In deze zaak heeft verzoekster, een onbekende partij gevestigd in een onbekende plaats, op 5 oktober 2023 beroep ingesteld tegen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Verzoekster stelde dat de minister niet tijdig had beslist op haar verzoek om informatie op basis van de Wet Open Overheid (Woo). De minister heeft op 17 oktober 2023 alsnog een besluit genomen, maar verzoekster trok haar beroep in en vroeg om vergoeding van haar proceskosten. De minister heeft op 28 augustus 2024 gereageerd op dit verzoek.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek om proceskostenvergoeding te behandelen. De rechtbank overwoog dat, indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat de proceskosten door de verweerder moeten worden vergoed. Dit is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister geen bezwaar had tegen de vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de minister veroordeeld tot betaling van € 437,50 aan proceskosten, berekend op basis van de bijstand door een gemachtigde. Daarnaast is de minister verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 365,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter mr. B. Fijnheer op 12 november 2024, in aanwezigheid van griffier E.J.H.C. Hui. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.