vuurwerk, althans een of meer explosieven aan/op de (toegangs)deur van een pand gelegen aan de [adres] te bevestigen/te plakken, althans in de dichte nabijheid van/voor dat/die pand(en) te plaatsen en aan te steken, waardoor die/dat stuk(ken) vuurwerk,
althans explosie(f)ven tot ontploffing is/zijn gebracht;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
10-099251-24
1
hij op of omstreeks 21 september 2023 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht
door op de deur van een pand, gelegen aan de [adres] ,
een fles met vloeistof, althans een explosieve/brandbare substantie en/of (zwaar)
vuurwerk (Cobra 6) en/of stof(fen), tot ontsteking en/of ontbranding en/of
ontploffing te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde pand en/of nabijgelegen
panden en/of de in die panden aanwezige goederen en/of auto’s, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander, te weten de in die
panden aanwezige personen en/of personen die zich op het moment van de
ontploffing in de nabijheid van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden,
te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van
Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 21 september 2023 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 4] en/of anderen in de woning aanwezig en/of ingeschreven heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een fles met vloeistof, althans een explosieve/brandbare substantie en/of
(zwaar) vuurwerk (Cobra 6) en/of stof(fen), te plaatsen op de deur van zijn woning
gelegen aan de [adres] , en aan te steken, waardoor de fles met
vloeistof, althans een explosieve/brandbare substantie en/of (zwaar) vuurwerk
(Cobra 6) en/of stof(fen), tot ontploffing is gebracht;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 21 september 2023 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw, te weten een woning, gelegen aan de [adres] , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
( art 352 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 maart 2023, genummerd PL2000-2023017381, opgemaakt door politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, doorgenummerd 1 tot en met 38. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van de terechtzitting op 19 november 2024.
3.Pagina 5 en 6.
4.Pagina 6.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 juli 2023, genummerd PL0900-2023184049, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 110. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
6.Pagina 1 en 2.
7.Pagina 2.
8.Pagina 44 en 45.
9.Pagina 45.
10.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 9 mei 2023, genummerd PL0900-2023060325, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 39. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
11.Pagina 5.
12.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 26 maart 2023, genummerd PL1700-2023249392, opgemaakt door politie Eenheid Rotterdam, doorgenummerd 1 tot en met 138. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
13.Pagina 19 t/m 21.
14.Pagina 30.
15.Pagina 34.
16.Pagina 11.
17.Pagina 19 t/m 21.
18.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 maart 2024, genummerd PL1700-2023303693, opgemaakt door politie Eenheid Rotterdam, doorgenummerd 1 tot en met 336. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
19.Pagina 8 en 9.
20.Pagina 12.
21.Pagina 8 en 9.