ECLI:NL:RBMNE:2024:6566

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
UTR 23/5560
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen intrekking WIA-aanvraag en proceskostenvergoeding

Op 21 november 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster, vertegenwoordigd door H.E. Wonnink, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verzoekster had op 14 november 2023 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar aanvraag van 9 februari 2023 voor herbeoordeling onder de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Verweerder nam op 17 januari 2024 een besluit, waarna verzoekster haar beroep introk en om vergoeding van proceskosten vroeg. Verweerder reageerde op 14 februari 2024 op dit verzoek.

De rechtbank besloot de zaak zonder zitting te behandelen, omdat zij voldoende informatie had. Volgens de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten moet vergoeden als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de verzoekster tegemoet is gekomen. Verweerder stelde dat een toekenning van 0,25 procespunt voldoende was. De rechtbank stelde de proceskosten van verzoekster vast op € 437,50, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde van € 875,- en een wegingsfactor van 0,5. Verweerder hoeft het griffierecht niet te vergoeden, omdat dit niet was betaald.

De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 437,50 aan proceskosten. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 november 2024, en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5560

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 november 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [vestigingsplaats] , verzoekster

(gemachtigde: H.E. Wonnink),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat verzoekster heeft ingediend op 14 november 2023 omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 9 februari 2023 om herbeoordeling in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Verweerder heeft op 17 januari 2024 een besluit genomen op de aanvraag van verzoekster. Verzoekster heeft het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
Verweerder heeft op 14 februari 2024 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en is van mening dat een toekenning van 0,25 procespunt volstaat.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op
€ 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 875,- en een wegingsfactor 0,5). [1]
5. Verweerder hoeft het griffierecht in deze zaak niet te vergoeden, omdat het griffierecht niet is betaald.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 437,50 aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 november 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Conform de uitspraak van de Afdeling van bijvoorbeeld 2 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1796.