ECLI:NL:RBMNE:2024:6588

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
UTR 24/5931
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van het beroep inzake kinderopvangtoeslag en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft verzoeker, woonachtig in België, op 13 september 2024 beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen. Hij stelde dat de Dienst niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Op 16 september 2024 heeft de Dienst alsnog een besluit genomen, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van zijn proceskosten. De Dienst heeft echter niet gereageerd op dit verzoek.

De rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen. Volgens de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank bepalen dat de verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen, indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoet is gekomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de proceskosten van verzoeker, die door de Dienst moeten worden vergoed, € 437,50 bedragen. Dit bedrag is berekend op basis van 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor van 0,5. Daarnaast is de Dienst verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. De rechtbank heeft de Dienst veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoeker.

De uitspraak is gedaan door rechter M. Eversteijn en is openbaar uitgesproken op 15 november 2024. De griffier was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen. Partijen zijn geïnformeerd over hun recht om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak, binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5931

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] (België), verzoeker,

(gemachtigde: mr. R.E. Bogaards),
en

Dienst Toeslagen, verweerder,

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat verzoeker heeft ingediend op 13 september 2024 omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag herbeoordeling kinderopvangtoeslag.
Verweerder heeft op 16 september 2024 alsnog een besluit genomen op de aanvraag van verzoeker.
Verzoeker heeft het beroep daarna ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoeker) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van verzoeker. Verweerder heeft wel op 28 september 2024 een verweerschrift naar aanleiding van het beroep niet tijdig beslissen ingediend, waarin verweerder aangeeft dat verzoeker in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op
€ 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 875,- en een wegingsfactor 0,5). [1]
5. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. Verzoeker zal zich hiervoor tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 437,50 aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 november 2024.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Conform de uitspraak van de Afdeling van bijvoorbeeld 2 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1796.