ECLI:NL:RBMNE:2024:6567

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
UTR 23/4860
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om informatie op grond van de Wet Open Overheid

In deze zaak heeft verzoekster, een onbekende partij gevestigd in een onbekende plaats, op 5 oktober 2023 beroep ingesteld tegen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Verzoekster stelde dat de minister niet tijdig had beslist op haar verzoek om informatie op basis van de Wet Open Overheid (Woo). De minister heeft op 17 oktober 2023 alsnog een besluit genomen, maar verzoekster trok haar beroep in en vroeg om vergoeding van haar proceskosten. De minister heeft op 28 augustus 2024 gereageerd op dit verzoek.

De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek om proceskostenvergoeding te behandelen. De rechtbank overwoog dat, indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat de proceskosten door de verweerder moeten worden vergoed. Dit is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister geen bezwaar had tegen de vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de minister veroordeeld tot betaling van € 437,50 aan proceskosten, berekend op basis van de bijstand door een gemachtigde. Daarnaast is de minister verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 365,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter mr. B. Fijnheer op 12 november 2024, in aanwezigheid van griffier E.J.H.C. Hui. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4860

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 november 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [vestigingsplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. M. van Duijn),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat verzoekster heeft ingediend op 5 oktober 2023 omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek om informatie op grond van de Wet Open Overheid (Woo).
Verweerder heeft op 17 oktober 2023 alsnog een besluit genomen op de aanvraag van verzoekster. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
Verweerder heeft op 28 augustus 2024 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoekster te betalen.
4. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 437,50.
5. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 365,- te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoekster zal zich hiervoor tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 437,50 aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 november 2024.
(De griffier is verhinderd de uitspraak
mede te ondertekenen).
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.