Op 21 november 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had op 21 oktober 2024 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar bezwaar van 21 november 2023. Dit bezwaar was gericht tegen een besluit van verweerder van 12 oktober 2023, waarin een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) was afgewezen. Verweerder had op 7 november 2024 een verweerschrift ingediend, maar de rechtbank besloot dat een zitting niet nodig was.
De rechtbank overwoog dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet sturen. Eiseres had dit gedaan op 27 mei 2024, waarna zij op 21 oktober 2024 beroep instelde. De rechtbank constateerde dat de beslistermijn was overschreden en dat verweerder nog geen nieuw besluit had genomen. De rechtbank droeg verweerder op om alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit te nemen en legde een dwangsom op van € 100,- per dag bij overschrijding van de termijn, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast werd het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd, en werd verweerder veroordeeld tot betaling van € 437,50 aan proceskosten en € 51,- aan griffierecht aan eiseres. De rechtbank stelde de beslistermijn vast op vier weken na de hoorzitting op 12 december 2024, met een uiterste datum voor de beslissing op 9 januari 2025. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van griffier E.J.H.C. Hui.