In deze zaak heeft verzoeker, wonende in [woonplaats], beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik, omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag om informatie op basis van de Wet open overheid (Woo). Verzoeker diende zijn beroep in op 27 februari 2024. Na een besluit van verweerder op 2 juli 2024, heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder heeft echter niet gereageerd op dit verzoek.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek om proceskostenvergoeding te behandelen. De rechtbank overweegt dat, indien een beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten moet vergoeden, zoals vastgelegd in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Aangezien verweerder niet heeft gereageerd op het verzoek om proceskostenvergoeding, concludeert de rechtbank dat verweerder geen bezwaar heeft tegen de vergoeding. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 437,50 aan proceskosten, berekend op basis van de bijstand door een gemachtigde. Daarnaast is verweerder verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 187,- te vergoeden, zoals bepaald in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb. Verzoeker moet zich hiervoor tot verweerder wenden.
De uitspraak is gedaan door rechter M. Eversteijn en is openbaar uitgesproken op 19 november 2024. De griffier, E.J.H.C. Hui, was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen. Partijen zijn geïnformeerd over hun recht om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak, binnen zes weken na verzending.