ECLI:NL:RBMNE:2024:6568

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
UTR 24/5904
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid

In deze zaak heeft eiser, een inwoner van [woonplaats], beroep ingesteld tegen de minister van Klimaat en Groene Groei omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn verzoek om informatie op basis van de Wet open overheid (Woo). Het verzoek werd op 13 februari 2024 ingediend, maar de minister heeft pas op 25 september 2024 een verweerschrift ingediend. De rechtbank Midden-Nederland, die de zaak van de rechtbank Den Haag heeft overgenomen, heeft vastgesteld dat de minister de wettelijke beslistermijn heeft overschreden. Eiser heeft de minister op 1 mei 2024 in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen besluit genomen. De rechtbank heeft besloten dat de minister alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen en dat hij een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de minister veroordeeld om het griffierecht van € 187,- aan eiser te betalen. De uitspraak is gedaan op 12 november 2024 en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5904

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

de minister van Klimaat en Groene Groei, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld op 12 augustus 2024 omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek van 13 februari 2024 om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo).
Op 25 september 2024 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. Het beroep is ingediend bij de rechtbank Den Haag, die het vervolgens heeft doorgestuurd naar de rechtbank Midden-Nederland. Deze laatste rechtbank is namelijk de bevoegde rechtbank om op het beroep van eiser te beslissen. [1]
2. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
3. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4. Eiser heeft zijn verzoek ingediend op 13 februari 2024. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op het verzoek. Dat staat in artikel 4.4, eerste lid, van de Woo. Bij brief van 11 maart 2024 heeft verweerder de ontvangst van het Woo-verzoek bevestigd en heeft hij de beslistermijn verdaagd met twee weken op grond van artikel 4.4, tweede lid, van de Woo. Verweerder had naar eigen zeggen uiterlijk op 11 april 2024 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder op 1 mei 2024 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken. Eiser heeft op 12 augustus 2024 beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek.
5. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De standaardtermijn waarbinnen verweerder alsnog op het verzoek moet beslissen bedraagt in beginsel twee weken na de dag waarop deze uitspraak wordt verzonden (artikel 8:55d, eerste lid, Awb). Verweerder heeft de rechtbank in het verweerschrift meegedeeld dat verwacht wordt dat op 15 november 2024 een beslissing wordt genomen. Om die reden zal de rechtbank de beslistermijn bepalen op deze wettelijke termijn van twee weken.
8. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
9. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
10. Er zijn door eiser geen proceskosten gemaakt die vergoed moeten worden.
11. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 187,- aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder om uiterlijk twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187,- dat eiser heeft betaald moet betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 november 2024.
(De griffier is verhinderd de uitspraak
mede te ondertekenen).
griffier rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Artikel 8:7, tweede lid, van de Awb