ECLI:NL:RBMNE:2024:6564

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
UTR 24/6630
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake WIA-uitkering

Op 21 november 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had op 21 oktober 2024 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar bezwaar van 21 november 2023. Dit bezwaar was gericht tegen een besluit van verweerder van 12 oktober 2023, waarin een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) was afgewezen. Verweerder had op 7 november 2024 een verweerschrift ingediend, maar de rechtbank besloot dat een zitting niet nodig was.

De rechtbank overwoog dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet sturen. Eiseres had dit gedaan op 27 mei 2024, waarna zij op 21 oktober 2024 beroep instelde. De rechtbank constateerde dat de beslistermijn was overschreden en dat verweerder nog geen nieuw besluit had genomen. De rechtbank droeg verweerder op om alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit te nemen en legde een dwangsom op van € 100,- per dag bij overschrijding van de termijn, met een maximum van € 15.000,-.

Daarnaast werd het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd, en werd verweerder veroordeeld tot betaling van € 437,50 aan proceskosten en € 51,- aan griffierecht aan eiseres. De rechtbank stelde de beslistermijn vast op vier weken na de hoorzitting op 12 december 2024, met een uiterste datum voor de beslissing op 9 januari 2025. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van griffier E.J.H.C. Hui.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6630

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: J. Bel)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld op 21 oktober 2024, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar van 21 november 2023. Het bezwaar is gericht tegen het besluit van verweerder van 12 oktober 2023 over de afwijzing van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend gedateerd 7 november 2024.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op haar aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft haar bezwaarschrift ingediend op 21 november 2023. Verweerder moet binnen zeventien weken beslissen, gerekend vanaf het moment dat de bezwaartermijn is verstreken. Dat staat in artikel 112 van de WIA. Verweerder heeft de beslistermijn verlengd tot en met 24 mei 2024. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder op 27 mei 2024 in gebreke heeft gesteld en sindsdien twee weken zijn verstreken. Eiseres heeft op 21 oktober 2024 beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar.
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De standaardtermijn waarbinnen verweerder alsnog op het verzoek moet beslissen bedraagt in beginsel twee weken na deze uitspraak (artikel 8:55d, eerste lid, Awb). Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen (artikel 8:55d, derde lid, Awb).
5. Verweerder geeft in zijn verweerschrift aan dat hij tot op heden niet in staat is geweest om een beslissing op bezwaar af te geven door een capaciteitsgebrek aan verzekeringsartsen.
Eiseres is uitgenodigd voor een hoorzitting op 12 december 2024. De rechtbank ziet aanleiding om de beslistermijn vast te stellen op vier weken nadat de hoorzitting van
12 december 2024 heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat verweerder uiterlijk 9 januari 2025 een beslissing moet nemen op het bezwaar van eiseres.
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt een maximum van € 15.000,-.
7. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
8. Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De rechtbank stelt de proceskosten van eiseres die verweerder moet betalen vast op
€ 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 875,- en een wegingsfactor 0,5). [1]
9. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 51,- aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk 27 november 2024 alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 437,50 aan proceskosten;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 november 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Conform de uitspraak van de Afdeling van bijvoorbeeld 2 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1796.